ECLI:NL:TNORSHE:2022:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/69

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2022:12
Datum uitspraak: 21-03-2022
Datum publicatie: 05-04-2022
Zaaknummer(s): SHE/2021/69
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager heeft een klacht tegen de kandidaat-notaris ingediend. De voorzitter van de kamer heeft geoordeeld dat deze klacht, die klager namens de overleden heer [A] heeft ingediend, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen van de notaris ná diens overlijden, kennelijk niet-ontvankelijk is. De kamer heeft het verzet van klager tegen deze beslissing van de voorzitter ongegrond verklaard.Eerst tijdens de mondelinge behandeling van het verzet heeft klager meegedeeld dat hij de klacht mede namens zichzelf heeft ingediend. Voor zover dat het geval is, sluit de kamer zich aan bij het oordeel van de voorzitter dat de klacht ook dan kennelijk niet-ontvankelijk is.

Klachtnummer    : SHE/2021/69 (daarvoor SHE/2021/51)

Datum uitspraak : 21 maart 2022  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 7 oktober 2021 naar aanleiding van de klacht van:

[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de kandidaat-notaris] (hierna: de kandidaat-notaris),

werkzaam in [plaatsnaam].

1.         De procedure

1.1.      Klager heeft bij brief van 16 juli 2021 klachten geformuleerd tegen de kandidaat-notaris en tegen notaris de heer mr. [Y], gevestigd in [vestigingsplaats]. De kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) heeft deze brief met bijlage ontvangen op 19 juli 2021. De klacht tegen mr. [Y] is afzonderlijk in behandeling genomen onder nummer SHE/2021/40.

1.2.      Bij beslissing van 7 oktober 2021 heeft mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter), op de klacht beslist. Naar zijn oordeel is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Om die reden heeft hij de klacht direct afgewezen.

Bij beslissing van dezelfde datum heeft de voorzitter geoordeeld dat de klacht tegen mr. [Y] ook kennelijk niet-ontvankelijk is. Die klacht is daarom eveneens direct afgewezen.

1.3.      Bij e-mail van 19 oktober 2021 aan de kamer heeft klager verzet ingesteld tegen de twee beslissingen van de voorzitter. Het verzet tegen de beslissing inzake mr. [Y] is afzonderlijk in behandeling genomen onder nummer SHE/2021/68.

1.4.      Het verzet is mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 17 januari 2022. Klager is bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. De kandidaat-notaris is daarbij niet aanwezig geweest, zoals hij bij brief van 21 oktober 2021 aan de kamer heeft meegedeeld.  

2.          De feiten

2.1.      De kandidaat-notaris is sinds [datum] 2019 werkzaam op het notariskantoor [kantoor X].

2.2.      In het Centraal Testamentenregister is geregistreerd dat de heer [A] bij testament van 1 november 2013 over zijn nalatenschap heeft beschikt. Dit testament is gepasseerd door wijlen notaris de heer mr. [Z].

2.3.      De heer [A] is op [datum] 2014 overleden. Mr. [Y] is bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 17 juni 2015 met ingang van 20 juni 2015 benoemd tot executeur van de nalatenschap van de heer [A].

2.4.      Mr. [Z], die bij leven werkzaam was bij [kantoor X], is op [datum] 2021 overleden.

2.5.      Bij beslissing van [datum] 2021 heeft een (andere) plaatsvervangend voorzitter van de kamer de kandidaat-notaris benoemd tot zware waarnemer van het protocol van mr. [Z].

3.          De klacht

De klacht gaat voor een belangrijk deel over de wijze waarop mr. [Y] zijn werkzaamheden als executeur van de nalatenschap van de heer [A] heeft uitgevoerd. De klacht tegen de kandidaat-notaris is in het klaagschrift als volgt omschreven:

“Notariskantoor [kantoor X] is het kantoor dat, zie bijlage, het testament van [A] heeft verleden. En dus zou moeten reageren als een collega – notaris dat bij [kantoor X] verleden testament gaat verkrachten. Maar met de smoes van geheimhoudingsverplichting wordt elke discussie vakkundig afgekapt.”

