ECLI:NL:TGZCTG:2019:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.317

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:174
Datum uitspraak: 27-06-2019
Datum publicatie: 27-06-2019
Zaaknummer(s): c2018.317
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verblijft sinds 2002 in diverse TBS-klinieken. Tijdens zijn verblijf in het verleden in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) heeft klager oogletsel opgelopen, waarvoor hij medisch is behandeld. Verweerder is als psychiater in de functie van directeur behandelzaken werkzaam in het FPC waar klager vervolgens verbleef. Klager verwijt verweerder dat: 1) hem nader oogonderzoek is onthouden, en 2) hem een implantaat tegen hoge bloeddruk is onthouden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.317 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. J.A.P.F. Hoens,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D.,

verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. H. Vorsselman.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 17 maart 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 2 mei 2017 onder nummer G2017/62, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Nadat klager tegen die beslissing in beroep is gekomen, heeft het Centraal Tuchtcollege bij beslissing van 21 november 2017, onder nummer C2017.212, de beslissing waarvan beroep vernietigd en de zaak teruggewezen naar het Regionaal Tuchtcollege. Bij beslissing in raadkamer van 23 juli 2018, onder nummer G2017/184, heeft laatstgenoemd College klager ontvankelijk verklaard in zijn klacht, en vervolgens de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 juni 2019. Klager is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen. Voor hem is verschenen zijn gemachtigde, mr. J.A.P.F. Hoens. Tevens is verschenen de psychiater. Zijn gemachtigde, mr. H. Vorsselman, is zoals tevoren aangekondigd niet verschenen. De zaak is over en weer bepleit.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

2.1

Klager verblijft sinds 2002 in diverse TBS-klinieken vanwege de aan hem opgelegde maatregel TBS. Tijdens zijn verblijf in het verleden in FPC E. heeft klager oogletsel opgelopen, waarvoor hij medisch behandeld is.

2.2

Vanaf 8 april 2015 verblijft klager in FPC F., waar verweerder als psychiater in de functie van directeur behandelzaken werkzaam is.

2.3

Na aanvang van zijn verblijf in de klinieken heeft klager herhaaldelijk klachten ingediend tegen meerdere medewerkers van de kliniek, onder wie verweerder.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder – verkort weergegeven – het volgende:

- dat hem nader oogonderzoek wordt onthouden;

- dat hem een implantaat tegen hoge bloeddruk wordt onthouden.

4. Het verweer

Het verweer luidt – verkort weergegeven – als volgt:

- klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht, omdat volgens het uitgangspunt in het tuchtrecht niet tweemaal over één en dezelfde klacht kan worden geklaagd;

- verweerder is niet rechtstreeks betrokken geweest bij de behandeling van klager;

- er is op adequate wijze gehandeld door de medische dienst ten aanzien van de medische klachten van klager om die zoveel als redelijkerwijs mogelijk te verhelpen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college acht klager ontvankelijk in zijn klachtonderdelen. De aard van de klachtonderdelen ziet op een verwijt doorlopend in tijd, omdat klager verwijt aan verweerder dat hij momenteel niet de zorg ontvangt die hij wenst. Eerdere uitspraken waarin is geoordeeld over vergelijkbare klachten van klager in het verleden, die overigens niet door (de gemachtigde van) verweerder zijn overgelegd in deze procedure, staan daarom niet aan de beoordeling van de onderhavige klacht over een nieuwe tijdsperiode in de weg.

5.2

Het college stelt voorop dat verweerder alleen kan worden aangesproken op zijn eigen handelen en nalaten. Hetgeen buiten zijn aanwezigheid door andere artsen of zorgverleners is gedaan of zou zijn verzuimd, valt buiten zijn verantwoordelijkheid. Klager heeft niet betwist dat verweerder in het onderhavige geval feitelijk niet direct betrokken is geweest bij zijn behandeling, zodat de klacht kennelijk ongegrond is. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn door klager niet gesteld of gebleken.”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. Vaststaande feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de psychiater nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 is dat debat voortgezet.

4.2       In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard. Subsidiair, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, is verzocht om terugwijzing van de zaak naar het Regionaal Tuchtcollege.

4.3       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in de klacht, subsidiair verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.4       Met het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege klager ontvankelijk in zijn klacht. Het hof neemt de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege in dit verband, zoals hierboven weergegeven onder 5.1, over en maakt deze tot de zijne.

4.5       Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van de klacht overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Uitgangspunt in het tuchtrecht is dat een klacht slechts gegrond kan worden bevonden als er sprake is van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde hulpverlener. De psychiater in de onderhavige zaak is als directeur behandelzaken eindverantwoordelijke voor de kwaliteit van zorg binnen de FPC. Dit brengt mee, anders dan het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld, dat ook handelen of nalaten buiten zijn aanwezigheid onder zijn verantwoordelijkheid kan vallen. Het dossier bevat evenwel geen enkele aanwijzing dat de psychiater in zijn functie van directeur behandelzaken tuchtrechtelijk verwijtbaar tekort is geschoten. Daarom komt het Centraal Tuchtcollege tot het zelfde eindoordeel als het Regionaal Tuchtcollege, namelijk dat de klacht ongegrond is.

4.6       Het Centraal Tuchtcollege ziet geen redenen om de zaak terug te wijzen naar het Regionaal Tuchtcollege, zoals verzocht door klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht inhoudelijk beoordeeld, dus van een inbreuk op het recht van partijen op rechtspraak in twee feitelijke instanties is geen sprake. Het Centraal Tuchtcollege zal de zaak daarom afdoen.

4.7       Het vorenstaande betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, J. Legemaate en M.W. Zandbergen, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en F.M.M. van Exter, leden- beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2019.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.