Zoekresultaten 391-400 van de 2791 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:53 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/386280 KL RK 21-54 C/05/386281 KL RK 21-55

    De klacht is ongegrond. Gelet op het (gemotiveerde) verschil van mening tussen klaagster en de verkoper over het al dan niet gegronde beroep op de opschortende voorwaarde in de koopovereenkomst en de omstandigheid dat de notaris de waarborgsom blijkens de koopovereenkomst voor koper en verkoper gezamenlijk houdt, valt de notaris tuchtrechtelijk geen verwijt te maken van het niet op eerste verzoek van klaagster terug betalen van de waarborgsom.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:54 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/386222 KL RK 21-51

    Klaagster klaagt terecht dat de notaris haar benoeming tot executeur niet heeft aanvaard. Gelet op de inhoud van het testament en de wil van erflaatster had de notaris een andere invulling moeten geven aan de aan haar toebedeelde rol als toezichthouder.De tweede klacht is ook gegrond. De notaris had de leveringsakte niet mogen passeren zonder nader onderzoek te doen naar het grote verschil tussen de WOZ-waarde en de verkoopprijs. Klachtonderdeel 3 ongegrond en klachtonderdeel 4 is gegrond. De maatregel is een berisping. 

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:55 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/385856 KL RK 21-49

    De klacht is gedeeltelijk gegrond. Eerst na voldoende indringend doorvragen had de notaris zich een afgewogen oordeel kunnen vormen over de vraag of hij zijn ministerie kon verlenen. Om zich ervan te vergewissen of hij ministerie moest verlenen of weigeren, moest de notaris immers over voldoende informatie beschikken. Door het kennelijk onvoldoende doorvragen bij [Y] heeft de notaris zichzelf in de positie gebracht dat hij meewerkte aan een rechtshandeling waarvan hij onvoldoende kon beoordelen of die medewerking gerechtvaardigd was. De klacht is in zoverre gegrond. De notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:52 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367804 KL RK 20-35

    Klaagster verwijt de oud-notaris garantiegelden, bestemd voor de stichting [F.] ten onrechte naar de bankrekening van [L.] te hebben overgemaakt. Klaagster heeft rekeningafschriften overgelegd waaruit blijkt dat de oud-notaris garantiegelden heeft overgemaakt aan [L.], in plaats van aan de stichting [F.] zelf. Het verwijt dat klaagster de oud-notaris maakt is daarom naar het oordeel van de kamer terecht. Klaagster kan in haar klacht worden ontvangen omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij eerst in mei 2020 over de rekeningafschriften waarop de klacht gebaseerd is kon beschikken. Deze informatie moet daarom naar het oordeel van de kamer worden aangemerkt als een “redelijkerwijs nadien bekend geworden gevolg” in de zin van artikel 99 lid 21 Wna, zodat dit onderdeel van haar klacht - die binnen een jaar na het bij klaagster bekend worden van de rekeningafschriften bij klaagster is ingediend - ontvankelijk is. De notaris heeft door zijn handelen het beroep van de kopers op de garantieregeling feitelijk onmogelijk gemaakt en daarmee het vertrouwen in het notariaat ernstig geschaad. De oud-notaris is inmiddels echter bij wijze van tuchtmaatregel reeds uit zijn ambt ontzet. De hier op te leggen tuchtmaatregel blijft daarom beperkt tot een boete. De kamer acht een boete van € 10.000,00 gepast.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:48 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/383544 / KL RK 21-21

