Zoekresultaten 25421-25440 van de 44655 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:275 Raad van Discipline Amsterdam 15-057A

    Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Geheimhoudingsplicht geldt niet onverkort in tegen advocaat aanhangig gemaakte tuchtprocedure.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW798.2014

    Overschrijden veertiendagentermijn verificatie adresgegevens. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-288

    Klacht tegen een plastisch chirurg. (1) een onzorgvuldige borstreconstructie met slecht resultaat na een ablatio. Te kleine, niet druppelvormige tissue expander gebruikt en niet goed gepositioneerd. Ongegrond: Keuze voor behandeling, ook toen er problemen waren met genezing van de huid, valt binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. (2)onvoldoende informatie verstrekt over de verschillende behandelmethodes en rustperiode alvorens definitieve prothese te plaatsen niet in acht genomen. Ongegrond: Uit het dossier blijkt anders. (3) veelvuldig afwezig is geweest tijdens de gehele behandeling. Ongegrond: 3x door collega en 4x door arts gezien. Niet is gebleken dat zorg minder was door feit dat klaagster door verschillende artsen is gezien. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:276 Raad van Discipline Amsterdam 15-144A

    15-144A Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Geen nieuwe gezichtspunten.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW889.2014

    Te lakse houding bij mededeling van klagers dat zij onder bewind stonden. De gerechtsdeurwaarders hadden naar aanleiding van de mededelingen van klagers op zijn minst enig onderzoek kunnen instellen, ook in hun eigen administratie, omdat zij vrij recent nog een zaak op klagers in behandeling hebben gehad. Ook het gedrag van de gerechtsdeurwaarders, bij klagers aan de deur wordt verwijtbaar geacht. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-051

    Klacht tegen een plastisch chirurg. (1)op onzorgvuldige wijze een borstreconstructie links na een amputatie wegens borstkanker verricht: prothese te hoog. Ongegrond: Soms komt het voor dat door littekenvorming de prothese omhoog wordt geduwd. Dat is niet te voorkomen. (2) arts heeft verkeerde advies gegeven door te zeggen dat klaagster met situatie moest leren leven. Ongegrond: betwist door de arts. Hij heeft heroperatie aangeboden. (3)zonder dat vooraf te bespreken ook de rechter borst heeft behandeld (gelift) waardoor littekens zijn ontstaan. Ongegrond: Is besproken. Dit wordt ondersteund door het dossier. (4) geweigerd in gesprek te gaan met klaagster toen bleek dat hij zelf niet adequaat verzekerd was en naar ander verwezen terwijl klaagster nog maar een zeer korte levensverwachting had. Ongegrond: Situatie was voor arts onoverzichtelijk toen ziekenhuis failliet ging en verzekeringsdekking verviel. Beter zou zijn geweest als arts eerder rechtsbijstand had gezocht, maar onvoldoende zwaarwegend voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarna heeft hij wel gereageerd. Voorts uit brieven niet af te leiden dat klaagster behoefte had aan een persoonlijk gesprek. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2015:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/002GZP

    Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat hij tijdens de intake onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld. De klacht heeft ook betrekking op de bejegening. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:277 Raad van Discipline Amsterdam 15-160A

    15-160A Klacht tegen advocaat gegrond. Verzwijgen relevante informatie in het kader van voorgenomen samenwerking tuchtrechtelijk verwijtbaar. Berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:188 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW943.2014

    Klacht over door klager in depot gestort bedrag en de verificatie van het bestaan van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Beide klachten worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2015:28 Kamer voor het notariaat Amsterdam 573945/NT 14-60 OJ

