ECLI:NL:TGZCTG:2019:176 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.497

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:176
Datum uitspraak: 27-06-2019
Datum publicatie: 27-06-2019
Zaaknummer(s): c2018.497
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verblijft in verband met een TBS-maatregel in een forensisch psychiatrische kliniek, waar verweerder als psychiater werkzaam is. Klager wenste de door hem al jaren gebruikte paroxetine af te bouwen. Verweerder heeft de apotheek een recept gestuurd en in het opmerkingenveld opgetekend dat het om een afbouwschema ging. De apotheek heeft het recept ontvangen en per abuis onjuiste dosering, namelijk opbouwmedicatie, uitgezet. Klager verwijt verweerder dat hij onjuist heeft gehandeld bij de verstrekking van de medicatie paroxetine in juli 2017. Verweerder heeft niet direct adequaat gehandeld nadat klager onjuiste medicatie verstrekt heeft gekregen en het daarna niet goed ging met klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.497 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.C. van Linde,

tegen                                       C., psychiater, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr R.J. Peet.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 13 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 19 november 2018, onder nummer 222/2018, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Nadien zijn nog enkele producties in het geding gebracht.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 juni 2019, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. M.C. van Linde, en de psychiater, bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, die zoals aangekondigd waarnam voor mr. R.J. Peet. De zaak is over en weer bepleit. In dit verband heeft mr. M.C. van Linde overgelegd een uitdraai van het door de heer E. aan de psychiater gestuurde e-mailbericht van 23 juli 2017, waaraan in het dossier wordt gerefereerd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      “DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1985, verblijft in verband met een TBS-maatregel in het D. te B. (hierna: de kliniek). Verweerder is als psychiater werkzaam in de kliniek.

Klager wenste in de zomer van 2017 de door hem al jaren gebruikte paroxetine af te bouwen.

Verweerder heeft de apotheek een recept gestuurd en in het opmerkingenveld opgetekend dat het om een afbouwschema ging.

Bij de datum 6 juli 2017 staat in de medische gegevens opgetekend dat de paroxetine van 30mg eenmaal daags zou worden afgebouwd. Per 6 juli 2017 werd de dosering eenmaal daags 20mg voor 30 dagen.

Op 10 juli 2017 meldde de apotheek dat vanaf de volgende dag de afbouw paroxentine werd gestart, bestaande uit meerdere zakjes met een hoeveelheid tabletjes.

Op 23 juli 2017 werd in de medische gegevens genoteerd, voor zover thans van belang:

“S       St gaf gisteren al aan dat de paroxetine in opbouw is ipv in afbouw. Hij zou van 20mg afbouwen tot stop in 28 dagen. Zakjes van de apotheek zijn genummerd (1,2,3,etc) maar de tabletten worden steeds meer. Zaterdag 8 1/2 en vandaag 9 1/2, etc.

Patient zit er psychisch slecht bij.

 P        Gisteren en vandaag overleg dr E.;

Tabletten geven zoals uitgezet door de apotheek. Hij gaat dr C. mailen om hierna te kijken.

Dr E. is van mening dat patient de paroxetine moet hebben.”

Op 24 juli 2017 werd klager bezocht door de dienstdoende psychiater. Er werd een spoedlevering paroxetine 20mg gedaan en klager verbleef in een patiëntenkamer onder cameratoezicht.

Op 24 juli 2018 noteerde psychiater F. in de medische gegevens:

“S       Pt slaapt al de hele dag, dit, volgens ST,na 3 dagen niet slapen. Heeft daarbij nauwelijks gegeven. Pt blijkt goed wekbaar,kijkt mij aan,antwoord niet.

pols 90 RA

C/

Slaap inhalen dankzij start Zyprexa?

Katatonie niet uitgesloten

B/

Separeer en camera continueren

Honger/dorst protocol starten

Dus,tenzij hij dan vold eet en drinkt,pols/RR,turgor etc

EN lab,laatste is dec 2016 geweest

P         St verzocht vocht/voedingslijst bij de tehouden/observeren. (dhr heeft in mijn bijz zijn vanavond 1,5 beker water gehad) Controles ingepland.