    Rol notaris bij zogenaamde warme grondhandel. Werkwijze notaris moet getoetst aan uitgangspunten zoals deze ten tijde van de transactie, dus eind 2019, geldig waren. In dit geval heeft de notaris niet in strijd met deze uitgangspunten heeft gehandeld. De kamer weegt daarbij mee dat klager voorafgaand aan de levering van de notaris een concept-akte met duidelijke waarschuwende tekst heeft ontvangen en deze conceptakte en waarschuwende tekst is door de kandidaat-notaris met klager op kantoor besproken, voordat klager de volmacht heeft ondertekend waarmee de akte van levering nadien is gepasseerd. Het was de eerste keer dat het kantoor van de notaris een transactie voor klager begeleidde en het was de eerste keer dat klager een speculatieve transactie afsloot, zo blijkt uit de aantekeningen die de kandidaat-notaris van het gesprek met klager gemaakt heeft. De prijsstijging die met de levering aan klager werd gerealiseerd was op zich zelf beschouwd op groede gronden verklaarbaar en tegelijk voor de notaris een gegeven, aangezien hij niet bij de voorafgaande transactie betrokken was. De kamer ziet daarom al met al geen aanknopingspunten de notaris een tuchtrechtelijk verwijt te maken van de wijze waarop de notaris in deze zaak, tegen de achtergrond van de destijds geldende uitgangspunten, invulling heeft gegeven aan zijn onderzoeks- en Belehrungsplicht en destijds geen doorslaggevende redenen heeft gezien zijn dienstverlening in deze zaak te weigeren. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:49 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/382700 / KL RK 21-10

    N otaris wordt berispt omdat hij zijn werkzaamheden in deze zaak heeft beperkt tot het uitvoeren van de opdracht van een schuldeiser van klaagster, te weten het opstellen en laten ondertekenen van een akte schuldbekentenis. De notaris heeft verzuimd in contact te treden met (de gemachtigde van) klaagster en bij die partij de van belang zijnde informatie in te winnen en te geven. Bij gebrek aan een gesprek met (de gemachtigde van) klaagster heeft de notaris niet vernomen dat (de gemachtigde van) klaagster de vorderingen van schuldeiser betwistte. Bijgevolg heeft de notaris (de gemachtigde van) klaagster er dus ook niet op gewezen dat hij met de ondertekening van de volmacht het verweer tegen de vordering prijsgaf. Ook is klaagster door de notaris niet geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van executie van de akte van schuldbekentenis en ook niet op de mogelijkheid om juridisch advies in te winnen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/2

    De klacht van het BFT valt, kort gezegd, uiteen in de volgende klachtonderdelen. Het BFT verwijt de notaris dat hij heeft gehandeld in strijd met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening (hierna: de Beleidsregel). Het BFT houdt de notaris mede verantwoordelijk voor de door de kandidaat-notaris gepasseerde akte van oprichting van [Y B.V.]. Deze akte mist authenticiteit.      C.     De notaris heeft zijn poortwachtersrol onvoldoende vervuld bij twee aandelenoverdrachten. Klachtonderdeel A wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat artikel 1 van de Beleidsregel van toepassing is op de (inhoudelijke) samenwerking tussen de notaris en de uit het ambt ontzette oud-notaris, die als (enige) werknemer werkte voor [Y B.V.]. Zou dat niet het geval zijn, dan zou de werking van deze bepaling kunnen worden ontlopen door een ontzette notaris (telkens) als werknemer van een zelfstandige entiteit, niet zijnde een notariskantoor, samen te laten werken met een notaris. Daarmee zou de bepaling feitelijk nauwelijks tot geen betekenis hebben. Klachtonderdeel B wordt ongegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel C wordt gegrond verklaard. Wat betreft de maatregeloplegging heeft de kamer overwogen dat - gezien de ernst van de verweten gedragingen en het feit dat een groot deel van de klachtonderdelen gegrond wordt verklaard - de optelsom zou kunnen zijn dat aan de notaris de zwaardere maatregel van berisping wordt opgelegd, maar daarvoor ziet de kamer te weinig grond. De notaris heeft blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en nalaten ten aanzien van klachtonderdeel C. Hij heeft ook maatregelen getroffen ter verbetering van de naleving van zijn verplichtingen op grond van de Wwft. Zo heeft hij naar eigen zeggen zijn kantoorbeleid verbeterd en aangescherpt. In zijn verweerschrift heeft de notaris uitgebreid toegelicht op welke wijze hij dat heeft gedaan en heeft hij gewezen op een audit van zijn notariskantoor in november 2019, waarbij het kantoor “up to standards” werd bevonden. Daar komt bij dat de aan de notaris gemaakte verwijten betrekking hebben op het handelen/nalaten van de notaris in 2015, 2016 en 2017 en er sinds die tijd binnen het notariaat een behoorlijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de bewustwording op het gebied van integere beroepsuitoefening en de Wwft.   Verder weegt in het voordeel van de notaris mee dat hij een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft. Gezien het vorenstaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/83

