ECLI:NL:TNORDHA:2022:2 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-34

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2022:2
Datum uitspraak: 16-02-2022
Datum publicatie: 07-04-2022
Zaaknummer(s): 20-34
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Financieel toezicht BFT
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De negatieve liquiditeit en solvabiliteit zijn, zowel in kantoor als in privé, niet toegestaan. Hiermee handelt de notaris in strijd met artikel 23 van de Wet op het notarisambt (Wna) jo. artikel 2 van de Administratieverordening en artikel 3 van het Reglement verslagstaten 2010 en de toelichtingen daarbij. Dit mede in verband met de algemene toelichting op de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 16 februari 2022 inzake de klacht onder nummer 20-34 van:

Bureau Financieel Toezicht,

hierna ook te noemen: klager,

tegen

mr. [naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr. M.C.J. Höfelt te Amsterdam.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 21 juli 2020.

1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlagen, ontvangen.

1.3 Op 2 december 2020 heeft er een voorzittersgesprek plaatsgevonden tussen klager en de notaris. Dit gesprek heeft niet geleid tot het gewenste resultaat.

1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. Daarbij waren aanwezig namens klager mrs. B.A. Schimmel en R. Wisse, en de notaris bijgestaan door mr. M.C.J. Höfelt. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

2. De feiten

2.1       Uit een onderzoeksrapportage van klager van 24 mei 2017 blijkt dat er sprake was van negatieve financiële posities per 31 december 2016 (negatieve kantoorliquiditeit van € 127.976,- en een negatieve kantoorsolvabiliteit van € 95.119,-).

2.2       Op 24 augustus 2017 heeft klager met de notaris een normoverdragend gesprek gevoerd vanwege de negatieve financiële posities, waarbij aan de notaris een hersteltermijn is gegeven. De notaris werd in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 30 september 2018 een positieve kantoorliquiditeit- en solvabiliteit te krijgen.

2.3       Op verzoek van de notaris is de gegeven hersteltermijn door klager verlengd tot ten hoogste 31 oktober 2019. Vervolgens is de hersteltermijn door klager, wederom op verzoek van de notaris, nogmaals verlengd tot ten hoogste 28 februari 2020.

2.4       Op 23 oktober 2019 heeft klager opnieuw een onderzoek bij de notaris verricht om het herstel te monitoren. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in de bevindingen in de onderzoeksrapportage van 12 mei 2020. Hierin is geconstateerd dat de financiële posities van het kantoor, na afloop van de hersteltermijn, per 31 maart 2020 nog steeds negatief zijn. Daarnaast is er geconstateerd dat de financiële posities van de notaris in privé per 31 december 2019 eveneens negatief zijn.

2.5       In de onderzoeksrapportage van 12 mei 2020 is geconstateerd dat per 31 maart 2020 sprake was van een negatieve kantoorliquiditeit van € 45.869,-. Daarnaast was per diezelfde datum sprake van een negatieve kantoorsolvabiliteit van € 23.946,-. Ook is ten aanzien van de notaris geconstateerd dat in privé per 31 december 2019 sprake was van een negatieve liquiditeit van € 60.868,-. Daarnaast was per diezelfde datum sprake van een negatieve privé solvabiliteit van € 46.499,-.

3. De klacht en het verweer

3.1 De negatieve liquiditeit en solvabiliteit zijn, zowel in kantoor als in privé, niet toegestaan. Hiermee handelt de notaris in strijd met artikel 23 van de Wet op het notarisambt (Wna) jo. artikel 2 van de Administratieverordening en artikel 3 van het Reglement verslagstaten 2010 en de toelichtingen daarbij. Dit mede in verband met de algemene toelichting op de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011.

3.2 Bij de notaris is sinds 31 maart 2020 sprake van een negatieve kantoorliquiditeit alsmede een negatieve kantoorsolvabiliteit. Daarnaast zijn ook de financiële posities in privé per 31 december 2019 negatief. Hierdoor moet de notaris gelet op de voorgeschiedenis van negatieve financiële posities over de afgelopen jaren en gelet op de geboden gelegenheden tot herstel, redelijkerwijs verwachten dat hij niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Klager acht dit klachtwaardig.

3.3       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

4.2       De Kamer overweegt als volgt. Vast is komen te staan dat de notaris sinds 2017, zowel zakelijk als privé, een aanzienlijke negatieve liquiditeits- en solvabiliteitspositie heeft (gehad). De notaris heeft daardoor gehandeld in strijd met artikel 23 van de Wet op het notarisambt (Wna) jo. artikel 2 van de Administratieverordening en artikel 3 van het Reglement verslagstaten 2010 en de toelichtingen daarbij.

4.3       De negatieve posities, de risico’s die die met zich brengen en de periode waarover die posities hebben bestaan, kunnen zonder meer het indienen van een klacht rechtvaardigen. De oorzaken daarvan en de inzet van de notaris doen aan die risico’s niet af. Wel wegen die oorzaken en inzet mee bij de bepaling van de aard (en omvang) van een op te leggen maatregel. Duidelijk is dat de situatie niet door frauduleus handelen is ontstaan. Verder heeft de notaris vanaf het eerste gesprek met klager ingezet op verbetering van de financiële posities. Hij heeft vanaf dat eerste contact volledige openheid van zaken gegeven en informatie aangeleverd. Hij heeft verder maatregelen getroffen ter verbetering van zijn administratieve verplichtingen. Hoewel een aantal jaren is verstreken, is daadwerkelijke verbetering gebleken. De notaris heeft, ook ter zitting, blijk gegeven van inzicht in het laakbare van zijn handelen en nalaten. Hij heeft een blanco tuchtrechtelijk verleden. Hoewel de ernst van de feiten een berisping kan rechtvaardigen, acht de Kamer, gelet op alle omstandigheden, de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.4       Verder ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. De Kamer ziet in dit concrete geval grond de kostenveroordeling te bepalen op € 1.250,-  De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 1.250,-.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, O. van der Burg, R.J. Groenhof, M.R.H. Krans en J.W.A.P. Michels, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.