ECLI:NL:TNORSHE:2015:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2015/38
ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2015:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-12-2015 |
Datum publicatie: | 11-01-2016 |
Zaaknummer(s): | SHE/2015/38 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Artikel 18 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels. De notaris heeft onvoldoende duidelijk aan klagers kenbaar gemaakt dat hij optrad als partijadviseur. Inhoud brief van notaris niet van dien aard dat klachtwaardig, doch sommige uitlatingen komen de kamer wel zeer aanmatigend voor. Klacht deels gegrond. Geen maatregel. |
Klachtnummer : SHE/2015/38
Datum uitspraak : 16 december 2015
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH
De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van
1. de heer […], wonende te […],
mede namens:
2. mevrouw […], wonende te […],
3. de heer […], wonende te […],
4. de heer […], wonende te […],
tegen
notaris mr. […], gevestigd te […].
Klagers sub 1, 2, 3 en 4 worden hierna afzonderlijk aangeduid als [C], [D], [E] en [F]
en gezamenlijk aangeduid als klagers. Notaris [..] wordt hierna aangeduid als de notaris.
1. De procedure
1.1. Klagers hebben bij brief van 12 mei 2015 een klacht geformuleerd tegen de notaris.
Deze klacht is op 18 mei 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).
1.2. De notaris heeft op de klacht geantwoord.
1.3. De voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.4.
De kamer heeft de klacht behandeld op 16 november 2015. Verschenen zijn klagers, alsmede
de notaris bijgestaan door mr. Y.G.M.J. Breukers. Zij hebben hun standpunten toegelicht.
2. De feiten
2.1. Mevrouw […] (hierna: moeder) heeft een aantal schenkingen bij wege van schuldigerkenning gedaan aan haar zes kinderen, te weten:
- mevrouw […] (hierna: [A]);
- mevrouw […] (hierna: [B]);
- de heer […] ([C]);
- mevrouw […] ([D]);
- de heer […] ([E]);
- de heer […] ([F]).
Deze akten zijn verleden voor notaris mr. […], gevestigd te […] (hierna: [notaris X]). Na verloop van tijd beschikte moeder over onvoldoende liquiditeiten om de rente op deze schenkingen te betalen. Tussen [A] en [B] enerzijds en klagers anderzijds is hierover onenigheid ontstaan.
2.2. Op 23 juli 2014 hebben [A] en [B] bij de kantonrechter van de rechtbank Limburg
een verzoek tot onderbewindstelling van het vermogen van moeder en tot mentorschap over moeder ingediend.
2.3. Op 2 augustus 2014 heeft er bij [A] thuis een gesprek plaatsgevonden over moeder.
Bij dit gesprek waren aanwezig [A], haar echtgenoot […] (hierna: [de echtgenoot]),
[B], [F] en de notaris.
2.4. Bij brief van 15 september 2014 heeft [notaris X] aan [F] een advies gegeven over
hoe om te gaan met het gebrek aan liquiditeiten bij moeder om de rente op de schenkingen te betalen. [Notaris X] heeft geadviseerd de vorderingen van de kinderen op moeder af te lossen door overdracht van de woning van moeder binnen de familie.
2.5. Op 3 oktober 2014 hebben klagers bij de kantonrechter van de rechtbank Limburg
een zelfstandig verzoek tot onderbewindstelling van het vermogen van moeder en tot mentorschap over moeder ingediend.
2.6. Bij tussenbeschikking van 17 oktober 2014 heeft de kantonrechter overwogen voornemens
te zijn om [F] tot bewindvoerder te benoemen en daarnaast nog een tweede bewindvoerder te benoemen. De kantonrechter heeft daarbij [A] en [B] in de gelegenheid gesteld een bewindvoerder van hun keuze voor te stellen en klagers in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De kantonrechter heeft voorts overwogen dat [D] tot mentor wordt benoemd.
2.7. Bij brief van 29 oktober 2014 hebben [A] en [B] aan de kantonrechter [de echtgenoot] als
tweede bewindvoerder voorgesteld. Bij deze brief is onder meer een ongedateerde brief van de notaris gevoegd. In deze brief heeft de notaris aan [A] en [B] een advies gegeven over hoe om te gaan met het gebrek aan liquiditeiten bij moeder om de rente op de schenkingen te betalen. Anders dan [notaris X] heeft de notaris aangegeven dat overdracht van de woning van moeder niet noodzakelijk is.
