Zoekresultaten 12881-12890 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:116 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-209

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheidings- en aanverwante kortgedingprocedure. De stelling van verweerder in zijn conclusie van antwoord dat klager naar verwachting de ‘gayscene’ gaat opzoeken, is naar het oordeel van de voorzitter niet discriminerend, zoals klager heeft gesteld. De klacht wordt in alle onderdelen kennelijk ongegrond geoordeeld.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.415

    Klacht tegen psychiater. Klager verblijft sinds het najaar van 2016 in een forensisch psychiatrisch centrum op een afdeling waar verweerster behandelend psychiater is. Ten aanzien van klager zijn in 2016, 2017 en 2018 behandelplannen opgesteld, waarin de classificatie steeds is aangepast. Eerder verblijf klager enige tijd in een penitentiair psychiatrisch centrum, waar ten aanzien van hem een andere diagnose was gesteld. De klacht houdt in dat 1) verweerster een verkeerde diagnose heeft gesteld en deze heeft gecommuniceerd naar de rechtbank, 2) verweerster klager door een verkeerde diagnose onjuist behandelt en laat behandelen, en 3) er sprake is van machtsmisbruik, omdat verweerster medicatie stopzet en andere vormen van chantage toepast en een doofpotbeleid voert. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:176 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.497

    Klacht tegen psychiater. Klager verblijft in verband met een TBS-maatregel in een forensisch psychiatrische kliniek, waar verweerder als psychiater werkzaam is. Klager wenste de door hem al jaren gebruikte paroxetine af te bouwen. Verweerder heeft de apotheek een recept gestuurd en in het opmerkingenveld opgetekend dat het om een afbouwschema ging. De apotheek heeft het recept ontvangen en per abuis onjuiste dosering, namelijk opbouwmedicatie, uitgezet. Klager verwijt verweerder dat hij onjuist heeft gehandeld bij de verstrekking van de medicatie paroxetine in juli 2017. Verweerder heeft niet direct adequaat gehandeld nadat klager onjuiste medicatie verstrekt heeft gekregen en het daarna niet goed ging met klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:130 Raad van Discipline Amsterdam 19-329/A/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een voormalig advocaat over verweerster in haar hoedanigheid van lid-advocaat van de raad van discipline Den Haag kennelijk ongegrond. Het tuchtrecht is niet bedoeld om het werk van een (andere) tuchtrechter te beoordelen. Een dergelijke klacht zal om die reden dan ook niet snel gegrond zijn. Dat zou alleen het geval kunnen zijn in zeer in het oog springende gevallen, zoals bij het aannemen van steekpenningen. Daarvan is echter geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:131 Raad van Discipline Amsterdam 19-299/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De klacht is kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster ondeugdelijk dan wel frauduleus heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/123

    Klager verwijt de apotheker dat hij in strijd met de Geneesmiddelenwet en in strijd met het advies van de psychiater heeft gehandeld, door meer dan 30 stuks Oxazepam per maand te verstrekken aan klager. De apotheker heeft verweer gevoerd. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:128 Raad van Discipline Amsterdam 19-297/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klaagster, die in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van twee minderjarige kinderen (van 8 en 5) een klacht heeft ingediend over de advocaat van de vader van de kinderen is kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.317

    Klacht tegen psychiater. Klager verblijft sinds 2002 in diverse TBS-klinieken. Tijdens zijn verblijf in het verleden in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) heeft klager oogletsel opgelopen, waarvoor hij medisch is behandeld. Verweerder is als psychiater in de functie van directeur behandelzaken werkzaam in het FPC waar klager vervolgens verbleef. Klager verwijt verweerder dat: 1) hem nader oogonderzoek is onthouden, en 2) hem een implantaat tegen hoge bloeddruk is onthouden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:129 Raad van Discipline Amsterdam 19-330/A/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een voormalig advocaat over verweerder in zijn hoedanigheid van lid-advocaat van de raad van discipline Den Haag kennelijk ongegrond. Het tuchtrecht is niet bedoeld om het werk van een (andere) tuchtrechter te beoordelen. Een dergelijke klacht zal om die reden dan ook niet snel gegrond zijn. Dat zou alleen het geval kunnen zijn in zeer in het oog springende gevallen, zoals bij het aannemen van steekpenningen. Daarvan is echter geen sprake.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.099

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster verwijt de neuroloog 1. dat zij is tekortgeschoten in de noodzakelijke informatieverstrekking, omdat de neuroloog ervan op de hoogte was dat klaagster lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis, maar dat niet aan klaagster heeft laten weten. Indien klaagster zou hebben geweten dat zij aan die stoornis lijdt dan zou zij zich niet hebben laten opereren, 2. dat de neuroloog geen goede nazorg heeft geleverd; immers klaagster is uit het ziekenhuis ontslagen zonder behandeling door een (neuro)psycholoog, terwijl die behandeling noodzakelijk was in verband met de ernstige emotionele buien van klaagster postoperatief en 3. er ten onrechte geen psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaande aan de operatie. Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat er gedurende een behandeling steeds maar één hoofdbehandelaar is. Gedurende het behandeltraject kan een wisseling van het hoofdbehandelaarschap optreden. De neuroloog is, als hoofdbehandelaar, niet in haar verantwoordelijkheid voor de aan klaagster verstrekte informatie over het mogelijk lijden van klaagster aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis tekort geschoten. Daarbij neemt Centraal Tuchtcollege in aanmerking dat het klaagster was die de neuroloog ervan op de hoogte heeft gesteld dat hiernaar na de operatie onderzoek zou worden gedaan, terwijl noch uit de stukken noch uit de behandeling ter zitting voldoende duidelijk is geworden dat op het moment dat dit aan de neuroloog bekend is gemaakt daarbij door klaagster tevens een verband werd gelegd met de besluitvorming over het al dan niet laten plaatsvinden van de operatie. Overigens zou het al dan niet bestaan van de stoornis het medisch oordeel over de beslissing over de operatie niet hebben beïnvloed. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.