Zoekresultaten 191-200 van de 846 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 126/2018

    Klacht tegen Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige kennelijk niet ontvankelijk. In dit geval kan niet worden aangenomen dat verweerster de verklaring heeft geschreven in haar professionele hoedanigheid, er is sprake van privé-gedrag. Hoe verweerster zich privé gedraagt is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-161a

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Gebleken is dat de verpleegkundige, met wie klager geen behandelrelatie heeft, het EPD van klager niet heeft ingezien. De lezingen van partijen over hoe de informatie over klager bij het behandelteam van klager terecht is gekomen, lopen uiteen. Dit kan het College derhalve niet vaststellen. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:186 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-150

    Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is de schoonzus (de zus van de echtgenote) van de overleden broer van klager. De klacht gaat over handelen/nalaten jegens de overleden broer van klager en de minderjarige kinderen van de overleden broer. Klager behoort echter niet tot de kring van klachtgerechtigden zoals bedoeld in artikel 65 lid 1 Wet BIG, omdat de weduwe van de overleden broer eerst klachtgerechtigde is en niet blijkt dat zij met de klacht heeft ingestemd. Klager niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:187 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-109

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De klacht is ingediend door de ex-werkgever van de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft zich in korte tijd tegenover twee afzonderlijke cliënten grensoverschrijdend gedragen. Hij heeft onvoldoende inzicht getoond in het toelaatbare van dit gedrag door dit gedrag als slechts troostend te betitelen. Voor zover klaagster de verpleegkundige verwijt dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen en opmerkingen die een seksuele lading hadden, wordt de klacht ongegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:188 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-126

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Vast staat dat de verpleegkundige ten onrechte een derde Pneu-vaccin heeft verstrekt. Dit vaccin was overbodig en had niet verstrekt mogen worden. Dat de verpleegkundige bij ontdekking van de fout, aan het einde van de middag, eerst overleg heeft gepleegd met de arts en een collega alvorens klaagster de volgende dag te bellen, wordt niet onzorgvuldig geacht. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-136

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Alhoewel klager heeft gesteld dat zijn uitlatingen een uiting van frustratie waren en niet dreigementen, maakt het College op dat zijn uitlatingen als persoonlijk zijn ervaren door de ambulancemedewerkers en dermate agressief en bedreigend waren dat die door hen serieus zijn genomen. Uit de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van de agenten blijkt niet dat verweerder klager heeft toegezegd dat de herhaling van zijn uitingen in het bijzijn van de agent geen problemen zou opleveren of geen nadelige gevolgen zou hebben. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:294 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.116

    De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, zoon van klagers, hierna patiënt, die na een zwangerschap van minder dan 28 weken was geboren. Een maand na de geboorte is patiënt overgebracht naar het ziekenhuis waar verweerster als neonatologieverpleegkundige werkzaam was. Patiënt is na aankomst in de voormiddag in de couveuse gelegd. De bevochtiger is daarbij niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk waardoor het niet naar behoren functioneerde. In de loop van de dag was sprake van een verslechterende toestand met kortdurende saturatiedalingen en bradycardie. Kort voor middernacht is de bevochtiger aangesloten. In de nacht en de opvolgende ochtend verslechterde de situatie verder. Voorafgaand aan intubatie werd aan patiënt tweemaal morfine toegediend, beide keren abusievelijk in een 10-voudige dosering. Bij de een week nadien verrichte MRI is zeer ernstige hersenschade geconstateerd waarna de behandeling gericht op herstel is gestaakt. Vier dagen nadien is patiënt overleden. Klagers stellen dat de volgende fouten zijn gemaakt: a. Toediening koude lucht via ademhalingsondersteuningsapparaat gedurende 10 uur omdat de stekker voor de verwarming er niet in zat. Hierdoor heeft zich volgens klagers taaislijm ontwikkeld en zijn ademhalingsproblemen ontstaan; b. Het instellen van een hogere couveusetemperatuur dan in het eerdere ziekenhuis, waardoor patiënt ondanks de koude (beademings)lucht toch op temperatuur bleef; c. Het niet leegpompen van de maag voor de intubatie; d. Het tot tweemaal toedienen van een hoeveelheid morfine 10-voudig aan het maximaal toelaatbare.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:295 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.117

    De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, zoon van klagers, hierna patiënt, die na een zwangerschap van minder dan 28 weken was geboren. Een maand na de geboorte is patiënt overgebracht naar het ziekenhuis waar verweerster als neonatologieverpleegkundige werkzaam was. Patiënt is na aankomst in de voormiddag in de couveuse gelegd. De bevochtiger is daarbij niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk waardoor het niet naar behoren functioneerde. In de loop van de dag was sprake van een verslechterende toestand met kortdurende saturatiedalingen en bradycardie. Kort voor middernacht is de bevochtiger aangesloten. In de nacht en de opvolgende ochtend verslechterde de situatie verder. Voorafgaand aan intubatie werd aan patiënt tweemaal morfine toegediend, beide keren abusievelijk in een 10-voudige dosering. Bij de een week nadien verrichte MRI is zeer ernstige hersenschade geconstateerd waarna de behandeling gericht op herstel is gestaakt. Vier dagen nadien is patiënt overleden. Klagers stellen dat de volgende fouten zijn gemaakt: a. Toediening koude lucht via ademhalingsondersteuningsapparaat gedurende 10 uur omdat de stekker voor de verwarming er niet in zat. Hierdoor heeft zich volgens klagers taaislijm ontwikkeld en zijn ademhalingsproblemen ontstaan; b. Het instellen van een hogere couveusetemperatuur dan in het eerdere ziekenhuis, waardoor patiënt ondanks de koude (beademings)lucht toch op temperatuur bleef; c. Het niet leegpompen van de maag voor de intubatie; d. Het tot tweemaal toedienen van een hoeveelheid morfine 10-voudig aan het maximaal toelaatbare. De klacht betreffende de verpleegkundige beperkt zich tot klachtonderdeel d. Het Regionaal Tuchtcollege heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard, aan de verpleegkundige de maatregel van berisping opgelegd en publicatie van de uitspraak gelast. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt eveneens dat klachtonderdeel d gegrond is, maar komt tot de oplegging van een lichtere maatregel, te weten een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:292 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.114