    Klager stelt dat hij pas op of kort na 23 januari 2013 – via de door de oud-notaris op die datum overgelegde conclusie van antwoord in de hierboven onder 2.aa./ad./af. bedoelde procedure – voor het eerst kennis heeft genomen van het feit dat de nalatenschap van erflaatster ten gevolge van de beneficiaire aanvaarding diende te worden vereffend. Op zichzelf is niet uitgesloten dat in geval van een verweten nalaten, de klaagtermijn van drie jaar op een later tijdstip gaat lopen dan het moment waarop de nalatigheid is begaan of is kennis genomen van het stuk dat de verweten omissie bevat. Klager werd echter reeds - in het kader van de afwikkeling van het ontbonden partnerschap - vóór en ten tijde van het overlijden bijgestaan door een advocaat, mr. J.A. Bezema, die ook bij de bespreking van 23 juni 2005 aanwezig was. De nalatigheid van de oud-notaris waarover klager klaagt, namelijk dat hij toen en daarna op geen enkele wijze klager (met zoveel woorden) ervan in kennis heeft gesteld dat de (in casu verplichte) beneficiaire aanvaarding verplichte vereffening meebracht en wie de vereffenaar was, betreft voorts zaken c.q. (rechts)gevolgen die duidelijk in de wet staan vermeld. Zo op deze gronden al niet kan worden gezegd dat als gevolg van de toerekening aan klager van de (veronderstelde) wetskennis van diens advocaat het klager onmiddellijk moet zijn opgevallen dat de oud-notaris niet meedeelde wat hij volgens klager wel had behoren mee te delen en de klachttermijn dus reeds op 23 juni 2005 is gaan lopen, heeft het volgende te gelden. De (huidige) raadsman van klager heeft op 28 april 2008 een verweerschrift op het verzoek tot benoeming van een vereffenaar bij de rechtbank Den Haag ingediend, waarin is gesteld dat klager kennis heeft genomen van het door de bewindvoerder ingediende verzoekschrift. (...) Dit betekent, dat klager uiterlijk op 28 april 2008 geacht moet worden kennis te hebben genomen van het feit dat hij reeds aanstonds vanaf het overlijden als wettelijk vertegenwoordiger van de vereffenaar in beginsel diens bevoegdheden had kunnen uitoefenen en dus ook van het door hem verweten nalaten van de oud-notaris, zodat de klachttermijn dan uiterlijk op 28 april 2008 is gaan lopen en de klacht dus te laat is ingediend. Klager is dus ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 3, 4 en 5 niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-172a

    Klacht tegen een arts. (1) nalatigheid en ondeskundigheid bij onder controle krijgen hypertensie van klager. Klager niet doorverwezen voor MRI- en echo onderzoek van hartspier. Ongegrond: toen arts betrokken raakte werd beleid internisten gevolgd. Niet gebleken dat arts daarvan is afgeweken. (2) arts heeft klager medicatieontrouw toegedicht . Ongegrond: niet te verwijten dat de arts klager in de gegeven omstandigheden heeft gewaarschuwd voor mogelijke ernstige gevolgen van medicatieontrouw. (3) geen aandacht geschonken aan een huidaandoening aan rechter arm, die later huidkanker bleek te zijn. Ongegrond: de arts kan het zich niet herinneren en er staat niets in het dossier. Gebrek aan relevante toelichting op en onderbouwing van klachtonderdeel. (4) mogelijkheid van enzymstoornis niet onderzocht. Ongegrond: Er is onderzoek gedaan en een opname voor klager geregeld. De arts hoefde op goede gronden zelf geen verder onderzoek in gang te zetten. (5) klager mocht geen eigen arts inschakelen. Ongegrond: aan zijn wens is tegemoet gekomen. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW622.2014

    Aanpassen beslagvrije voet. Er heeft geen tijdige herberekening van de beslagvrije voet plaatsgevonden. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een voorstel tot finale kwijting of een minnelijke regeling wenste te treffen, staat aan herberekening van de beslagvrije voet niet in de weg. Het verzoek is onder toezending van relevante stukken gedaan op 18 maart 2014. De beslagvrije voet is op 19 juni 2014 aangepast. Dat is naar het oordeel van de Kamer te laat. Restitutie heeft na 9 oktober 2014 plaatsgevonden en ook dat is rijkelijk laat. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-271

    Klacht tegen een psychiater. (1) Schending beroepsgeheim. Gegrond: Zonder toestemming van klaagster informatie over eerdere behandeling gedeeld met huidige behandelaar. Er waren geen gronden die deze schending rechtvaardigt. (2) Nagelaten aantekening van dit overleg te maken in het dossier. Ongegrond: Behandeling door arts was ten tijde van het bewuste contact geëindigd en van hem kon niet worden verlangd dat hij nog een dossier ten aanzien van klaagster bijhield terwijl hij geen toegang had tot het dossier dat de behandelaar van diens behandeling van klaagster had. (3) Deel van het medisch dossier buiten de instelling bewaard. Deels gegrond: Op zichzelf niet verwijtbaar dat deel van dossier elders werd bewaard, waar ook een aantal sessies heeft plaatsgevonden. Stukken die een onderdeel van het dossier vormden behoorden evenwel wel voor klaagster beschikbaar te zijn en zij heeft die niet samen met het dossier ontvangen. (4) arts heeft gemaakte aantekeningen ten onrechte gekwalificeerd als persoonlijke werkaantekeningen. Ongegrond: Aantekeningen, bewaard als geheugensteun, welke willekeurige aandachtspunten betrof, zijn persoonlijke werkaantekeningen en vormen geen onderdeel van het dossier. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2015:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/31

