Zoekresultaten 10841-10850 van de 45118 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:54 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-754/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft in haar verweer naar voren gebracht dat niet zij, maar de man, het onderzoeksbureau I B.V. heeft ingeschakeld en de opdracht heeft verstrekt aan het bureau om een rapport op te stellen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad niet gebleken dat verweerster opdracht heeft gegeven tot, dan wel op enigerlei wijze betrokken is geweest bij, het vergaren van informatie, noch dat zij het onderzoeksbureau heeft ingeschakeld of de zoon heeft aangezet om informatie te vergaren. De raad is dan ook van oordeel dat de verwijten dat de zoon door toedoen van verweerster in een loyaliteitsconflict is gebracht, dat dit loyaliteitsconflict door toedoen van verweerster is verergerd en dat zij de man ervan had moeten weerhouden om via de zoon informatie te vergaren, feitelijke grondslag missen. De door het bureau verrichte observaties kunnen voorts niet als “stalking” worden gekwalificeerd. Ook het verwijt dat verweerster goedkeuring heeft verleend aan stalking van de huidige partner van klaagster, diens kinderen en de zoon mist feitelijke grondslag. Het stond verweerster vrij om ter onderbouwing van het verzoek van haar cliënt de van haar cliënt verkregen informatie ter onderbouwing van het verzoek in het geding te brengen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2091

    Klacht tegen een verweerster die een registratie heeft als verpleegkundige, die als zodanig werkzaam is binnen de instelling en tevens werkzaam als systemisch - en psychosociaal therapeut. In de relatie met klaagster is verweerster opgetreden in de hoedanigheid van therapeut. Het college is van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht. Verweerster wordt onder meer verweten dat: 1) zij haar (privé)gevoelens met klaagster, als cliënt, heeft gedeeld, terwijl klaagster nog bezig was met relatietherapie. Klaagster had nooit willen weten dat verweerster liefdesgevoelens voor haar ex-partner had gekregen. Klaagster vindt dat erg onprofessioneel en er is geen rekening gehouden met haar kwetsbare psychische staat van zijn op 26 juni 2020; 2) zij na het ontdekken van haar gevoelens niet meteen de behandeling met klaagster heeft stopgezet, maar zeker nog één therapie aan klaagster heeft gegeven; Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20135

    Klacht tegen een verpleegkundige. De inspectie verwijt de verpleegkundige dat zij heeft gehandeld in strijd met de professionele grenzen door een (seksuele) relatie aan te gaan met een cliënt kort na het eindigen van de zorgrelatie die zij met hem had. Zij had de cliënt leren kennen in het kader van de zorg die zij als verpleegkundige bij de instelling aan de cliënt verleende. Ondanks dat zij zich bewust was van de professionele normen heeft zij ervoor gekozen een relatie aan te gaan met de cliënt zonder daarbij de vereiste afkoelingsperiode in acht te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster op de maatregel van schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van zes maanden, met bepaling dat deze schorsing niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij het bevoegde regionale of centraal tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat verweerster voor het einde van de proeftijd van twee jaren zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:51 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-765/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Vast staat dat verweerder in zijn e-mail d.d. 7 november 2019 aan de deken heeft verklaard dat hij “de inhoud van de confraternele correspondentie niet betwist”. Tevens staat vast dat klaagster sub 2 en C B.V. al geruime tijd twisten over de vraag of een finale overeenstemming over de beëindiging van hun samenwerking is tot stand gekomen. Verweerder heeft namens zijn cliënten het standpunt ingenomen dat weliswaar in 2016 is gecorrespondeerd, maar dat geen overeenstemming is bereikt. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft verweerder gesteld dat C B.V. in de onderhandelingen een nadrukkelijk voorbehoud heeft gemaakt, inhoudend dat het relatie- en concurrentiebeding van kracht moest blijven, welk voorbehoud door klaagster sub 2 niet werd geaccepteerd. De raad is van oordeel dat deze vaststaande feiten niet tot de conclusie leiden dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. De raad kwalificeert het optreden van verweerder niet als handelen in strijd met gedragsregel 8 omdat het hier niet gaat om het verkondigen van evident feitelijke onjuistheden, maar om het naar voren brengen van het standpunt van zijn cliënten over een juridisch twistpunt. . Klaagster sub 2 is wegens het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang niet-ontvankelijk in de klacht over schending van gedragregel 24. Klager sub 1 is wel ontvankelijk in dit klachtonderdeel, maar de klacht is ongegrond. Dat verweerder het indienen van een tuchtklacht bij klager sub 1 heeft aangekondigd maakt niet dat sprake is van “dreigen”, zoals door klager gesteld. Klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond. Klachtonderdeel 3 deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/282

