Zoekresultaten 11-20 van de 42756 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-300/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder heeft gelogen over de kantoorspecialisaties. Verweerder had de vrijheid om klagers zaak niet aan te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:21 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/424323 / KL RK 23-89

    Klagers verwijten de notaris: 1. Dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid. 2. Dat de notaris onvoldoende waarborg heeft gegeven voor onafhankelijke wilsvorming en/of tegen ongewenste beïnvloeding door één van de kinderen of andere belanghebbenden. 3. Dat de notaris de informatieplicht heeft geschonden door geen rechtstreeks contact te zoeken en door uitsluitend af te gaan op informatie van anderen. 4. dat de akte feitelijke onjuistheden bevat (verwijzing naar onjuist testament) 5. Dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. 6. Dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door in het (concept)testament en in zijn brieven aan te geven dat de bewindvoerder de mogelijkheid heeft om het bewind op te heffen, terwijl de wet die mogelijkheid niet biedt omdat alleen de rechter dit kan (artikel 4:178 lid 2 Burgerlijk Wetboek).Als uitgangspunt voor de behandeling van de klachten onder 1.,2. en 3. stelt de kamer voorop dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie (-dienst) te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening” van de KNB biedt hiervoor een handreiking. Het behoort tot de kernverantwoordelijkheden van een notaris om de vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt te bewaken. Verder moet de notaris op grond van artikel 43 lid 1 Wna zich ervan vergewissen dat een comparant de inhoud van de akte(n) begrijpt en dat de inhoud van deze akte(n) overeenstemt met de wil van de verschijnende partij. Deze informatieplicht hoort tot de kerntaken van de notaris en is onderdeel van de zorgplicht van de notaris.De kamer oordeelt dat de door de notaris geschetste gang van zaken rondom het bespreken en het passeren van het testament, voor de notaris aanleiding had moeten zijn om te komen tot een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. De notaris is in de gegeven omstandigheden onvoldoende alert geweest, ook op de mogelijke beïnvloeding van anderen. Alles overziend acht de kamer klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond.De kamer acht de omissie met betrekking tot de verwijzing en de schending van de geheimhoudingsplicht tuchtrechtelijk verwijtbaar en acht de klachten (4. en 5.) gegrond.Klachtonderdeel 6. wordt door de kamer ook gegrond verklaard. De notaris heeft zijn informatieplicht /belehrung geschonden door volledig te adviseren over de mogelijkheid om het ingestelde bewind op te heffen. De kamer legt de notaris de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/425409 / KL RK 23-102

    Klager verwijt de kandidaat-notaris 1. dat hij in opdracht van de broer heeft meegewerkt aan vestiging van een hypotheekrecht en aan de levering van de woning zonder klager – die economisch eigenaar was van de woning en de woning aan het verbouwen was – hier over te informeren en hierbij te betrekken, 2. dat hij dreigde mee te werken aan de levering van de andere woning op grond van de eerste koopovereenkomst (gesloten door de broer van klager) en dat klager rechtsmaatregelen moest treffen om dit te voorkomen, 3. dat hij ten aanzien van beide woningen heeft meegewerkt aan verduistering en diefstal door de broer van klager. 4. dat hij zijn zorgplicht niet is nagekomen en in strijd met artikel 2 wet op het notarisambt (Wna) heeft gehandeld, aangezien hij geen onderzoek heeft gedaan naar de waarde van het huis en klager en de andere erfgenamen niet heeft ingelicht en heeft gevraagd of zij akkoord waren met de verkoopHet oordeel van de kamer is dat de kandidaat-notaris naar eigen zeggen bij de waardebepaling van de woning volledig is afgegaan op zijn eigen inschatting van de staat waarin de woning verkeerde. De kandidaat-notaris kende echter ten tijde van het opstellen van de eerste koopovereenkomst en ook voorafgaand aan de levering wel de WOZ waarde van de woning. Dit bedrag was aanzienlijk veel hoger dan de koopprijs. Voorafgaand aan de levering wist de kandidaat-notaris bovendien inmiddels ook van de discussie tussen klager en zijn broer over de verkoop door de broer. Gelet op het voorgaande was er dan ook wel degelijk aanleiding voor de kandidaat-notaris om nader onderzoek in te stellen naar de koopprijs in de eerste koopovereenkomst en om – tot dit was afgerond – uit eigen beweging de levering op te schorten. De kandidaat-notaris had hier niet mee mogen wachten tot de tweede koopovereenkomst aan hem werd gestuurd door (de advocaat van) klager. Dit onderdeel van de klacht is gegrond maar er wordt geen maatregel opgelegd. Andere onderdelen van de klacht waren ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:192 Hof van Discipline 's Gravenhage 230020

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft, door niet alleen over te gaan tot het leggen van executoir beslag maar ook door vervolgens in de uitvoering van deze beslagmaatregel na te laten te verifiëren of het deurwaardersexploot op juiste wijze was opgesteld, de belangen van klaagster onevenredig geschaad. Verweerder had , gelet op de omstandigheid dat het middel van executoriaal beslag als zeer ingrijpend moet worden beschouwd, voor een beslagmogelijkheid kunnen kiezen, die voor klaagster minder bezwarend was geweest en de benoemingsprocedure van de vereffenaar in de nalatenschap van erflater na het leggen van een conservatoir beslag kunnen afwachten. Het hof acht, mede gelet op de familierechtelijke sfeer waarin de strijd tussen klaagster en de cliënt van verweerder zich bevond, de handelwijze van verweerder, gelet op het daarmee beoogde doel, oneigenlijk en disproportioneel en daarmee onbetamelijk. Verweerder heeft de belangen van klaagster hiermee onevenredig geschaad. Klacht deels gegrond. (Deels) vernietiging raadbeslissing. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/03

