Zoekresultaten 25061-25080 van de 44655 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2015:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/24

    Ruim 15 jaar na het passeren van een akte van verdeling m.b.t. een onroerende zaak blijkt aan klaagster dat destijds ten onrechte nihilaangifte overdrachtsbelasting is gedaan. De belastingdienst kan inmiddels niet meer achterhalen of nadien naheffing heeft plaatsgevonden en ook de notarissen die bij de verdeling betrokken zijn geweest, beschikken niet meer over deze informatie. Bewaartermijnen. Klacht gegrond voor zover het de onjuiste aangifte betreft, klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2015:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/40

    Ouders hebben een geldlening aan hun dochter en haar echtgenoot verstrekt. Zij hebben het geleende bedrag naar de kwaliteitsrekening overgemaakt. Vervolgens is een deel van dit bedrag aan de bank betaald en een deel van het bedrag aan een schuldeiser van de echtgenoot betaald. De klacht heeft betrekking op deze laatste betaling. Onder andere reikwijdte van de onderzoeksplicht van de kandidaat-notaris.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2015:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/38

    Artikel 18 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels. De notaris heeft onvoldoende duidelijk aan klagers kenbaar gemaakt dat hij optrad als partijadviseur. Inhoud brief van notaris niet van dien aard dat klachtwaardig, doch sommige uitlatingen komen de kamer wel zeer aanmatigend voor. Klacht deels gegrond. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:1 Raad van Discipline Amsterdam 15-207A 15-208A(d)

    Herstelbeslissing m.b.t. beslissing van 15 december 2015.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:3 Accountantskamer Zwolle 15/831 Wtra AK

    Betrokkene heeft jaarlijks geadviseerd over door dochtervennootschappen aan de enige aandeelhouder uit te keren dividend. In maart 2012 heeft hij in een e-mail met bijgevoegd een spreadsheet voorstellen gedaan voor mogelijke dividenduitkeringen. De eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houden in dat betrokkene bij het formuleren van een zodanig voorstel duidelijk uiteenzet welke gegevens hij daarbij in aanmerking heeft genomen. Het voorstel waarop de klacht ziet, is gebrekkig. Zo blijkt niet aan de hand waarvan betrokkene heeft beoordeeld dat de ratio’s nog “voldoende tot goed” waren. Betrokkene diende voorts niet alleen oog te hebben voor het overschrijden van de grens voortvloeiend uit artikel 2:216, tweede lid (oud), van het BW (en dat wil dus zeggen: ultimo 2011), maar ook voor de solvabiliteit van de dochtervennootschap ten tijde van het formuleren van het voorstel drie maanden later en voor de solvabiliteit op het tijdstip waarop de voorgestelde uitkering wordt gedaan. In het verlengde daarvan diende hij de aandeelhouder uitdrukkelijk te wijzen op haar verplichting om te waarborgen dat de solvabiliteit ten tijde van het uitkeren van het voorgestelde dividend nog steeds “gezond” was. Waarschuwing

  • ECLI:NL:TADRSHE:2015:277 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 15-594/DB/OB

    Het staat een advocaat vrij om een opdracht niet te aanvaarden, indien hij geen mogelijkheden ziet om deze met succes uit te voeren. Dit geldt eveneens indien een advocaat pas na bestudering van de stukken tot deze conclusie komt. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-184a

    Klacht tegen een psychiater. (1) Geen zorgvuldig onderzoek gedaan ten behoeve van een geneeskundige verklaring voor gedwongen opname. Gegrond: Door slechts eenmaal (kennelijk onaangekondigd) bij klaagster langs te gaan zonder (schriftelijk of telefonisch) bericht achter te laten heeft de arts onvoldoende in het werk gesteld om het wettelijk vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. Situatie niet dermate acuut dat geen nieuw bezoek meer kon worden ingepland. Klaagster kon niet worden aangemerkt als ‘weigerachtige patiënt’. (2) Geen rekening gehouden met eerdere afwijzende beschikking en actuele situatie en enig nieuw feit niet vermeld in de verklaring. Ongegrond. Er kwamen in toenemende mate signalen en meldingen dat het niet goed ging met klaagster. Actuele situatie voldoende beschreven. Dat Rechtbank heeft geoordeeld dat onvoldoende nieuwe feiten zijn aangedragen maakt niet dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 226/2014

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde gegrond: waarschuwing. In de reeks stappen vanaf het voorschrijven van het geneesmiddel Augmentin tot het starten van de kuur komt het college tot de conclusie dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door, na de allergiemelding, overleg te voeren met de apotheker; de daarop volgende beslissing van verweerder om in de gegeven omstandigheden ondanks de allergievermelding de kuur te starten is verdedigbaar. Verweerder had, gelet op de gemelde allergie ten aanzien van Augmentin, waar geen nadere informatie over bekend was geworden bij verweerder, patiënt zelf moeten beoordelen toen melding gemaakt werd van een hoogrode kleur bij patiënt. In de literatuur is niets bekend over een verband tussen allergische reactie en het optreden van een CVA. Verweerder had zich niet door irritaties mogen laten leiden in het gesprek met de familie van patiënt.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 033/2015

    klacht tegen huisarts ongegrond. Voldoende regievoering omtrent patïent, de continuiteit van de huisartsenzorg voor patiënt was gewaarborgd door het handelen van de huisarts, de dossiervoering kan tuchtrechtelijke toets doorstaan.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 006/2015

    Klacht tegen neuroloog. Klager stelt dat hij door het omgaan met bepaalde stoffen de schildersziekte heeft opgelopen. Verweerder heeft als deskundige gerapporteerd op verzoek van het gerechtshof. Klager is van oordeel dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:1 Accountantskamer Zwolle 15/2044 Wtra AK