2.8. Klagers hebben zich tegen benoeming van [de echtgenoot] als tweede bewindvoerder verzet en een professioneel bewindvoerder voorgesteld.
2.9. Bij beschikking van 14 november 2014 heeft de kantonrechter het vermogen van moeder onder bewind gesteld met benoeming van […] B.V. te […] tot bewindvoerder, alsmede ten behoeve van moeder een mentorschap ingesteld met benoeming van [D] tot mentor. De kantonrechter heeft daarbij - onder meer - het volgende overwogen:
“De kantonrechter overweegt als volgt. Het is spijtig dat partijen het niet eens worden waar het gaat om de benoeming van een tweede bewindvoerder over het vermogen van moeder. Omdat het voorstel van [A] c.s. op klaarblijkelijk onoverkomelijk bewaren stuit van [D] c.s. zal de kantonrechter niet overgaan tot het benoemen van [de echtgenoot] als tweede bewindvoerder. Anders beslissen zou, gezien de verhoudingen, niet in het belang van moeder geacht moeten worden. Dat brengt echter ook met zich dat de kantonrechter zich genoopt ziet terug te komen van zijn voornemen om [F] te benoemen. Nu partijen zich in de patstelling bevinden waarin zij zich zelf hebben gemanoeuvreerd, acht de kantonrechter termen aanwezig af te wijken van de wettelijke richtsnoer om een familielid als bewindvoerder te benoemen en zal hij overgaan tot benoeming van een buitenstaander als bewindvoerder, en wel een professioneel bewindvoerder niet-zijnde de door [D] c.s. voorgedragen [….].. Aldus zal benoemd worden […]B.V. te [..].
Als reeds overwogen in de tussenbeschikking zal [D] worden benoemd tot mentor.”
2.10. Op 8 december 2014 zijn [C] en [E] op het kantoor van de notaris geweest.
Zij hebben alstoen met de notaris gesproken over de hiervoor onder 2.7. vermelde ongedateerde brief
van de notaris.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klagers verwijten de notaris het volgende:
1. De notaris heeft zich partijdig gedragen, terwijl hij in het gesprek op 2 augustus 2014 uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij in deze zaak als onpartijdige notaris met alle partijen wilde overleggen.
2. De inhoud van de ongedateerde brief van de notaris is onbetamelijk. Klagers hebben bovendien
het vermoeden dat [A] en/of [de echtgenoot] deze brief (deels) hebben geredigeerd.
3.2.
De notaris voert hiertegen verweer.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan
het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in
dat artikel omschreven tuchtnorm. De diverse onderdelen van de klacht zullen afzonderlijk worden
besproken.
klachtonderdeel 1 opstelling/rol notaris
4.2. Klagers verwijten de notaris dat hij zich partijdig heeft gedragen, terwijl hij in het gesprek
op 2 augustus 2014 uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij in deze zaak als onpartijdige notaris met alle kinderen wilde overleggen. Klagers voeren in dit verband het volgende aan.
[F] heeft na de indiening van het verzoek van [A] en [B] tot onderbewindstelling en mentorschap contact gezocht met [A] en [B] met het doel om met hen én de notaris te overleggen. De notaris zou daarbij als deskundig adviseur voor alle partijen aanzitten. Dit overleg heeft op 2 augustus 2014 bij [A] thuis plaatsgevonden. [F] heeft aan het begin van dit gesprek expliciet aan de notaris gevraagd namens wie de notaris aan het overleg deelnam. De notaris antwoordde daarop dat hij als notaris een neutrale en objectieve positie bekleedde en dat hij er dus voor de gehele familie was. De notaris heeft evenwel voorafgaand, tijdens en na dat overleg de onpartijdigheid volstrekt uit het oog verloren. De notaris heeft in de gesprekken op 8 en 9 december 2014 ook toegegeven dat hij onder druk van [A] en [de echtgenoot] stond.
4.3. De notaris voert hiertegen verweer. De notaris betwist dat hij in het gesprek van
2 augustus 2014 heeft aangegeven dat hij voor alle kinderen optrad. De notaris trad op als partij-notaris van [A] en [B] en dat is van meet af aan duidelijk geweest.
