Zoekresultaten 9381-9400 van de 44758 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.184

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Ten behoeve van patiënte, de echtgenote van klager, is een mentorschap ingesteld. Klager heeft de klacht zonder instemming van de mentor ingediend, zodat het Regionaal Tuchtcollege hem niet-ontvankelijk heeft verklaard in de klacht. Nadien wordt de mentor ontslagen en stelt klager beroep in. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het Regionaal Tuchtcollege klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in de klachten met betrekking tot de behandeling van patiënte, omdat wordt getoetst op het moment van indiening van de klacht. Ten aanzien van de klacht dat de specialist ouderengeneeskunde zijn positie heeft misbruikt om onafhankelijk mentorschap af te dwingen overweegt het Centraal Tuchtcollege dat klager hier een zelfstandig klaagrecht toekomt, omdat het de samenwerking en de communicatie tussen klager en de specialist ouderengeneeskunde betreft. Het Centraal Tuchtcollege verklaart dit klachtonderdeel alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-741

    Raadsbeslissing. Klager staat als gemachtigde twee personen bij in een klachtprocedure tegen verweerster. Klager klaagt er over dat verweerster kantoor houdt op meerdere locaties De raad is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verweerster in meerdere arrondissementen en op meerdere locaties kantoor houdt. Met klager is de raad wel van oordeel dat de door hem aangehaalde tekst op de website van verweerster voor verwarring zou kunnen zorgen. De raad is echter van oordeel dat deze onduidelijkheid op haar website – mede gelet op het feit dat klager hierdoor geen enkel nadeel heeft ondervonden - te gering van betekenis en van onvoldoende gewicht om daaraan enige tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. Klachtonderdeel ongegrond. Ook twee andere klachtonderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.124

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is de dochter van een overleden patiënte die in een woongroep voor ouderen met psychogeriatrische problemen verbleef. Klaagster was als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan het woonzorg-centrum en hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij 1. medicatie heeft voorgeschreven aan patiënte waarvan zij versuft is geraakt met als gevolg dat zij is gevallen en haar heup heeft gebroken, 2. ten onrechte de hartmedicatie stop heeft gezet zonder daarvan melding te maken in het dossier, 3. op cruciale momenten geen actie heeft ondernomen, 4. geen multidisciplinair traject voor de diagnosestelling depressie-delier-dementie heeft ingezet, 5. geen valprotocol in werking heeft gesteld en 6. haar informatieplicht jegens klaagster heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1., 3a., 4. en 6 gegrond en legt aan de specialist ouderengeneeskunde de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart in het principaal beroep van klaagster klachtonderdeel 5. alsnog gegrond, omdat de specialist ouderengeneeskunde na het bericht dat patiënte (meerdere keren) was gevallen actie had moeten ondernemen door het maken van een valrisico-analyse, het invullen van het valprotocol of anderszins valbeperkende maatregelen in te stellen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de specialist ouderengeneeskunde dit heeft nagelaten. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt verder het incidenteel beroep van de specialist ouderengeneeskunde.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:154 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.266

    Klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich met klachten van verkoudheid en keelpijn gewend tot zijn huisartsenpraktijk en is daar achtereenvolgens gezien door drie waarnemend huisartsen. De eerste waarnemend huisarts heeft de waarschijnlijkheidsdiagnose keelontsteking gesteld en antibiotica voorgeschreven. Klager is daarmee gestopt in verband met huiduitslag. Klager ontwikkelde ook oorpijn. Daarna is klager gezien door de beklaagde huisarts. Zij dacht aan een virusziekte met een acute middenoorontsteking als gevolg, schreef ibuprofen voor en stelde een expectatief beleid voor. Na een visite aan huis van klager door de derde waarnemend huisarts werd klager opgenomen in het ziekenhuis. Daar blijkt sprake van een hersenvliesontsteking met empyeem en herseninfarcten. Klager verwijt de huisarts dat zij de verkeerde diagnose heeft gesteld, op basis van klagers klachten op dat moment (onder andere een loopoor met pus, hoge koorts, voorhoofdsontsteking), dat zij klager geen instructie heeft gegeven om terug te komen bij verergering van de klachten, geen antibiotica heeft voorgeschreven/het antibioticabeleid niet aan de orde heeft gebracht en dat zij de medische verslaglegging niet op orde had, gelet op het niet noteren van de afspraak om terug te komen over zes tot acht weken ter beoordeling van het trommelvlies. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in zijn geheel ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht van klager gedeeltelijk gegrond is, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.106

