ECLI:NL:TGDKG:2015:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet786.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:45
Datum uitspraak: 17-02-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet786.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM  

Beschikking van 17 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 7 oktober 2014 met nummer 195.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 786.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ]

1. Verloop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 9 oktober 2014 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 24 oktober 2014, heeft klaagster tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015. Klaagster heeft e-mail van 31 december 2014 laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen. Zij heeft verzocht om een andere datum te bepalen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 februari 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Dossier 896689

-           Dit dossier betreft vordering van Zilveren Kruis Achmea.

-           Op 17 november 2010 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen.

-           Op 8 december 2010 hebben de gerechtsdeurwaarders een collega-gerechts-deurwaarder de opdracht gegeven om het vonnis aan klaagster te betekenen met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 21 maart 2011 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder in opdracht van de gerechtsdeurwaarders ten laste van klaagster beslag onder de Belastingdienst gelegd, welk beslag op 4 april 2011 aan klaagster is overbetekend.

-           Bij brief van 31 mei 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders de verklaring derdenbeslag van de Belastingdienst aan klaagster doen toekomen.

-           Bij brief van 21 augustus 2012 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 een specificatie van de vordering aan klaagster doen toekomen.

Dossier 1015509

-           Dit dossier betreft een vordering van Nuon Sales Nederland en Liander.

-           Op 8 juni 2011 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen.

-           Op 8 juli 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders een collega-gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om het vonnis aan klaagster te betekenen met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brief van 2 augustus 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders de telefonisch met klaagster overeengekomen betalingsregeling bevestigd. Nadien hebben de gerechtsdeurwaarders en klaagster betreffende deze regeling nog met elkaar gecorrespondeerd. De betalingsregeling is uiteindelijk komen te vervallen.

Algemene feiten

-           Op 24 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op het motorvoertuig van klaagster gelegd. Daar dit beslag niet tijdig is overbetekend hebben de gerechtsdeurwaarders dit beslag opgeheven en op 3 juni 2013 opnieuw beslag gelegd en het proces-verbaal diezelfde dag aan klaagster overbetekend.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben de kosten van het beslag d.d. 24 mei 2013 abusievelijk niet tegen geboekt. Dit hebben de gerechtsdeurwaarders inmiddels hersteld.

-           Op 4 juli 2013 heeft klaagster telefonisch contact met de gerechtsdeur-waarders opgenomen en zij zijn toen een voorlopige betalingsregeling voor beide dossiers overeengekomen. Deze betalingsregeling is diezelfde dag schriftelijk door de gerechtsdeurwaarders bevestigd.

-           Bij brief van 23 juli 2013 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat het verschuldigde onjuist was en dat zij een specificatie wilde ontvangen.

-           Bij brief van 30 juli 2013 heeft gerechtsdeurwaarders sub 1 een specificatie aan klaagster doen toekomen.

-           Op 10 februari 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders een collega-gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om ten laste van klaagster loonbeslag te leggen, welk beslag op 4 maart 2014 aan klaagster is overbetekend.

-           Op 13 februari 2014 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld het niet eens te zijn met het loonbeslag.

-           Bij brief van 10 april 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klaagster medegedeeld welke stukken zij over diende te leggen zodat de beslagvrije vrije voet herberekend zou kunnen worden.         

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de geldende criteria van redelijkheid en billijkheid heeft gehouden bij het incasseren van de vorderingen;

b: de gerechtsdeurwaarder stelselmatig weigert opening van zaken te geven over de hoogte van de vorderingen en over de wijze waarop betalingen worden verrekend met de openstaande bedragen;

c: de gerechtsdeurwaarder onterechte kosten heeft opgevoerd.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beschikking van de voorzitter

5.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat uit de brief van 4 juli 2013 kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder met klaagster een tijdelijke betalingsregeling is overeengekomen. Ook kan uit deze brief worden opgemaakt dat klaagster na 1 september 2013 contact met de gerechtsdeurwaarder op had moeten nemen teneinde een definitieve betaalafspraak overeen te komen. Nu uit de overgelegde bescheiden niet kan worden opgemaakt dat klaagster na voornoemde datum contact met de gerechtsdeurwaarder heeft opgenomen teneinde een definitieve betaalafspraak overeen te komen kan zij het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat hij tot het leggen van loonbeslag is overgegaan. De gerechtsdeurwaarder was daar blijkens de ten laste van klaagster gewezen vonnissen ook toe gerechtigd.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder op 30 juli 2014 een specificatie van één van de twee vorderingen aan klaagster heeft doen toekomen. Indien klaagster van de andere vordering ook een specificatie wilde ontvangen dan wel dat zij wilde weten op welke wijze haar betalingen worden verrekend met de openstaande bedragen dan had het op haar weg gelegen om de gerechtsdeurwaarder daarom te verzoeken. Uit de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt dat klaagster zulks heeft gedaan en om die reden treft de gerechtsdeurwaarder geen verwijt.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij abusievelijk de kosten van het beslag d.d. 24 mei 2013 in beide dossiers in rekening heeft gebracht in plaats van tegen geboekt. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig  aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Daarvan is echter niet gebleken. Daarnaast is klaagster door deze fout niet geschaad aangezien de fout door de gerechtsdeurwaarder is hersteld. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster zijn verontschuldigingen aangeboden voor de gemaakte fout. De fout is ook niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kon worden.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter tijdig ingesteld, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet                                                                                        

Klaagster is het niet eens met de beschikking van de voorzitter.          

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben verwezen naar hun verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 De Kamer ziet geen aanleiding om de behandeling van het verzet aan te houden, ook al omdat klaagster geen reden van verhindering heeft genoemd en zeer veel verhinderdata heeft opgegeven. Aanhouding zou betekenen dat de behandeling van de zaak onredelijke vertraging zou oplopen. Bovendien blijkt uit het verzetschrift zoals hierna zal worden overwogen, niet van nieuwe feiten of omstandigheden.

9.2 In verzet is het de Kamer gebleken dat de eerste overweging van de voorzitter niet geheel juist is. Uit de daar vermelde brief van de gerechtsdeurwaarders van 4 juli 2013 valt weliswaar af te leiden dat klaagster na 1 september 2013 contact diende op te nemen voor het treffen van een definitieve betalingsregeling, maar de voorzitter heeft niet vermeld dat klaagster hierna bij brief van 21 juli 2013 aan de gerechtsdeurwaarders heeft meegedeeld dat de gespecificeerde bedragen veel te hoog waren en niet overeenkwamen met die in het exploot van betekening. De gerechtsdeurwaarders hebben vervolgens bij brief van 30 juli 2013 de vordering opnieuw gespecificeerd en zijn daarbij op een lager bedrag uitgekomen. De voorzitter heeft ten onrechte van beide laatste brieven geen melding gemaakt bij zijn overweging. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders onbetwist gesteld dat na het opstellen van het verweerschrift aan klaagster op 6 mei 2014 nog een specificatie is toegezonden waarop de mutaties zijn vermeld. Bij de berekening van de beslagvrije voet is het misgegaan volgens de gerechtsdeurwaarders, maar dat is inmiddels gecorrigeerd. Volgens de gerechtsdeurwaarders blijkt uit het verzetschrift dat klaagster die brief heeft ontvangen.

9.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer voor het overige niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beschikking van de voorzitter. Met welke beschikking de Kamer zich verenigt.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.