O         Contact met apotheek;

Daar is een fout gemaakt. Dhr had een afbouwschema van de paroxetine moeten krijgen, in plaats daarvan is per ongeluk een opbouwschema verstrekt. Fout lag dus bij apotheek. Voor vragen is er altijd contact op te nemen met apotheker.”

In het nadien door de directie van D. verzochte onderzoek naar de medicatiefout is, voor zover thans voor beoordeling van de klacht van belang, opgetekend:

“het recept voor afbouw in 28 dagen door de behandelend psychiater in het elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) is voorgeschreven.

(…)

De voorschrijver heeft in een tekstblok (opmerking) aangegeven dat het om afbouw gaat,

De apotheek heeft het recept ontvangen en per abuis, onjuiste dosering, namelijk opbouwmedicatie uitgezet. Volgens het proces is de apotheek verantwoordelijk voor de inhoudelijke levering aan de medische dienst. De apotheek heeft naast excuus voor de gemaakte fout aangegeven dat het recept niet onduidelijk of voor meerdere uitleg vatbaar was.”

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder onjuist heeft gehandeld bij de verstrekking van de medicatie paroxetine in juli 2017. Verweerder heeft niet direct adequaat gehandeld nadat klager onjuiste medicatie verstrekt heeft gekregen en het niet goed ging met klager op 22 juli 2017.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij in overleg met klager heeft besloten tot afbouw van de paroxetine. De fabrikanten van paroxetine voorzien niet in afbouwstrips. Er is een apotheek verzocht de afbouw van de paroxetine te verzorgen. De apotheek heeft abusievelijk een opbouwschema in plaats van een afbouwschema verstrekt. Bij de controle door de medische dienst in de kliniek is dit niet opgemerkt. Het incident is op 23 juli 2017 gemeld in het meldsysteem en een Sire-onderzoek is aangevraagd. Verweerder is niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het handelen van de apotheek of de medische dienst.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Klager heeft tegen een viertal zorgverleners die bij de medicatieverstrekking aan hem betrokken waren een klacht ingediend. Iedere beroepsbeoefenaar draagt tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen. Het persoonlijk handelen van verweerder staat bij de beoordeling van de klacht dan ook centraal. 

5.2

Verweerder heeft conform de afspraak met klager besloten tot gedoseerde afbouw van de door klager gebruikte paroxetine. Verweerder heeft een correct recept aan de apotheek geleverd waarbij hij bij gebrek aan mogelijkheden in het EVS in het opmerkingenveld heeft opgetekend dat het om een afbouwschema ging.

Op 10 juli 2017 heeft de apotheek aangegeven dat daags daarna gestart kon worden met het afbouwen van de paroxetine. Dat de apotheek een onjuiste dosering, namelijk een opbouwschema, heeft verstrekt en deze door de medische dienst aan klager is uitgedeeld via de baxterrol, kan niet leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt jegens verweerder.

Nadien is in de medische gegevens op 20 juli 2017 een aantekening gemaakt omtrent andere medicatie. Op 23 juli 2017 is, na constatering van de onjuiste medicatiedosering van de paroxetine, door psychiater E. aangegeven dat hij verweerder zou e-mailen. Daags daarna is klager door dienstdoende psychiater bezocht en is de paroxetine weer herstart. Niet gebleken is dat verweerder al eerder op de hoogte was van de verkeerde dosering. Op 23 juli 2017 is melding gedaan van de medicatiefout, de medicatie werd herstart, en daarna is een SIRE-onderzoek opgestart.

Het college is van oordeel dat de onjuiste medicatiedosering niet tuchtrechtelijk te verwijten valt aan verweerder. Evenmin is aannemelijk geworden dat verweerder eerder in actie had moeten komen nu verweerder eerst 23 juli 2017 door psychiater E. op de hoogte werd gebracht via de e-mail.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven. Daaraan voegt het Centraal Tuchtcollege nog toe dat de psychiater bij het voorschrijven van de medicatie persoonlijk contact heeft opgenomen met de apotheek, en in dat contact heeft uitgelegd dat het ging om een afbouwschema.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de psychiater nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 is dat debat voortgezet.

4.2       In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.3       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.4       Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, J. Legemaate en M.W. Zandbergen, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en J.J. de Jong, leden- beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2019.

Voorzitter w.g.           Secretaris  w.g.