De notaris voert in dit verband het volgende aan. De notaris heeft al jaren een vriendschappelijke band met [A] en [de echtgenoot]. De notaris is in de zomer van 2014 benaderd door [A] en [B]. Zij maakten zich grote zorgen over de zorg voor hun moeder door [D]. Ook hadden zij vraagtekens bij het beheer over het vermogen van moeder door [F], [E] en [C]. Tot slot waren zij het niet eens met de door klagers voorgestane verkoop van de woning van moeder. [A] heeft de notaris laten weten dat [F] het op prijs zou stellen indien de notaris aanwezig zou zijn bij het gesprek op 2 augustus 2014, met name omdat de notaris er een andere visie op nahield dan [notaris X] en een tweetal andere mondeling geconsulteerde notarissen. De notaris heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en is bij het overleg aangeschoven. De notaris betoogt dat het voor iedereen kenbaar was, althans had moeten zijn, dat hij als partij-notaris van [A] en [B] optrad. De notaris voert in dit verband aan dat hij geen opdracht tot het verrichten van diensten van klagers heeft gehad, dat hij tot zijn brief nooit contact met klagers heeft gehad behoudens het gesprek op 2 augustus 2014 en dat zijn brief uitsluitend was gericht aan [A] en [B]. Voorts voert de notaris aan dat klagers geen declaratie van de notaris hebben ontvangen en dat klagers een eigen notaris hadden. [C] liet immers al jaren zijn notariële zaken over aan [notaris X] te […] en [F] heeft het gevolgde estateplanningstraject laten beoordelen door een notaris te […]. Verder ligt het, aldus de notaris, niet voor de hand dat de broers, die in de zaken- en bankwereld werkzaam zijn, een persoonlijke vriend van de zussen met wie zij in onmin leefden als onafhankelijk adviseur zouden aanvaarden. De notaris wijst er tot slot op dat [F] tijdens het gesprek van 2 augustus 2014 de notaris heeft verzocht het bezoek- en toegangsrecht van [A] en [B] bij verkoop van de woning van moeder uit te werken en dat de notaris [F] toen heeft medegedeeld dat hij dat verzoek als adviseur van [A] en [B] toen van de hand heeft gewezen.
4.4. De kamer overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 18, lid 1, van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 maakt de notaris tijdig aan belanghebbenden kenbaar dat hij optreedt als partijadviseur. Achterliggende gedachte is dat als de notaris in een bepaald geval optreedt als partijadviseur en niet als onafhankelijk behartiger van alle partijbelangen, daarover geen enkel misverstand mag ontstaan. Anders dan de notaris is de kamer van oordeel dat de notaris tijdens het gesprek op 2 augustus 2014 onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij optrad als partijadviseur.
Tijdens dit overleg is gesproken over een bezoek- en toegangsrecht van [A] en [B] bij verkoop van de woning. De lezingen van partijen over hetgeen op dat punt is besproken en of toen duidelijk werd of de notaris als partij-notaris optrad lopen uiteen. Wat daarvan ook zij, het had op de weg van de notaris gelegen [F] aan het begin van het overleg glashelder duidelijk te maken dat hij als partij-notaris optrad. Hetgeen de notaris overigens heeft aangevoerd doet niet af aan de verplichting van de notaris om klagers te informeren over zijn rol als partijadviseur. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.
klachtonderdeel 2 inhoud ongedateerde brief van de notaris
4.5. Klagers verwijten de notaris dat de inhoud van de ongedateerde brief van de notaris onbetamelijk is, omdat - zo begrijpt de kamer - hierin onjuistheden c.q. juridische misslagen en onprofessionele uitlatingen staan. Klagers hebben bovendien het vermoeden dat [A] en/of [de echtgenoot] deze brief (deels) hebben geredigeerd. Als gevolg van deze brief van de notaris is de kantonrechter verkeerd geïnformeerd, aldus klagers. Klagers voeren in dit verband - kort gezegd - het volgende aan:
1. In de brief staat geen plaats en datum vermeld.
2. In de brief staat geen dossiernummer vermeld.
3. In de brief staat geen euroaanduiding vermeld.
4. In de brief staan de paginanummers steeds op een andere plek.
5. In de brief staat vermeld “omtrent de noodzaak van die papieren schenkingen” . Dit suggereert dat de akten mogelijk als niet gepasseerd of niet relevant kunnen worden beschouwd.
6. In de brief citeert de notaris uit een document van [notaris X] een niet
bestaande en ook niet daarin benoemde vermogenssamenstelling. De notaris stelt dat de vadersparten € 284.444,-- zouden zijn, terwijl die benaming en dat getal niet in het document van [notaris X] staan.
