ECLI:NL:TGZRAMS:2019:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/123

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:118
Datum uitspraak: 27-06-2019
Datum publicatie: 27-06-2019
Zaaknummer(s): 2019/123
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de apotheker dat hij in strijd met de Geneesmiddelenwet en in strijd met het advies van de psychiater heeft gehandeld, door meer dan 30 stuks Oxazepam per maand te verstrekken aan klager. De apotheker heeft verweer gevoerd. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 18 maart 2019 binnengekomen klacht van:

A

wonende te C,

klager,

tegen

B

apotheker,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, verbonden aan Stichting VvAA te Utrecht.             

1.         De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

1.2       Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Op 5 december 2018 heeft verweerster 30 tabletten Oxazepam aan klager (september 1975) verstrekt, op basis van een origineel recept van 4 december 2018, uitgeschreven door de psychiater van klager.

In dit recept van 4 december staat vermeld, voor zover inhoudelijk van belang:

            “(…)

Voorschrijfdatum: 04-12-2018

R/30 st OXAZEPAM TABLET 10 mg

s. 1 x daags om 8 uur 1 ST

(…)

Zn 0,5 tot 1 extra bij sterke onrust

Aantal maal herhalen: 2/twee ”

2.2       Op 17 december heeft verweerster aan klager 30 stuks Oxazepam verstrekt, op basis van een een origineel recept van 16 december 2018, uitgeschreven door dezelfde psychiater van klager.

In dit recept van 16 december staat vermeld, voor zover inhoudelijk van belang:

            “ Voorschrijfdatum: 16-12-2018

(…)

R/30 st OXAZEPAM TABLET 10 mg

s. 1 x daags om 8 uur 1 ST

(…)

Zn 0,5 tot 1 extra bij sterke onrust

Aantal maal herhalen: 2/twee ”.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met

1.    de Geneesmiddelenwet heeft gehandeld, door meer dan 30 stuks Oxazepam per maand te vertrekken;

2.    het advies van de psychiater van klager heeft gehandeld, door - vanwege kans op 

suïcidaliteit - meer dan 30 stuks Oxazepam per maand te verstrekken.

Klager concludeert dat verweerster als hulpverlener niet heeft gehandeld zoals een redelijk en bekwaam hulpverlener betaamt.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

Het college zal de beide klachtonderdelen, gelet op enige samenhang, hieronder gezamenlijk bespreken.

5.1       Het college heeft geconstateerd dat verweerster in de maand december 2018 twee keer een hoeveelheid van 30 stuks Oxazepam heeft verstrekt aan klager op basis van twee originele recepten van de psychiater van klager (respectievelijk d.d. 4 en 16 december).

Met andere woorden, verweerster heeft gehandeld in opdracht van de psychiater van klager. Er was geen sprake van grensoverschrijdende doseringen, waarvoor verwacht had mogen worden dat verweerster contact had moeten opnemen met de voorschrijvend arts. Van handelen in strijd met de Geneesmiddelenwet is geen sprake.

5.2       Nu de psychiater zelf de benoemde doseringen heeft voorgeschreven, met ruimte voor extra innames per dag - het college verwijst naar de inhoud van de recepten: zie hierboven onder 2.1 en 2.2 – kan ook niet gesteld worden dat verweerster in strijd met het advies van de psychiater heeft gehandeld door meer dan 30 stuks Oxazepam per maand te verstrekken.

5.3       Verweerster heeft erkend dat de tweede verstrekking op 17 december 2018 wellicht aan de vroege kant is geweest, nu er op 5 december 2018 ook al 30 stuks waren verstrekt aan klager. Het ging wel om een periode van feestdagen; binnen de beroepsgroep is het volgens verweerster gewoon om in zo’n periode niet te strikt te zijn in het aanhouden van de datum waarop de medicijnen zouden mogen worden verstrekt.

Het college acht het iets eerder verstrekken van medicijnen dan gebruikelijk is in dit geval zeker verdedigbaar en dus niet (tuchtrechtelijk) verwijtbaar handelen. Immers, er was sprake van een aankomende periode met feestdagen waarin de apotheek gesloten is en er bestond, gelet op de inhoud van de uitgeschreven recepten, de mogelijkheid voor klager van extra innames per dag, waardoor de verstrekte tabletten eerder op zouden kunnen zijn.

5.4       Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, komt het college tot het oordeel dat beide klachtonderdelen dienen te worden afgewezen.

5.5       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college acht de klacht ongegrond.

Aldus beslist op 27 juni 2019 door:

J. Brand, voorzitter,

D.P. Krom en M.M. Goddijn, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris.

WG secretaris                                                                                            WG voorzitter