ECLI:NL:TAHVD:2021:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210059

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:151
Datum uitspraak: 23-08-2021
Datum publicatie: 26-08-2021
Zaaknummer(s): 210059
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat over verstrekking stukken. De raad had deze klacht ongegrond verklaard. De beroepsgronden komen erop neer dat verweerder zich een oordeel aanmatigt over de wils(on)bekwaamheid van klaagster. Het hof ziet op basis van het onderzoek in beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad. De raad heeft terecht acht geslagen op de precaire familieverhoudingen en met juistheid overwogen dat verweerder prudent diende om te gaan met het verzoek om informatie door (de vertegenwoordigers) van klaagster. Verweerder heeft zich toetsbaar opgesteld en is voortdurend transparant geweest over zijn handelen. Bekrachtiging beslissing raad.

BESLISSING

van 23 augustus 2021

in de zaak 210059

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 11 maart 2020 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag en naar de verzetbeslissing van de raad van 11 januari 2021 met zaaknummer: 19-651/DH/DH. In deze verzetbeslissing is het verzet van klager gegrond verklaard. De raad heeft de gronden waarop de beslissing berust verbeterd en de klacht van klager ongegrond verklaard.

1.2    De beslissing van de voorzitter is onder ECLI:NL:TADRSGR:2020:59 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. De beslissing van de raad is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:8 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het hoger beroepschrift van klaagster tegen deze beslissing is op 9 februari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    een nadere brief namens klaagster van 20 mei 2021, met elf bijlagen.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 31 mei 2021. Daar zijn voor klaagster verschenen [gemachtigde klaagster] met haar partner [naam partner], en -per Skype-verbinding- verweerder. De vertegenwoordigers van klaagster hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3    FEITEN

3.1    Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2    Verweerder was in 2017 de advocaat van klaagster en heeft namens haar verweer gevoerd tegen een onder meer door haar dochter (hierna: de oudste dochter), in de onderhavige klachtprocedure met haar partner [de gemachtigde] haar gestelde vertegenwoordigster, ingediende verzoek tot onderbewindstelling van klaagster. De kantonrechter heeft het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen bij beschikking van 31 mei 2017.

3.3    Op 8 mei 2017 heeft klaagster een levenstestament laten opstellen dat op 11 mei 2017 door een notaris is verleden. In het levenstestament zijn de andere dochter van klaagster (hierna: de jongste dochter) en haar echtgenoot benoemd tot gevolmachtigden.

3.4    Bij door klaagster ondertekende brief van 2 augustus 2018 heeft klaagster aan verweerder bericht dat zij aan haar jongste dochter de toegang tot haar woning had ontzegd, dat verweerder geen informatie meer aan hen mocht verstrekken, dat zij de aan verweerder verstrekte opdracht wenste in te trekken en dat zij stukken uit het dossier wenste te ontvangen.

3.5    Bij door klaagster ondertekende brief van 13 augustus 2018 heeft klaagster het volgende aan verweerder bericht:

“Uit diverse mails is gebleken dat u niet bereid bent om de onderstaande documenten/dossier ondanks mijn verzoek te willen toezenden.

Gaarne wil ik de gevraagde documenten (per omgaande) dus per mail en het dossier ontvangen;

- De originele machtiging dat [de echtgenoot van de jongste dochter] mij destijds mocht vertegenwoordigen m.b.t. de destijds verstrekte opdracht aan u;

- Een kopie van het in uw bezit zijnde levenstestament;

- Een kopie van mijn dossier ontvangen.

Ik vorder dat de bovenvermelde documenten per omgaande en het dossier uiterlijk op 17 augustus 2018 in mijn bezit stelt of in bezit stelt van mijn gemachtigden [de oudste dochter]. Ik verzoek u hiervoor een afspraak per mail (bij u bekend) te willen maken met [de gemachtigde].”

3.6    Bij e-mail van 14 augustus 2018 aan [de gemachtigde] heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Hierdoor bericht ik u geen (kopie)dossier van [klaagster] te zullen verstrekken. Op basis van de mij bekende gegevens heb ik gerede twijfel of [klaagster] nog in voldoende mate haar belangen in alle redelijkheid kan afwegen én de consequenties kan overzien van haar verzoek zoals u dat aan mij heeft toegezonden. U noch uw partner zijn in het mij bekende levenstestament van [klaagster] benoemd tot wettelijk vertegenwoordiger. Het staat mij derhalve niet vrij de gevraagde stukken te verstrekken.”

3.7    Bij door klaagster ondertekende brief van 28 augustus 2018 is nogmaals aan verweerder verzocht om het dossier op het woonadres van [de gemachtigde] af te geven aan [de oudste dochter] of [de gemachtigde].

3.8    Bij brief van 14 maart 2019 heeft [de gemachtigde] namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. De klachtbrief is voor akkoord ondertekend door klaagster.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ondanks herhaalde verzoeken van klaagster heeft geweigerd om stukken uit haar eigen dossier te overhandigen.

4.2    Verweerder stelt ten onrechte dat klaagster niet in staat zijn om haar eigen wil te bepalen. Verweerder is geen arts en kan niet beoordelen hoe de geestestoestand van klaagster is. Er is geen reden om te twijfelen aan de geestelijke vermogens van klaagster. Verweerder is gehouden aan klaagsters verzoek te voldoen. Nu verweerder dat weigert handelt hij in strijd met de wet, de gedragsregels en de Voda (Verordening op de Advocatuur).

5    BEOORDELING

5.1    Het hof overweegt dat de beroepsgronden er, voor zover van belang, op neerkomen dat verweerder zich een oordeel aanmatigt over de wils(on)bekwaamheid van klaagster, hetgeen een advocaat niet past. Overige bespiegelingen in het beroepschrift, onder meer over gegevensverwerking door de deken, de raad en verweerder ingevolge de AVG, of door verweerder aan de deken en de raad verstrekte (vermeend) onjuiste informatie, maken geen onderdeel uit van de klacht en liggen derhalve niet ter beoordeling voor.

5.2    Het hof ziet op basis van het onderzoek in beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager in beroep en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

5.3    De raad heeft naar het oordeel van het hof terecht acht geslagen op de begrijpelijke twijfel van verweerder over de wilsbekwaamheid van klaagster bij haar handelingen zoals beschreven in 3.4 en 3.5, en op de uit de gedingstukken blijkende precaire familieverhoudingen. Hij heeft met juistheid overwogen dat verweerder, gelet daarop, prudent diende om te gaan met het verzoek om informatie door (de vertegenwoordigers van) klaagster. Het hof benadrukt daarbij nog dat verweerder zich, zoals van een advocaat mag worden verwacht, toetsbaar heeft opgesteld, en voortdurend transparant is geweest over- en inzicht heeft verschaft in het hoe en waarom van zijn handelen. Verweerder heeft op geen enkele wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1    bekrachtigt de beslissing van 11 januari 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 19-651/DH/DH;

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. B. Stapert en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2021.       

griffier    voorzitter

De beslissing is verzonden op 23 augustus 2021.