Zoekresultaten 311-320 van de 2791 resultaten

  • ECLI:NL:TNORAMS:2022:8 Kamer voor het notariaat Amsterdam 707323/NT 21-51

    Klacht Bureau Financieel Toezicht (BFT) ingevolge artikel 110 lid 1 Wna. De klacht ziet voornamelijk op de poortwachtersrol van de notaris in het kader van de Wna en de Wwft. De klacht is gegrond, de kamer legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2022:7 Kamer voor het notariaat Amsterdam 706067/NT 21-47

    Klacht over nalatigheid notaris bij opstellen en passeren testament van de zoon van klaagster. De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de zoon van klaagster de nodige voorlichting over de gevolgen van het testament heeft gegeven. Klacht ongegrond. 

  • ECLI:NL:TNORDHA:2022:3 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-39

    Klagers verwijten de notaris dat hij zijn zorgplicht ernstig heeft geschonden door mee te werken aan de door hem op 13 mei 2014 opgestelde en ondertekende registerverklaring retentierecht en twee akten van schuldbekentenis van 25 september 2014 en 7 november 2019 tussen schuldenaar en [K].

  • ECLI:NL:TNORDHA:2022:1 Kamer voor het notariaat Den Haag 21-20

    Door het handelen van de notaris is klaagster financieel en testamentair benadeeld.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2022:2 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-34

    De negatieve liquiditeit en solvabiliteit zijn, zowel in kantoor als in privé, niet toegestaan. Hiermee handelt de notaris in strijd met artikel 23 van de Wet op het notarisambt (Wna) jo. artikel 2 van de Administratieverordening en artikel 3 van het Reglement verslagstaten 2010 en de toelichtingen daarbij. Dit mede in verband met de algemene toelichting op de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2022:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/41

    Het draait in deze zaak om de vraag of door de kandidaat-notaris via de nota van afrekening ten onrechte bepaalde kosten in mindering zijn gebracht op de verkoopopbrengst en om de vraag of bepaalde kosten via de nota van afrekening verrekend hadden moeten worden. Daarnaast is het de vraag of de kandidaat-notaris is tekortgeschoten in de communicatie jegens klager.De kamer verklaart de klacht ongegrond. De kamer komt namelijk tot de conclusie dat de nota van afrekening onder verantwoordelijkheid van de notaris is opgemaakt. De notaris is uiteindelijk ook overgegaan tot uitbetaling van de verkoopopbrengst. De kandidaat-notaris is hiervoor niet verantwoordelijk.Verder constateert de kamer dat de kandidaat-notaris de e-mails van klager steeds (inhoudelijk) heeft beantwoord. Voor zover klager behoefte had aan een nadere toelichting, had het op zijn weg gelegen om de kandidaat-notaris hiervan op de hoogte te brengen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat klager dit heeft gedaan. Hier komt bij dat de notaris de communicatie van de kandidaat-notaris met klager op enig moment heeft overgenomen. De kandidaat-notaris valt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2022:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/68

    De klacht gaat - samengevat - over de wijze waarop de notaris zijn werkzaamheden als executeur van de nalatenschap van de heer [A] heeft verricht. De voorzitter van de kamer heeft geoordeeld dat deze klacht, die klager namens de overleden heer [A] heeft ingediend, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen van de notaris ná diens overlijden, kennelijk niet-ontvankelijk is. De kamer heeft het verzet van klager tegen deze beslissing van de voorzitter ongegrond verklaard.Eerst tijdens de mondelinge behandeling van het verzet heeft klager meegedeeld dat hij de klacht mede namens zichzelf heeft ingediend. Voor zover dat het geval is, sluit de kamer zich aan bij het oordeel van de voorzitter dat de klacht ook dan kennelijk niet-ontvankelijk is.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2022:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/69

    Klager heeft een klacht tegen de kandidaat-notaris ingediend. De voorzitter van de kamer heeft geoordeeld dat deze klacht, die klager namens de overleden heer [A] heeft ingediend, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen van de notaris ná diens overlijden, kennelijk niet-ontvankelijk is. De kamer heeft het verzet van klager tegen deze beslissing van de voorzitter ongegrond verklaard.Eerst tijdens de mondelinge behandeling van het verzet heeft klager meegedeeld dat hij de klacht mede namens zichzelf heeft ingediend. Voor zover dat het geval is, sluit de kamer zich aan bij het oordeel van de voorzitter dat de klacht ook dan kennelijk niet-ontvankelijk is.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2022:13 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/38

    De klacht gaat over de handelwijze van de notaris in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van klaagsters vader. Aangezien klaagster en de andere deelgenoten het niet eens konden worden over de verkoop van een bosperceel en de verdeling van erflaters nalatenschap, heeft de rechtbank in 2017 beslist dat voor het geval klaagster binnen twee weken na betekening van het betreffende vonnis niet haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan de verkoop en/of levering van het bosperceel zou verlenen, het vonnis in de plaats treedt van de onderhandse akte tot opdrachtverlening aan de makelaar en de onderhandse akte tot verkoop van het bosperceel, alsmede van de notariële akte tot levering van het perceel. In 2019 heeft de notaris in haar hoedanigheid van executeur het bosperceel verkocht aan een derde. Aan een andere notaris (notaris C) is opdracht gegeven om de levering van het bosperceel te verzorgen. De levering heeft op 11 november 2019 plaatsgevonden.Vast staat dat betekening van het vonnis aan klaagster niet heeft plaatsgevonden.Met hetgeen de notaris heeft erkend staat eveneens vast dat zij niet heeft onderzocht of de voorwaarde waaronder het vonnis in de plaats mocht treden voor klaagsters medewerking in vervulling was gegaan, toen zij als executeur tot verkoop van het bosperceel overging. Evenmin staat ter discussie dat de communicatie tussen notaris C en de deelgenoten liep via de notaris in haar hoedanigheid van (professioneel) executeur in erflaters nalatenschap. De notaris heeft bij e-mail aan (de medewerkster van) notaris C meegedeeld dat klaagster geen volmacht had getekend en het vonnis dus in de plaats treedt van de medewerking van klaagster.Als gevolg van de handelwijze van de notaris is klaagster ten onrechte niet bij de verkoop en het passeren van de akte van levering van het bosperceel betrokken. Niet in geschil is dat klaagster pas naderhand (namelijk in december 2020) bekend is geworden met de verkoop en de levering. Door klaagster volledig buiten de verkoop en levering van het bosperceel te houden, heeft de notaris het klaagster onmogelijk gemaakt zich tijdig te laten informeren en voorlichten over de onderliggende koopakte, de inhoud van de akte van levering en de aan de deelgenoten in rekening gebrachte kosten. De klacht wordt in zoverre gegrond verklaard en aan de notaris wordt de maatregel van berisping opgelegd. De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het verzoek van klaagster om de notaris op te dragen over te gaan tot afgifte van het complete dossier aan klaagster. De klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2022:14 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/39

    De klacht heeft betrekking op de door de notaris in 2019 gepasseerde akte van levering ten aanzien van een bosperceel, waarbij een vonnis in de plaats is getreden van de medewerking van klaagster. Genoemd vonnis was op dat moment nog niet betekend aan klaagster.Volgens de kamer rust op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de in een akte opgenomen rechtshandelingen. Zo dient een notaris bij het verlijden van een akte strekkende tot overdracht van registergoederen in ieder geval te onderzoeken wie bevoegd is/zijn om over het registergoed te beschikken. Niet ter discussie staat dat klaagster en anderen gezamenlijk bevoegd waren om over het bosperceel te beschikken. In beginsel was dus voor de levering van het bosperceel de medewerking van ieder van hen vereist. In dit geval had de rechtbank in 2017 beslist dat voor het geval klaagster binnen twee weken na betekening van het vonnis niet haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan de verkoop en/of levering van het bosperceel zou verlenen, het vonnis in de plaats treedt van de onderhandse akte tot opdrachtverlening aan de makelaar en de onderhandse akte tot verkoop van het bosperceel, alsmede van de notariële akte tot levering van het perceel. Uit het dictum van dat vonnis volgt duidelijk dat betekening van het vonnis aan klaagster noodzakelijk was. Dat brengt mee dat de notaris - alvorens het vonnis te gebruiken in plaats van de medewerking van klaagster - diende te onderzoeken of betekening van het vonnis aan klaagster had plaatsgevonden. Vast staat dat de notaris dit onderzoek niet heeft gedaan. Hij heeft verklaard dat hij enkel is afgegaan op de e-mail van een andere notaris waarin die notaris had meegedeeld dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van klaagster. De kamer verklaart de klacht daarom gegrond, maar ziet in de omstandigheden van het geval geen reden om een maatregel op te leggen. De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het verzoek om de notaris op te dragen over te gaan tot afgifte van het complete dossier aan klaagster.