    De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, zoon van klagers, hierna patiënt, die na een zwangerschap van minder dan 28 weken was geboren. Een maand na de geboorte is patiënt overgebracht naar het ziekenhuis waar verweerster als neonatologieverpleegkundige werkzaam was. Patiënt is na aankomst in de voormiddag in de couveuse gelegd. De bevochtiger is daarbij niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk waardoor het niet naar behoren functioneerde. In de loop van de dag was sprake van een verslechterende toestand met kortdurende saturatiedalingen en bradycardie. Kort voor middernacht is de bevochtiger aangesloten. In de nacht en de opvolgende ochtend verslechterde de situatie verder. Voorafgaand aan intubatie werd aan patiënt tweemaal morfine toegediend, beide keren abusievelijk in een 10-voudige dosering. Bij de een week nadien verrichte MRI is zeer ernstige hersenschade geconstateerd waarna de behandeling gericht op herstel is gestaakt. Vier dagen nadien is patiënt overleden. Klagers stellen dat de volgende fouten zijn gemaakt: a. Toediening koude lucht via ademhalingsondersteuningsapparaat gedurende 10 uur omdat de stekker voor de verwarming er niet in zat. Hierdoor heeft zich volgens klagers taaislijm ontwikkeld en zijn ademhalingsproblemen ontstaan; b. Het instellen van een hogere couveusetemperatuur dan in het eerdere ziekenhuis, waardoor patiënt ondanks de koude (beademings)lucht toch op temperatuur bleef; c. Het niet leegpompen van de maag voor de intubatie; d. Het tot tweemaal toedienen van een hoeveelheid morfine 10-voudig aan het maximaal toelaatbare. De klacht betreffende de verpleegkundige beperkt zich tot de onderdelen a en b. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdelen a en b gegrond verklaard, aan de verpleegkundige de maatregel van berisping opgelegd en publicatie van de uitspraak gelast. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel b gegrond, maar klachtonderdeel a ongegrond. Dit geeft het Centraal Tuchtcollege echter geen aanleiding tot het opleggen van een minder zware maatregel dan in eerste aanleg aan de verpleegkundige is opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:293 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.115

    De klacht heeft betrekking op de behandeling van de, inmiddels overleden, zoon van klagers, hierna patiënt, die na een zwangerschap van minder dan 28 weken was geboren. Een maand na de geboorte is patiënt overgebracht naar het ziekenhuis waar verweerster als neonatologieverpleegkundige werkzaam was. Patiënt is na aankomst in de voormiddag in de couveuse gelegd. De bevochtiger is daarbij niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk waardoor het niet naar behoren functioneerde. In de loop van de dag was sprake van een verslechterende toestand met kortdurende saturatiedalingen en bradycardie. Kort voor middernacht is de bevochtiger aangesloten. In de nacht en de opvolgende ochtend verslechterde de situatie verder. Voorafgaand aan intubatie werd aan patiënt tweemaal morfine toegediend, beide keren abusievelijk in een 10-voudige dosering. Bij de een week nadien verrichte MRI is zeer ernstige hersenschade geconstateerd waarna de behandeling gericht op herstel is gestaakt. Vier dagen nadien is patiënt overleden. Klagers stellen dat de volgende fouten zijn gemaakt: a. Toediening koude lucht via ademhalingsondersteuningsapparaat gedurende 10 uur omdat de stekker voor de verwarming er niet in zat. Hierdoor heeft zich volgens klagers taaislijm ontwikkeld en zijn ademhalingsproblemen ontstaan; b. Het instellen van een hogere couveusetemperatuur dan in het eerdere ziekenhuis, waardoor patiënt ondanks de koude (beademings)lucht toch op temperatuur bleef; c. Het niet leegpompen van de maag voor de intubatie; d. Het tot tweemaal toedienen van een hoeveelheid morfine 10-voudig aan het maximaal toelaatbare. De klacht betreffende de verpleegkundige beperkt zich tot de onderdelen a en b. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel a gegrond verklaard en klachtonderdeel b ongegrond verklaard. Aan de verpleegkundige is de maatregel van waarschuwing opgelegd en het Regionaal Tuchtcollege heeft publicatie van de uitspraak gelast. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel a eveneens gegrond en legt aan de verpleegkundige, met eenparigheid van stemmen, de maatregel van berisping op.