ECLI:NL:TADRAMS:2019:128 Raad van Discipline Amsterdam 19-297/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:128
Datum uitspraak: 24-06-2019
Datum publicatie: 27-06-2019
Zaaknummer(s): 19-297/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klaagster, die in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van twee minderjarige kinderen (van 8 en 5) een klacht heeft ingediend over de advocaat van de vader van de kinderen is kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  24 juni 2019

in de zaak 19-297/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

wettelijk vertegenwoordigster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 7 mei 2019 met kenmerk 2018-668063, door de raad ontvangen op 10 mei 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De wettelijk vertegenwoordigster is verwikkeld (geweest) in een geschil met haar ex-partner over onder meer de omgangsregeling met hun twee kinderen (hierna: de kinderen), geboren op 1 november 2011 en 17 oktober 2013. Verweerster is, sinds maart 2016, de advocaat van de ex-partner van klaagster.

1.2    Bij brief van 21 juni 2018 heeft de gemachtigde van de wettelijk vertegenwoordigster namens de wettelijk vertegenwoordigster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    de schending door haar cliënt van de belangen van de kinderen heeft bevorderd;

b)    een escalatie op 25 mei 2018 heeft bewerkstelligd en opzettelijk heeft geweigerd het belang van de kinderen niet nodeloos te schaden;

c)    opzettelijk niet de waarheid spreekt;

d)    zich schuldig maakt aan het willens en wetens uiten van kwaadaardige leugens en zich onnodig grievend uitlaat;

e)    haar cliënt niet heeft ontraden eigenrichting te plegen en dat zelfs heeft aangemoedigd en de wettelijk vertegenwoordigster chanteert met de eigenrichting van haar cliënt;

f)    zich even dreigend opstelt als haar cliënt.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de wettelijk vertegenwoordigster kan worden ontvangen in haar klacht over verweerster.

4.2    Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3    Vast staat dat de kinderen geen cliënt en geen wederpartij van verweerster zijn (geweest). De wettelijk vertegenwoordigster zelf is dat wel en alleen zij kan klagen over de door haar gemaakte verwijten aan het adres van verweerster. De gemachtigde van de wettelijk vertegenwoordigster heeft echter in zijn brieven aan de deken van onder meer 28 september 2018 en 4 januari 2019 heel duidelijk geschreven dat de wettelijk vertegenwoordigster niet namens zichzelf, maar namens de kinderen klaagt. De voorzitter is dan ook van oordeel dat de wettelijk vertegenwoordigster bij alle klachtonderdelen geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. De wettelijk vertegenwoordigster is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de wettelijk vertegenwoordigster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 24 juni 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 24 juni 2019 verzonden.