    Omzetbelastingfraude van betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt, ook al is betrokkene van zijn strafrechtelijke veroordeling in appel gegaan en heeft hij ter zitting bij de Accountantskamer niet willen verklaren. Klager, het openbaar ministerie, had toegezegd al hetgeen betrokkene ter zitting bij de Accountantskamer zou verklaren niet te zullen inbrengen in de strafprocedure. Ook aannemelijk is geworden dat betrokkene een professionele hennepplantage voerde. De belastingfraude is strijdig met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC); het houden van een professionele hennepplantage valt onder het bereik van het tuchtrecht en is strijdig met het fundamentele beginsel van professionaliteit (VGBA). Beide gedragingen zijn daarenboven ook in strijd met het belang van een goede beroepsuitoefening als bedoeld in art. 51, 1e lid, sub b. WAA respectievelijk art. 42, 1e lid, sub b. Wab. Maatregel: doorhaling met een niet-herinschrijvingstermijn van 10 jaar. (Bij beslissing van 26 november 2015, Wtra 15/2224, ECLI:NL:TACAKN:2015:125, was reeds bij wege van voorlopige voorziening de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bevolen.)

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 034/2015

    klacht tegen huisarts ongegrond. Voldoende regievoering omtrent patïent, de continuiteit van de huisartsenzorg voor patiënt was gewaarborgd door het handelen van de huisarts, de dossiervoering kan tuchtrechtelijke toets doorstaan.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:2 Accountantskamer Zwolle 15/1293 Wtra AK

    Betrokkene heeft in opdracht van de ACM onderzoek gedaan naar de solvabiliteit en liquiditeit van klaagster i.v.m. het voornemen van de ACM om aan klaagster een boete op te leggen. Om te kunnen beoordelen of betrokkene bij de uitvoering van deze opdracht in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep verzoekt klaagster betrokkene om afschrift van zijn opdrachtbevestiging aan de ACM. Betrokkene weigert dat met een beroep op zijn geheimhoudingsverplichting; de ACM heeft desgevraagd betrokkene geen toestemming gegeven om aan klaagster een afschrift van de opdrachtbevestiging te doen toekomen. Klaagster meent dat betrokkene zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsverplichting beroept. Zulks ten onrechte, mede gezien art. 16 sub d. stond het betrokkene niet vrij de tussen hem en de ACM geldende vertrouwelijkheid te doorbreken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 035/2015

    klacht tegen huisarts ongegrond. Voldoende regievoering omtrent patïent, de continuiteit van de huisartsenzorg voor patiënt was gewaarborgd door het handelen van de huisarts, de dossiervoering kan tuchtrechtelijke toets doorstaan. klaagster is als echtgenote van klager ontvankelijk in haar klacht.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:310 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4564/14.149

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft erkend dat hij heeft geciteerd uit confraternele correspondentie doch zich erop beroepen dat klager als eerste heeft geciteerd uit confraternele correspondentie. Dit laatste maakt echter het verwijt aan het adres van verweerder niet minder gegrond. Vast staat dat verweerder heeft geciteerd uit confraternele correspondentie, zonder dat klager daarvoor toestemming heeft gegeven, dan wel dat hij de deken daarover heeft geraadpleegd. Dit klachtonderdeel is gegrond. Klacht deels ongegrond en deels gegrond. Maatregel enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:298 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-387/DH/RO

    Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van curator. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:342 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4805/15.115

    Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten. Nu de korting door de Raad van Toezicht in de begrotingsprocedure bijna 50% bedroeg is sprake van excessief declareren. Klacht gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:323 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4739/15.49

    Verzetzaak. De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:304 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-314a/DH/DH

    Uit de stukken blijkt niet dat tussen klager en verweerder zou zijn afgesproken dat maximaal een bedrag van € 2.000,-- aan klager in rekening gebracht zou worden. Wel is duidelijk het uurtarief van verweerder en zijn kantoorgenoot in de opdrachtbevestiging vermeld. Indien klager zich niet kon vinden in de gemaakte financiële afspraken had hij zich daar tegen moeten verzetten. Ditzelfde geldt voor het wijzigen van de opdracht door verweerder. De opdrachtbevestiging van 3 oktober 2012 volstaat voor alle opvolgende zaken die vervolgens voor klager zouden worden behandeld. Verweerder had voor de wijziging van de opdracht dan ook geen nieuwe opdrachtbevestiging hoeven opstellen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:355 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4807/15.117

    Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Verweerder heeft genoegzaam onderbouwd waarom hij voorafgaand aan het leggen van het conservatoir beslag geen minnelijk overleg is aangegaan. Het leggen van conservatoir beslag heeft tot gevolg dat binnen de door de rechtbank gestelde termijn, en dat was in casu twee weken, gedagvaard dient te worden. Gelet op deze korte termijn kan verweerder niet met succes tuchtrechtelijk worden verweten dat hij rauwelijks zou hebben gedagvaard. De raad is van oordeel dat verweerder er wellicht beter aan had gedaan indien hij de verklaring van erfrecht had opgevraagd. Niet kan echter worden vastgesteld dat klager hierdoor in zijn belang is geschaad, nu immers de curator in de proceskosten is veroordeeld.. Daarbij komt ook dat het ook op de weg van klager had gelegen om de curator te informeren omtrent zijn rechtspositie in de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader. Vast staat dat klager eerst vlak voor de comparitie de betreffende verklaring van erfrecht zelf heeft overgelegd en verweerder niet zelf heeft geïnformeerd over de erfrechtelijke positie van zijn broer. Klachten ongegrond.