    De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij professionele grenzen heeft geschonden door 1) met een patiënt tijdens de behandelrelatie een (langdurige) vriendschappelijke relatie aan te gaan en 2) leningen van die patiënt in ontvangst te nemen, te vragen hem nogmaals geld te lenen (zelfs nadat hij door de zorgaanbieder op non-actief was gesteld) en bij die patiënt - na afwijzing van zijn verzoek - daarop aan te dringen. De verpleegkundige heeft, ondanks toezeggingen, het geleende geld aan die patiënt niet terugbetaald. Enkele jaren eerder was er al een dringend advies van de inspectie jegens de verpleegkundige zijn professionele grenzen te bewaken als hij weer in de zorg zou gaan werken. De verpleegkundige heeft inmiddels zijn registratie als verpleegkundige in het BIG-register laten doorhalen. De inspectie verzoekt de klacht gegrond te verklaren en als maatregel op te leggen een ontzegging van het recht wederom als verpleegkundige in het register te worden ingeschreven. Gegrond

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:52 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-772/DB/ZWB/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn de CCV-opgave gedaan en heeft in het jaar 2019 niet aan de opleidingsverplichting voldaan. Berisping. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/121

    Klager dient een klacht in tegen een huisarts met onder andere het verwijt dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door te spreken over klager met iemand van het wijkteam zonder toestemming van klager. Verweerder voert verweer. Gegrond, waarschuwing

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:53 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-908/DB/ZWB/D

    Dekenbezwaar. Verweerster heeft in strijd met inhoud en strekking van de artikelen 6.10 en 6.11 Voda en de kernwaarde integriteit gehandeld door aan haar levenspartner een geheimhoudernummer ter beschikking te stellen en te laten gebruiken. Hierdoor is het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Onderdeel 1 van het dekenbezwaar is derhalve gegrond. Op grond van de stukken, het verhandelde ter zitting en de vaststaande feiten is de raad van oordeel dat verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De raad stelt voorop dat het enkele feit dat verweersters levenspartner haar regelmatig naar zittingen en afspraken brengt, niet maakt dat hij gerekend kan worden tot de medewerkers of het personeel van verweerster in de zin van artikel 11a lid 1 Advocatenwet. Een cliënt dient erop te kunnen vertrouwen dat de gegevens die hij/zij in vertrouwen aan zijn/haar advocaat ter beschikking stelt, niet ter kennis van derden worden gebracht. Uit hetgeen verweerster in de stukken en ter zitting heeft verklaard blijkt dat de praktische inrichting van haar kantoor zodanig is dat zij die vertrouwelijkheid niet kan waarborgen. Dat is in strijd met de op verweerster rustende geheimhoudingsplicht. Dat verweerster haar levenspartner een geheimhoudingsverklaring heeft laten ondertekenen maakt dit niet anders. Immers, de cliënten van verweerster moeten er op kunnen rekenen dat de zaken die zij met verweerster bespreken, niet ter kennis komen van derden en dus ook niet van haar levenspartner. Ook onderdeel 2 van het dekenbezwaar is derhalve gegrond. Voorwaardelijke schorsing van drie weken. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-119

    Klagers verwijten verweerder dat hij tegen klagers is opgetreden in een geschil waarin verweerder eerder voor klaagster optrad en dat verweerder oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de stichting derdengelden van zijn kantoor door geruime tijd een bedrag onder zich te houden dat niet kwalificeert als derdengelden en evenmin aan verweerder of zijn stichting toebehoort. Hoewel er de eerste keer wellicht geen sprake was van een formele opdracht aan verweerder om als advocaat voor klaagster op te treden heeft verweerder zich wel als zodanig naar buiten toe voorgedaan. Verweerder is extern als advocaat opgetreden en daarmee zijn de gedragsregels op hem van toepassing geworden. De uitzonderingssituatie zoals genoemd in lid 3 van gedragsregel 15 geldt alleen indien voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten (a) dat de belangen niet dezelfde zaak betreffen, (b) de advocaat niet over vertrouwelijke informatie beschikt en (c) niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van onder meer de voormalige cliënt. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Klacht gegrond. Met instemming van verweerder is op verzoek van de cliënte van verweerder een bedrag afkomstig van een bankrekening die klagers en de cliënte van verweerder gezamenlijk toebehoorde op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 6.22 lid 3 en 6.19 lid 2 van de Voda. Een derdengeldenrekening dient voor geen ander doel te worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Het gebruik dan wel het parkeren van derdengelden zonder noodzaak of redelijk doel op deze rekening is niet geoorloofd. Van een noodzaak was geen sprake, aangezien ook op andere manieren, zoals door het leggen van conservatoir beslag, het door verweerder gewenste doel bereikt had kunnen worden. Klacht gegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:51 Raad van Discipline Amsterdam 20-793/A/NH

    Klacht tegen advocaat wederpartij in verband met beschuldigingen van (onder meer) valsheid in geschrifte, diefstal en verduistering in een processtuk. Bij het uiten van dergelijke beschuldigingen mag van een advocaat worden verwacht dat hij zich er tevoren van vergewist dat hier voldoende grond voor bestaat. Naar het oordeel van de raad had verweerder terughoudend behoren te zijn met het presenteren van dergelijke beschuldigingen als vaststaand feit. Dat de beschuldigingen citaten waren uit een processtuk van een andere advocaat in een andere procedure doet aan het voorgaande niet af. Waarschuwing en kostenveroordeling.