4.          De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 99 lid 15 Wet op het notarisambt (Wna) kan een klager tegen de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de kamer. De kamer constateert dat het verzetschrift is ontvangen op 19 oktober 2021, zodat het verzet tijdig is gedaan.

Klager is dan ook ontvankelijk in het verzet.

4.2.      Vervolgens is de vraag aan de orde of de beslissing van de voorzitter op goede gronden is gegeven. Naar aanleiding van de klacht heeft de voorzitter (onder meer) het volgende overwogen:

“3.3.       Voordat een klacht inhoudelijk wordt beoordeeld, moet eerst worden beoordeeld of een klacht ontvankelijk is. Daarbij is onder meer de vraag aan de orde of klager als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 99 lid 1 Wna. Op grond van dat wetsartikel kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de indiening van een klacht hetzij direct, hetzij indirect of afgeleid, verband moet houden met het eigen belang van degene die de klacht indient.

3.4.         Klager heeft deze klacht ingediend namens de heer [A]. Nu de heer [A] op [datum] 2014 is overleden, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen van de notaris ná diens overlijden, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

3.5.         Ook als de klacht zo zou moeten worden gelezen dat klager deze niet (enkel) namens de heer [A], maar ook op eigen titel (namens zichzelf) heeft ingediend, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat klager bijvoorbeeld erfgenaam is in de nalatenschap van de heer [A] of optreedt als gevolmachtigde van een erfgenaam. Het enkele feit dat klager zich door de band die tussen hem en de heer [A] is ontstaan nauw betrokken voelt bij de afwikkeling van diens nalatenschap, acht de voorzitter niet voldoende om klager als belanghebbende aan te merken in de zin van artikel 99 lid 1 Wna. De kring van belanghebbenden is namelijk niet zo ruim dat iedereen in het kader van het algemeen belang van de bescherming van de rechtszekerheid en het vertrouwen in het notariaat een tuchtklacht tegen een notaris kan indienen.”

4.3.      Op de eerste pagina van zijn verzetschrift heeft klager bevestigd dat hij de klacht namens de heer [A] heeft ingediend. Aangezien de heer [A] op [datum] 2014 is overleden, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen/nalaten van de kandidaat-notaris ná diens overlijden, is de kamer van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Een klachtprocedure kan immers niet worden aangevangen namens een overleden persoon. De kamer zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

Eerst tijdens de mondelinge behandeling van het verzet heeft klager meegedeeld dat hij de klacht mede namens zichzelf heeft ingediend. Voor zover dat het geval is, sluit de kamer zich aan bij het hiervoor geciteerde oordeel van de voorzitter dat de klacht ook dan kennelijk niet-ontvankelijk is.

4.4.      Op grond van het voorgaande zal de kamer het verzet ongegrond verklaren.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter,

mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. G. Herwig, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022 door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Klachtnummer    : SHE/2021/51

Datum uitspraak : 7 oktober 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter (hierna: de voorzitter) van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


[klager] (hierna: klager)  

wonende in [woonplaats]

tegen

[de kandidaat-notaris] (hierna: de kandidaat-notaris)

werkzaam in [plaatsnaam]

1.         De procedure

1.1.      Klager heeft bij brief van 16 juli 2021 klachten geformuleerd tegen de kandidaat-notaris en tegen notaris de heer mr. [Y], gevestigd in [vestigingsplaats]. De kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) heeft deze brief met bijlage ontvangen op 19 juli 2021. De klacht tegen mr. [Y] is afzonderlijk in behandeling genomen onder nummer SHE/2021/40.

2.          De feiten

2.1.      De kandidaat-notaris is sinds [datum] 2019 werkzaam op het notariskantoor [kantoor X].

2.2.      In het Centraal Testamentenregister is geregistreerd dat de heer [A] bij testament van 1 november 2013 over zijn nalatenschap heeft beschikt. Dit testament is gepasseerd door wijlen notaris de heer mr. [Z].