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster is de moeder van een onverwachts op jonge leeftijd overleden vrouw. Klaagster verwijt de huisarts van haar dochter schending van zijn beroepsgeheim door het obductierapport dat is opgesteld, te delen met zijn praktijkassistente (tevens zijnde de schoonmoeder van klaagsters dochter). De praktijkassistente heeft vervolgens via haar privé e-mail het rapport toegestuurd aan haar zoon, de partner van klaagsters dochter. Klaagster heeft verder gesteld dat het op deze wijze delen van een obductierapport haar geen goed doet in haar rouwverwerking. De huisarts voert primair een niet-ontvankelijkheidsverweer, inhoudende dat de partner van klaagsters dochter schriftelijk heeft verklaard niet in de stemmen met de door klaagster ingediende tuchtklacht tegen de huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat klaagster geen klachtrecht toekomt en haar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.107

    Klacht tegen een dienstdoende huisarts van de HAP. Klaagster is de moeder van een onverwachts op jonge leeftijd overleden vrouw. Klaagster verwijt de huisarts, bij wie de dochter van klaagster zes dagen voor haar overlijden op consult is geweest, nalatig en niet adequaat te hebben gehandeld. Meer in het bijzonder verwijt zij de huisarts de diagnose longembolie te hebben gemist. De huisarts voert primair een niet-ontvankelijkheidsverweer, nu niet is gebleken dat de partner van de dochter van klaagster instemt met de door klaagster ingediende klacht. Secundair meent de huisarts niet onzorgvuldig te hebben gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Klaagster is tegen deze beslissing in beroep gekomen. De huisarts heeft verweer gevoerd en daarbij tevens incidenteel beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt beide beroepen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:170 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-716

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Diverse klachten over de dienstverlening van verweerster. Verweerster heeft klagers onvoldoende geïnformeerd over de te volgen strategie en de kansen en de risico’s in de zaak. Ook heeft zij in een van de zaken geen opdrachtbevestiging gestuurd. Verweerster heeft daarmee gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid en de gedragsregels. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:171 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-725

    Raadsbeslissing. De raad is van oordeel dat verweerster niet heeft onderzocht of klaagster in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Verweerster heeft daarmee niet voldaan aan gedragsregel 18. Klachtonderdeel gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:144 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210031

    Klacht over kwaliteit van de dienstverlening van eigen advocaat. Hoger beroep verweerder. De zaak draait om een verzekeringskwestie waarbij het standpunt van klager afweek van het standpunt van zijn verzekeraar. Het hof oordeelt dat verweerder had moeten onderkennen dat zijn cliënt een ander standpunt had - of wilde innemen - dan de verzekeraar. Verweerder had zich tijdig moeten vergewissen van de zienswijze van zijn cliënt. Het valt verweerder te verwijten dat hij geen inhoudelijk contact heeft gezocht met klager om diens standpunt te vernemen. Het valt hem daarnaast te verwijten dat hij zich presenteerde als advocaat van klager, maar zich in wezen heeft beperkt tot de rol van de advocaat van de verzekeraar. Dit heeft hij gedaan zonder te onderkennen of na te gaan of sprake was van tegengestelde belangen. Verweerder heeft daarmee de kernwaarde van partijdigheid geschonden. Berisping (i.p.v. waarschuwing) en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210059

    Klacht tegen eigen advocaat over verstrekking stukken. De raad had deze klacht ongegrond verklaard. De beroepsgronden komen erop neer dat verweerder zich een oordeel aanmatigt over de wils(on)bekwaamheid van klaagster. Het hof ziet op basis van het onderzoek in beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad. De raad heeft terecht acht geslagen op de precaire familieverhoudingen en met juistheid overwogen dat verweerder prudent diende om te gaan met het verzoek om informatie door (de vertegenwoordigers) van klaagster. Verweerder heeft zich toetsbaar opgesteld en is voortdurend transparant geweest over zijn handelen. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:145 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210035