    Hond. De zaak gaat over een klacht van een Stichting tegen een dierenarts die diergeneeskundige handelingen heeft verricht met kortsnuitige honden, waarbij de zogenoemde Cambridge-methode is toegepast. De vraag is of de dierenarts daarmee heeft gehandeld in overeenstemming met de open norm van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Het Veterinair beroepscollege beantwoordt die vraag in de uitspraak ontkennend. Het Veterinair beroepscollege is van oordeel dat de dierenarts ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de methode zoals beschreven in het rapport van de Universiteit Utrecht, faculteit diergeneeskunde, van 21 januari 2019 waarin een van de Cambridge-methode deels afwijkende methode voor de keuring van kortsnuitige honden wordt beschreven. De stichting meent dat de dierenarts bij zijn handelingen die laatste, Utrechtse methode had moeten volgen, ook gelet op de aan het onderzoek van de dierenarts verbonden potentiële nadelige gevolgen voor het fokken met kortsnuitige honden die met toepassing van de Cambridge-methode zijn goedgekeurd maar bij toepassing van de met het rapport van de Universiteit Utrecht beschreven methode niet zouden zijn goedgekeurd. Het Veterinair Beroepscollege heeft aan de dierenarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.[Beroep gegrond.]

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:19 Accountantskamer Zwolle 23/299 Wtra AK 23/300 Wtra AK 23/583 Wtra AK 23/700 Wtra AK

    Klacht over handelen accountant als bindend adviseur in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van klaagster en haar voormalige echtgenoot. Klaagster meent dat betrokkene bij het uitvoeren van zijn opdracht onzorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte zijn werkzaamheden na haar wrakingsverzoek heeft voortgezet. De klacht is ongegrond. Betrokkene mocht zijn werkzaamheden als bindend adviseur voortzetten. Betrokkene heeft bij het uitvoeren van zijn opdracht niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602

    Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter, de twee leden-juristen en de twee leden‑beroepsgenoten (1e wrakingsverzoek). Nadien volgt een wrakingsverzoek gericht tegen de drie leden van de wrakingskamer (2e wrakingsverzoek). Opeenstapeling van wrakingsverzoeken. De wrakingskamer ziet het tweede wrakingsverzoek als misbruik van het middel van wraking en laat dit tweede verzoek buiten behandeling. De wrakingskamer is van oordeel dat het eerste wrakingsverzoek te laat is ingediend (20 dagen na zitting) en verklaart dit eerste verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer bepaalt verder dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 230021

    Klacht tegen advocaat wederpartij.Evenals de raad is het hof, onder verwijzing naar en het overnemen van de overwegingen van de raad als weergegeven onder 5.2 en 5.3, van oordeel dat klaagster geen rechtstreeks eigen belang heeft. De raad heeft klaagster dan ook op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De vermeende normschending heeft immers betrekking op een norm die primair de belangen van de Holding beoogt te beschermen. Klaagster vertegenwoordigt niet de belangen van de Holding maar heeft als aandeelhouder slechts een van de Holding afgeleid belang, hetgeen een te ver verwijderd verband vormt om daarmee te kunnen worden gelijkgesteld. De omstandigheid dat klaagster, evenals haar broer, 50% aandeelhouder van de Holding is, maakt naar het oordeel van het hof evenmin dat daarmee een meer rechtstreeks belang van klaagster wordt gecreëerd. Ook de overige door klaagster gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep slaagt derhalve niet. De uitspraak van de raad zal worden bekrachtigd.Beroep ongegrond. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2024:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/17 VB 2023/18

    Hond. Beroep van diereigenaar tegen uitspraak in twee klachten tegen dierenartsen. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege wordt vernietigd in de zaak tegen dierenarts 1. Het Veterinair Tuchtcollege had de ondubbelzinnige uitlating van appellante in eerste aanleg moeten beschouwen als het intrekken van die klacht tegen dierenarts 1 door appellante en de behandeling van de klacht moeten staken.Het beroep in de zaak tegen dierenarts 2 wordt verworpen. Dierenarts 2 is jegens de hond niet tekortgeschoten in de veterinaire zorg die zij heeft verleend als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren.[Beroepen ongegrond.]

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230075

    Klacht eigen advocaat.In zijn beroepschrift heeft klager een aantal nieuwe klachten geformuleerd. Zo verwijt klager dat verweerster contact heeft gezocht met de mediator en een notaris en daarbij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving voor zover die aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg, en partijen beroep instellen tegen het oordeel van de raad daarover. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (artikel 46c lid 1 Advocatenwet), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat die klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. In dit geval betekent dit dat het hof de nieuwe verwijten van klager buiten beschouwing laat. In zoverre is het beroep van klager niet-ontvankelijk.Klager is voorts in beroep gekomen tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen b), c) en het gegrond verklaarde klachtonderdeel a).In het door klager ingestelde beroep kan hij niet worden ontvangen voor zover het beroep zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdeel a). Op grond van artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen aan klager geen beroep open. Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover het klachtonderdeel a) betreft.Klacht van klager niet-ontvankelijk, voor zover hij nieuwe klachtonderdelen in hoger beroep heeft geformuleerd en beroep van klager betreffende klachtonderdeel a) niet ontvankelijk. Bekrachtiging van de beslissing van 5 juni 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof.