Zoekresultaten 1691-1700 van de 3010 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet786.2014

      Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW571.2014

      Bankbeslag en beslagvrije voet. Uitgangspunt is dat de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. Het betreft hier namelijk geen beslag op een vordering tot periodieke betaling. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij de gerechtsdeurwaarder er zich rekenschap van dient te geven dat de ministerieplicht ophoudt en eventueel de weg van art 438 lid 4 Rv dient te worden gevolgd. Dergelijke omstandigheden doen zich hier niet voor. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:58 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet112.2015

    Verzet niet tijdig gedaan. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet75.2015

      Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW62.2014

      Bejegeningsklacht. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn e-mail niet de benodigde terughoudendheid betracht. Hij mocht meedelen dat hij de opdracht had om het faillissement aan te vragen als er niet zou worden betaald, maar had er vervolgens beter aan gedaan slechts mee te delen wat zijn cliënt nog meer overwoog te gaan ondernemen. Hij had door het summier schetsen van de verdere gevolgen voor klagers indien zij niet tot betaling zouden overgaan, deze op een fatsoenlijke manier ook kunnen aanmanen. Dat het faillissement inmiddels is uitgesproken, zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft meegedeeld, doet aan het vorenstaande niet af. De Kamer acht de klacht gegrond, maar ziet geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW205.2015

      Negatieve bewaringspositie, handelen in strijd met de BLOS-regels, schenden van de regels voor de liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s, te veel afhankelijk van één opdrachtgever, onheuse bejegening in correspondentie met klager. De Kamer acht de klachten, die niet zijn weersproken, gegrond en ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt. Beslissing op schorsing aangehouden. Hoger beroep ingesteld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW205.2015schorsing

    Verzoek van de toezichthouder tot schorsing van de gerechtsdeurwaarder ex art. 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet. D e Kamer is van oordeel dat op grond van de beslissing van 25 maart 2015 (waarbij de gerechtsdeurwaarder uit het ambt is ontzet) is komen vast te staan dat er een ernstig vermoeden in de zin van artikel 38, eerste lid, van de Gdw aanwezig is. Schorsing voor de duur van zes maanden met onmiddellijke ingang. Hoger beroep ingesteld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:22 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW895.2014

      De gerechtsdeurwaarders wordt verweten kosten in rekening te brengen voor exploten tot aanzegging van de datum van ontruiming van een onroerende zaak, terwijl een zodanige aanzegging wettelijk niet is voorgeschreven. De gerechtsdeurwaarders wordt daarnaast verweten kosten door te berekenen voor de kennisgeving bij afzonderlijk exploot aan het College van B&W van de gemeente waar de ontruiming plaatsvindt. De wet schrijft niet voor dat deze kennisgeving bij exploot moet geschieden. De gerechtsdeurwaarders wordt als laatste verweten dat zij bij elke ontruiming een ‘vaste getuige’ opvoeren.   De eerste twee klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel miskennen de gerechtsdeurwaarders dat het bepaalde in artikel 556 lid 2 Rv een facultatieve bevoegdheid betreft. Dat brengt mee dat de gerechtsdeurwaarders per individueel geval een afweging moeten maken over de noodzakelijkheid van de inzet van een getuige. Er mag geen sprake zijn van een gestandaardiseerde werkwijze. De gerechtsdeurwaarders hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij per individueel geval een afweging hebben gemaakt omtrent de noodzaak om een getuige mee te nemen. Dit wordt versterkt doordat zij in alle ontruimingszaken een getuige hebben meegenomen en dat de desbetreffende getuigen de processen-verbaal niet hebben ondertekend. Dit klachtonderdeel wordt door de Kamer gegrond verklaard. Beide gerechtsdeurwaarders wordt de maatregel van een geldboete van € 4000,00 opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:20 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet881.2014

    Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW364.2014

      Afdragen ontvangen gelden. De gerechtsdeurwaarders hebben erkend dat niet is voldaan aan de Bestuursregel afwikkeling derdenbeslagen. Deze klacht wordt gegrond verklaard. Geen maatregel opgelegd. De overige klachten worden ongegrond verklaard.