    Klacht curator. Hoger beroep verweerder tegen ontvankelijkheid klager in zijn hoedanigheid van curator. Het hof overweegt dat voor de vraag of een curator een klachtrecht toekomt, voldoende is dat de curator aannemelijk maakt dat het beklaagde handelen rechtstreeks de belangen van de gezamenlijke schuldeisers raakt of kan raken. De curator heeft in de onderhavige zaak toereikend toegelicht dat de vermogensrechtelijke belangen van de gezamenlijke schuldeisers in het geding waren. Aan de curator komt daarom een klachtrecht toe. Het hof is van oordeel dat de raad klager terecht ontvankelijk heeft verklaard in de door hem ingediende klacht. Berisping en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210068

    Klacht over eigen advocaat. Het hof is met de raad van oordeel dat de behandeling van een ontslagzaak door verweerder ver onder de maat is gebleven van hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht en dus in strijd met de kernwaarde deskundigheid. Anders dan de raad rekent het hof verweerder tuchtrechtelijk niet aan dat hij in het eerste korte telefoongesprek met klager over het ontslag op staande voet niet direct over de kosten van rechtsbijstand heeft gesproken. De door de raad opgelegde voorwaardelijke schorsing van 8 weken wordt door het hof gematigd tot 4 weken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210034D

    Dekenbezwaar. Beroep verweerder tegen gedeeltelijke gegrondverklaring van een deel van het dekenbezwaar en tegen de opgelegde maatregel. Het hof is van oordeel dat de raad buiten de rechtsstrijd is getreden door over een onderdeel dat niet in het dezenbezwaar naar voren komt te beslissen. Het hof gaat daarom aan dit aspect als niet vallend onder het dekenbezwaar voorbij. Verweerder heeft ten overstaan van de rechter een uitlating gedaan, waarvan hij wist dat deze in strijd was met de waarheid. Daarnaast heeft hij regels omtrent contante betalingen geschonden en heeft hij een ontoelaatbare afspraak gemaakt door met een cliënt een cessie van een letselschadevordering overeen te komen. Deels voorwaardelijke schorsing, proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:153 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210046

    In deze zaak bespreekt het hof allereerst het verzoek tot intrekking van het hoger beroep van verweerder, die hij daags voor de uitspraakdatum heeft gedaan. Het hof overweegt dat het tuchtrecht een partijbelangen overstijgend doel dient, namelijk het bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het hof zal daarom bij de intrekking van een beroep beoordelen of in het concrete geval een zwaarwegend belang vergt dat de zaak wordt voortgezet ondanks de intrekking (vgl de regeling rondom de intrekking van een klacht ex art. 47a advw). In deze zaak overweegt het hof dat hij de kernwaarden toetst en in zoverre de betamelijkheid van het handelen in algemene zin wordt beoordeeld. Deze uitspraak draagt dan ook bij aan de bewaking van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het belang van verweerder bij intrekking van het beroep - het inmiddels verkregen inzicht in zijn handelen - is daaraan ondergeschikt. Mede gezien het feit dat verweerder als advocaat geacht wordt tijdig zijn procespositie te bepalen, is aan het intrekkingsverzoek voorbijgegaan. Klacht van een advocaat over een advocaat inzake belangenverstrengeling. Het hof neemt aan dat tussen verweerder en klager een advocaat – cliënt relatie heeft bestaan. Gelet op de eerdere advocaat – cliënt-relatie tussen verweerder en klager, de vriendschappelijke verhoudingen, de door klager ervaren aanvankelijk bemiddelende rol van verweerder in het gerezen geschil en de waarschuwing die klager aan verweerder heeft gegeven als verweerder als advocaat tegen hem zou optreden, had verweerder moeten begrijpen dat er redelijke bezwaren aanwezig waren die een voormalig cliënt kan aanvoeren tegen de vertegenwoordiging verweerder voor een wederpartij. Het hof verzwaart de maatregel naar een berisping, omdat sprake is van laakbaar handelen en verweerder onvoldoende inzicht toont in het belang van de kernwaarden, in het bijzonder partijdigheid. Bekrachtiging. Gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:147 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210123D