    De klacht van klager valt (kort gezegd) uiteen in de volgende twee klachtonderdelen. 1. De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van moeder. 2. De notaris weigert met een onterecht beroep op zijn geheimhoudingsplicht om informatie te verstrekken over de gang van zaken bij het opstellen en passeren van de volmacht. Klachtonderdeel 1 wordt ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 wordt gegrond verklaard. De kamer heeft daartoe overwogen dat onder de geheimhoudingsplicht alleen valt wat de notaris als zodanig is toevertrouwd en waarvan de cliënt erop mocht vertrouwen dat het verborgen blijft voor anderen. De notaris heeft niet weersproken dat de vragen die hem door klager zijn gesteld, (grotendeels) de gang van zaken rond de totstandkoming van de volmacht betroffen. De notaris had klager, die daarbij een redelijk belang had, uitleg moeten geven over de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van de volmacht, meer in het bijzonder over hoe zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid en onafhankelijke wilsvorming van moeder heeft plaatsgevonden. Indien de notaris meende dat bepaalde zaken tóch onder zijn geheimhoudingsplicht vielen, had hij daarover in zijn correspondentie met klager uitleg moeten geven, hetgeen de notaris heeft nagelaten. Aan de notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/372567 / KL RK 20-77

    De kamer is van oordeel dat de verwijten die klaagster de notaris maakt (onpartijdigheid, verwaarlozing zorg-, waarschuwings- en identificatie- en geheimhoudingsplicht, alsmede falen als partij-adviseur) geen van alle doel kunnen treffen. De ambtsverplichtingen waar klaagster haar verwijten op baseert, hoezeer deze uiteraard ook in deze zaak voor de notaris gelden, nemen immers niet weg dat de notaris op grond van zijn ministerieplicht gehouden was te voldoen aan het verzoek van de advocaat van [E.] om mee te werken aan de doorhaling van het recht van hypotheek in de vorm van het tekenen van een royementsvolmacht. Deze verplichting van klaagster berustte aanvankelijk op het verstekvonnis van 5 (hersteld op 6) februari 2020 en nadien (mede) op de uitkomst van het daartegen ingesteld verzet. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/5

    Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld bij het verzorgen van de algehele doorhaling van de in 2011 en 2013 ten behoeve van de bank op (onder meer) de percelen gevestigde hypotheekrechten. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk handelend kandidaat-notaris betaamt. Zijn handelwijze getuigt niet van de door klagers gestelde verwijtbare partijdigheid. De bank was de enige die bevoegd was om de hypotheekrechten op te zeggen en daartoe een royementsvolmacht af te geven. Met de kandidaat-notaris is de kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris niet verplicht was om klagers te informeren over het doorhalen van de hypotheekrechten. Dat de bank abusievelijk akkoord is gegaan met algehele doorhaling van de beide hypotheekrechten is niet toe te rekenen aan de kandidaat-notaris. Op basis van de verstrekte kadastrale informatie in het royementsverzoek en in de royementsvolmacht was het aan de bank om te onderzoeken welke onroerende zaken nog waren ondergezet en of er nog leningen/kredieten liepen die door de hypotheekrechten waren veiliggesteld. In de gegeven omstandigheden ziet de kamer niet in wat er nog meer van de kandidaat-notaris verwacht had mogen worden, temeer nu een (kandidaat-) notaris in het algemeen geen invloed heeft op de handel- en werkwijze van de bank. Dat dat in dit geval anders zou zijn, is gesteld noch gebleken. De klacht wordt ongegrond verklaard.