2.3.      De heer [A] is op [datum] 2014 overleden. Mr. [Y] is bij beschikking van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 17 juni 2015 met ingang van 20 juni 2015 benoemd tot executeur van de nalatenschap van de heer [A].

2.4.      Mr. [Z], die bij leven eveneens werkzaam was bij [kantoor X], is op [datum] 2021 overleden.

2.5.      Bij beslissing van [datum] 2021 heeft een (andere) plaatsvervangend voorzitter van de kamer de kandidaat-notaris benoemd tot zware waarnemer van het protocol van mr. [Z].

3.          De klacht en de beoordeling daarvan

3.1.      De klacht gaat voor een belangrijk deel over de wijze waarop mr. [Y] zijn werkzaamheden als executeur van de nalatenschap van de heer [A] heeft uitgevoerd.

De klacht tegen de kandidaat-notaris is in het klaagschrift als volgt omschreven:

“Notariskantoor [kantoor X] is het kantoor dat, zie bijlage, het testament van [A] heeft verleden. En dus zou moeten reageren als een collega – notaris dat bij [kantoor X] verleden testament gaat verkrachten. Maar met de smoes van geheimhoudingsverplichting wordt elke discussie vakkundig afgekapt.”

3.2.      Op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 11 van de Wet op het notarisambt (Wna) kan de voorzitter een klacht na een summier onderzoek terstond afwijzen als hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.

3.3.      Voordat een klacht inhoudelijk wordt beoordeeld, moet eerst worden beoordeeld of een klacht ontvankelijk is. Daarbij is onder meer de vraag aan de orde of klager als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 99 lid 1 Wna. Op grond van dat wetsartikel kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de indiening van een klacht hetzij direct, hetzij indirect of afgeleid, verband moet houden met het eigen belang van degene die de klacht indient.

3.4.      Klager heeft deze klacht ingediend namens de heer [A]. Nu de heer [A] op [datum] 2014 is overleden, terwijl de klacht bovendien betrekking heeft op het handelen van de notaris ná diens overlijden, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

3.5.      Ook als de klacht zo zou moeten worden gelezen dat klager deze niet (enkel) namens de heer [A], maar ook op eigen titel (namens zichzelf) heeft ingediend, is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat klager bijvoorbeeld erfgenaam is in de nalatenschap van de heer [A] of optreedt als gevolmachtigde van een erfgenaam. Het enkele feit dat klager zich door de band die tussen hem en de heer [A] is ontstaan nauw betrokken voelt bij de afwikkeling van diens nalatenschap, acht de voorzitter niet voldoende om klager als belanghebbende aan te merken in de zin van artikel 99 lid 1 Wna. De kring van belanghebbenden is namelijk niet zo ruim dat iedereen in het kader van het algemeen belang van de bescherming van de rechtszekerheid en het vertrouwen in het notariaat een tuchtklacht tegen een notaris kan indienen. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.          De beslissing

De voorzitter:

wijst de klacht terstond af omdat deze kennelijk niet-ontvankelijk is.

Deze beslissing is op 7 oktober 2021 gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

mr. E.J. van Vliet                                                        mr. T. Zuidema

Tegen deze beslissing van de voorzitter tot afwijzing van de klacht kan de klager binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij deze kamer voor het notariaat (Postadres: Postbus 70584, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch). De klager dient gemotiveerd aan te geven met welke overweging(en) van de voorzitter hij/zij zich niet kan verenigen. Hij/zij kan daarbij vragen over het verzet te worden gehoord (artikel 99, lid 15, Wna). Als het verzet aan de kamer voor het notariaat wordt voorgelegd, zal de voorzitter die de beslissing heeft gegeven een plaatsvervanger aanwijzen om hem bij de behandeling van het verzet te vervangen.