    De raad heeft het dekenbezwaar gegrond verklaard en een voorwaardelijke schorsing van drie weken opgelegd. Verweerster heeft in strijd met inhoud en strekking van de artikelen 6.10 en 6.11 Voda en de kernwaarde integriteit gehandeld door aan haar levenspartner een geheimhoudernummer ter beschikking te stellen en te laten gebruiken. Verder heeft verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht geschonden, doordat verweerster haar kantoor niet zodanig heeft ingericht dat zij niet kan waarborgen dat de zaken die zij met haar cliënten bespreekt niet ter kennis komen van derden en dus ook niet van haar levenspartner. Het hof is het met de deken eens dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke maatregel en legt een schorsing op van zes weken, waarvan vier voorwaardelijk, omdat verschillende kernwaarden zijn geschonden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:141 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210086

    Verzet tegen voorzittersbeslissing. Klaagster heeft haar beroepschrift niet binnen 30 dagen ingediend. Het Hof is van oordeel dat de redenen die klaagster hiervoor heeft aangevoerd geen rechtvaardiging vormen voor de termijnoverschrijding. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:148 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210066

    Verweerder is ernstig tekort geschoten in de belangenbehartiging van klaagster. Hij heeft nagelaten haar te informeren over belangrijke omstandigheden en afspraken, heeft gemaakte afspraken niet schriftelijk vastgelegd, heeft klaagster nimmer geadviseerd over de nemen stappen, mogelijkheden en onmogelijkheden van de door verweerder beoogde procedure en haar niet geadviseerd hoe te handelen na ontvangst van een kort geding vonnis. Ook op financieel gebied heeft verweerder klaagster niet geïnformeerd. Tot slot heeft hij (voor de beperkte door hem verrichte werkzaamheden) excessief gedeclareerd. Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de raad opgelegde berisping en legt een voorwaardelijke schorsing van zes weken op.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:142 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200254

    Klacht over eigen advocaat. Verweerster had een e-mail die zij aan de rechtsbijstandsverzekeraar stuurde ook aan klager behoren te verstrekken. In de e-mail informeerde zij de rechtsbijstandsverzekeraar over de vertrouwensbreuk en gaf zij de behandeling van de zaak terug. Dit betreft correspondentie over de zaak en behoort tot het dossier. Het hof verklaart de klacht daarom ook in zoverre, anders dan de raad, gegrond. Verweerster heeft daarnaast de kernwaarde vertrouwelijkheid geschonden door de rechtsbijstandsverzekeraar per e-mail en per telefoongesprek in te lichten over de vertrouwensbreuk. Het hof laat de door raad opgelegde waarschuwing in stand.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:149 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210108

    Het hof bekrachtigt de niet-ontvankelijkheid van de klacht in hoger beroep. Klager heeft niet duidelijk gemaakt welke feiten en omstandigheden hem op 22 oktober 2019 bekend werden, die hem voorheen niet bekend waren. Ook heeft klager niet kunnen uitleggen waarom hij wél in staat was om verweerder in 2018 aansprakelijk te stellen, maar op dat moment (nog) niet kon klagen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:143 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210064

    Klacht over dienstverlening eigen advocaat. De meest vergaande beroepsgrond van verweerder houdt in dat hij niet wist waartegen hij zich diende te verweren. Het hof oordeelt dat van een nieuw klachtonderdeel geen sprake is. Deze beroepsgrond faalt daarom. Verweerder had, nadat het voorlopig getuigenverhoor was gehouden, schriftelijk dienen te adviseren over de proceskansen en de aan een bodemprocedure verbonden aanzienlijke risico’s. Bij dit procesadvies had verweerder de resultaten van het voorlopig getuigenverhoor dienen te betrekken. Verweerder heeft nagelaten dit procesadvies op te stellen. Op verweerder rustte de taak om zoveel mogelijk tot een juiste analyse van de feiten te komen alvorens een procesadvies op te kunnen stellen en een procedure te beginnen. Verweerder heeft de belangen van klaagster niet goed behartigd, waardoor zij onnodig voor hoge kosten is komen te staan. Het hof bekrachtigt de opgelegde maatregel van berisping. Proceskostenveroordeling.