7. In de brief staat ten onrechte vermeld dat er een druk van 0,6% op te verkrijgen vermogen van
€ 500.000,-- ontstaat, omdat er na aftrek van de schulden geen vermogen meer resteert.
8. In de brief staat ten onrechte vermeld dat het niet noodzakelijk is om rekening
te houden met papieren schenkingen, terwijl daarvan notariële akten zijn opgemaakt.
9. In de brief wordt het verwijt gemaakt dat er eerder “onvoldoende onderzocht is” en wordt ten onrechte gesteld dat 2008 en 2009 nog maar kort geleden is.
10. In de brief staat ten onrechte vermeld dat 5% over de laatste schenkingen een
behoorlijk offer is. Dat is een onprofessionele uitlating. Hiervoor is destijds, gelet op de leeftijd van moeder en de gezondheidsrisico’s van moeder, bewust gekozen.
11. Op de derde pagina van de brief is het briefhoofd scheef op de tekst geplaatst.
12. In de brief staat vermeld “wel zeer riante rente van 6%” op de papieren schenkingen, terwijl dit percentage wettelijk is voorgeschreven.
13. In de brief staat vermeld “O.K. de, niet bepaald armlastige kinderen, konden weer een leuk bedrag cash beuren” . De komma staat verkeerd en het betreft geen professionele woordkeuze.
14. In de brief staat vermeld een hypothetische aanslag van 10% of € 40.000,-- over die papieren schenkingen als die al belast zouden worden.
Dat is feitelijk onjuist, omdat dan de vrijstelling niet wordt meegenomen.
15. In de brief is het woord “te” handgeschreven.
16. In de brief staat vermeld dat doordat een van de kinderen via de B.V. geld aan moeder heeft geleend, hij “zich daarmee zelf een bevoorrechte positie boven zijn broers en zusters weet te verschaffen en zijn rentedragende vordering op elk moment kan opeisen. Dit is een ernstige beschuldiging/verdachtmaking. De notaris wist namelijk dat deze geldlening aan moeder op verzoek van moeder en met instemming van alle kinderen was.
17. In de brief staat vermeld “nattigheid” . Dit taalgebruik is onbetamelijk.
4.6. De notaris voert hiertegen verweer. De notaris stelt zich op het standpunt dat de inhoud van zijn brief niet onbetamelijk is. Hij betwist voorts dat [A] en/of [de echtgenoot] zijn brief (deels) hebben geredigeerd en stelt dat hij de brief volledig zelf heeft geschreven met uitzondering van het handgeschreven woordje “te”. De notaris betwist ook dat zijn brief van invloed is geweest op de beslissing van de kantonrechter en verwijst in dat verband naar de beschikking van de kantonrechter van 14 november 2014. De notaris voert met betrekking tot de door klagers aangevoerde punten
- kort gezegd - het volgende aan.
1. De datum is abusievelijk niet vermeld. De notaris heeft de brief op 28 oktober 2014 ’s avonds thuis geschreven.
2. Een dossiernummer was niet nodig, want de brief was gericht aan [A] en [B].
3. Op pagina 2 van de brief staat het volgende vermeld: “alle hierna te vermelden bedragen luiden in euro”.
4. -
5. Zie de opmerkingen bij punt 7.
6. De notaris heeft zich gebaseerd op de inhoud van de brief van [notaris X] en de mededelingen van [A] en [B]. De cijfers komen nagenoeg overeen met de cijfers uit de notitie van belastingadvieskantoor [het belastingadvieskantoor], welk kantoor door de bewindvoerder is benaderd.
7. Klagers hebben de strekking van de brief niet begrepen. De notaris heeft willen uitleggen dat het door moeder na te laten vermogen al zodanig was geslonken dat het niet langer nodig was om rentebetalingen op de papieren schenkingen te doen. Het niet betalen van die rente op die papieren schenkingen zou tot gevolg hebben dat de papieren schenkingen fiscaal niet als schulden in het door moeder na te laten vermogen zouden worden geaccepteerd. Fiscaal was dat echter geen probleem omdat zelfs in dat geval nog amper erfbelasting verschuldigd zou worden. Zelfs helemaal niet, zoals uit de notitie van [het belastingadvieskantoor] blijkt.