    Klacht tegen verpleegkundige wegens onjuiste behandeling en een onjuist medicatiebeleid. Klacht gemotiveerd betwist, kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:189 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet499.2015

    Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-172b

    Klacht tegen een arts. (1) nalatigheid en ondeskundigheid bij onder controle krijgen hypertensie van klager. Klager niet doorverwezen voor MRI- en echo onderzoek van hartspier. Ongegrond: Arts heeft klager adequaat onderzocht, adequate medicatie toegediend en juist (aanvullend) onderzoeksbeleid ingezet. (2) arts heeft klager medicatieontrouw toegedicht . Ongegrond: niet te verwijten dat de arts klager in de gegeven omstandigheden heeft gewaarschuwd voor mogelijke ernstige gevolgen van medicatieontrouw. (3) mogelijkheid van enzymstoornis niet onderzocht. Er is onderzoek gedaan en een opname voor klager geregeld. De arts hoefde op goede gronden zelf geen verder onderzoek in gang te zetten. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:146 Accountantskamer Zwolle 14/2615 Wtra AK

    Klacht van drie financierende banken tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. Klachtonderdeel over verwerking van vordering op groepsmaatschappij is deels en klachtonderdeel over verwerking van bancaire financieringen en derivaten geheel niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen. Vast wordt gesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Wat betreft de waardering van onroerend goed in 2008 en 2009 geldt dat niet is gebleken dat betrokkene toereikende controle-informatie heeft verkregen in hoeverre de door de controlecliënt gevolgde gedragslijn van niet-afwaarderen binnen twee jaar na aankoop of oplevering viel te rijmen met de in de jaarrekeningen vermelde grondslag van ‘aanschafwaarde dan wel lagere marktwaarde’, terwijl sprake was van tegenstrijdige informatie. Betrokkene had aanvullende controlewerkzaamheden dienen te verrichten. Voor de waardering van het onroerend goed in 2010 heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Het klachtonderdeel over het onvoldoende controleren van de in 2009 doorgevoerde schattingswijziging inzake voorziening huurgaranties is eveneens gegrond als ook aangaande de schattingswijziging inzake voorziening groot onderhoud. Bij dat laatste moet worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft onderkend dat geen sprake was van een schattingswijziging maar van een stelselwijziging, die had moeten worden toegelicht. Het klachtonderdeel over niet uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden aangaande de voorziening rechtsgeschillen is, voor zover dat ziet op 2008 en 2009, ongegrond doch aangaande 2010 gegrond; betrokkene had niet mogen afgaan op de schatting van de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf. Het klachtonderdeel over het verrichten van onvoldoende controlewerkzaamheden aangaande de rubricering van de schulden en de continuïteit is eveneens gegrond. Het klachtonderdeel aangaande niet vermelden van transacties met verbonden partijen is als onvoldoende onderbouwd ongegrond. De slotsom is dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn bij die jaarrekeningen goedkeurende verklaringen in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier 2010 ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 4 (vier) maanden. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:300 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7327

    Dekenbezwaar dat verweerder afspraken uit kantoorbezoeken niet nakomt en geen financiële informatie aanlevert. Gelet op onder meer de gezondheidstoestand van verweerder en de toezegging ter zitting dat hij zich als advocaat uit zal laten schrijven, komt het hof tot een lagere maatregel dan door de raad is opgelegd. Schorsing voor de duur van 1 jaar.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:147 Accountantskamer Zwolle 14/3294 Wtra AK

    Klacht van de curatoren van de Eurocommerce Groep tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot onbevoegdheid van de Accountantskamer, althans tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd. In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’ of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden. Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Wat betreft de waardering van de voorziening huurgaranties is eveneens gebleken dat betrokkene over de aanvaardbaarheid van die voorziening in de jaarrekening 2010 niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Tot slot is gegrond het klachtonderdeel dat betrokkene ten onrechte heeft laten passeren de passage in het jaarverslag dat het bestuur van de Eurocommerce Groep vindt dat ‘haar administratieve organisatie/interne beheersing een goede mate van zekerheid geeft dat de financiële verslaglegging geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat dit systeem in het verslagjaar naar behoren heeft gewerkt’, nu betrokkene wist die passage apert onjuist was en die passage het beeld beïnvloedt dat gebruikers krijgen van de jaarrekening en van de controlecliënt. Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:301 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7328

    Geen aanspraak op opschortingsrecht wanneer uit het handelen van de advocaat niet blijkt dat hij gebruik maakte van het opschortingsrecht. Los van het dekenbezwaar in zaak 7327 legt het hof in deze zaak een zelfstandige maatregel op. Schorsing voor de duur van 3 maanden.