8. Zie opmerkingen bij punt 7.
9. De notaris blijft van mening dat de termijn kort is.
10. De notaris blijft van mening dat 5% een behoorlijk offer is. Over de papieren schenkingen werd behoudens de vrijstelling 5% schenkingsrecht in 2009 en 2010 verschuldigd en afgedragen. Met de schenkingen werd in feite maximaal 5% successierecht in de toekomst voorkomen (tarieven 2008 en 2009). Pas in 2010 werd de eerste schijf belast met 10%. Overigens heeft [B] de notaris medegedeeld dat moeder het schenkingsrecht voor haar rekening heeft genomen. Als de schenking vrij van recht is geweest, valt het schenkingsrecht hoger uit (8%).
11. Zie opmerkingen bij punt 2.
12. Het betalen van de rente was gezien de vermogenspositie van moeder niet langer noodzakelijk.
13. De notaris beslist zelf over zijn woordkeuze. De notaris krijgt vaak te horen dat hij een heldere schrijfwijze heeft en eenvoudig lastige materies uiteenzet.
14. -
15. Het woordje “te” is door één van de medewerkers van kantoor toegevoegd.
16. De notaris verwijst naar de volgende passage in zijn brief: “Voor de goede orde. Ik stel hier niemands integriteit ter discussie, absoluut niet. Dit schrijven mag de lezer beschouwen als een poging om te bewerkstellen dat wat genuanceerder wordt gedacht over de tot op heden ten aanzien van het
estateplanningsaspect gevolgde strategie.”
De notaris verwijst voorts naar de notitie van [het belastingadvieskantoor]. De vennootschap van [E] heeft inmiddels de lening opgeëist en de woning van moeder is verkocht aan [D].
17. Zie opmerkingen bij punt 16.
4.7. De kamer overweegt met betrekking tot het vermoeden van klagers dat de brief van de notaris (deels) door [A] en/of [de echtgenoot] is geredigeerd, welk vermoeden nader is toegelicht in punt 1, 2, 3, 4, 11 en 15, als volgt. Gelet op de uitgebreide toelichting van de notaris over de totstandkoming van zijn brief gaat de kamer ervan dat de notaris deze brief zelf heeft geschreven en dat deze brief niet (deels) door [A] en/of [de echtgenoot] is geredigeerd. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.
De kamer overweegt met betrekking tot het verwijt van klagers dat de brief onjuistheden c.q. juridische misslagen bevat, welk verwijt nader is toegelicht in punt 5, 6, 7, 8, 9 en 14, als volgt.
Klagers hebben geen belang bij dit subonderdeel van de klacht, omdat de notaris deze brief in zijn hoedanigheid van partij-notaris van [A] en [B] heeft geschreven. Weliswaar is deze brief overgelegd in de procedure ter zake van de onderbewindstelling van het vermogen van moeder en
het mentorschap over moeder, doch uit de beschikking van de kantonrechter van 14 november 2014 volgt geenszins dat de inhoud van deze brief van invloed is geweest op de beslissing van de kantonrechter om [F] niet als bewindvoerder te benoemen.
De kamer overweegt met betrekking tot het verwijt dat de notaris onprofessionele uitlatingen
jegens klagers heeft gedaan als volgt. De door klagers aangehaalde uitlatingen (punt,
10, 12, 13, 16 en 17) zijn niet van dien aard dat deze klachtwaardig zijn. Wel komen
uitlatingen als
“O.K. de, niet bepaald armlastige kinderen, konden weer een leuk bedrag cash beuren.”
de kamer zeer aanmatigend voor. Dergelijke uitlatingen sieren de beroepsgroep niet.
4.8. Gelet op het voorgaande zal de kamer het eerste klachtonderdeel gegrond verklaren.
Gezien de omstandigheden van het geval acht de kamer de ongerechtigheid in kwestie
niet zwaarwegend genoeg om een maatregel op te leggen. De kamer zal klagers in het
tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren voor zover dit betrekking heeft
op juridische misslagen c.q. onjuistheden en het tweede klachtonderdeel voor het overige
ongegrond verklaren.
5. De beslissing
5.1. verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond zonder oplegging van een maatregel;
5.2. verklaart klagers in het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk voor zover dit betrekking heeft op juridische misslagen c.q. onjuistheden en verklaart het tweede klachtonderdeel voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.M. Knaapen, rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. J.A.P. Dings, plaatsvervangend notaris lid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belasting lid.
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015 door mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, voorzitter,
in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet als secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.