ECLI:NL:TGZRZWO:2018:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 126/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:179
Datum uitspraak: 27-11-2018
Datum publicatie: 27-11-2018
Zaaknummer(s): 126/2018
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige kennelijk niet ontvankelijk. In dit geval kan niet worden aangenomen dat verweerster de verklaring heeft geschreven in haar professionele hoedanigheid, er is sprake van privé-gedrag. Hoe verweerster zich privé gedraagt is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 november 2018 naar aanleiding van de op 3 mei 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. I.P.C. Sindram, advocaat te Nijmegen,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift;

- het proces-verbaal van het op 21 augustus 2018 gehouden mondeling vooronderzoek met daaraan een reactie met bijlage van klager op het verweerschrift gehecht;

- een reactie van de advocaat van verweerster op het proces-verbaal van

21 augustus 2018.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster was in de periode september 2011 tot maart 2012 als AIOS (assistent in opleiding tot specialist) psychiatrie werkzaam bij de crisisdienst van E te D in het kader van de stage sociale psychiatrie. In die periode was verweerster met sabbatical.

Na beëindiging van de stage heeft klaagster een relatie gekregen met F, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en collega van verweerster. Deze relatie duurde tot 6 juni 2014 en werd gestaakt na aangifte van klaagster van fysieke mishandeling van klaagster door F. Klaagster was ten tijde van de vermeende mishandeling zwanger en net geopereerd. Hierna werd nog driemaal door verweerster aangifte gedaan bij de politie wegens stalken.

Uit de relatie werd een zoon geboren. In 2017 waren klaagster en F in een juridische procedure verwikkeld omtrent een omgangsregeling met hun zoon. F heeft verweerster verzocht een verklaring over zijn functioneren op papier te zetten die ingebracht kon worden in de gerechtelijke procedure. Verweerster voldeed aan dit verzoek.

Klaagster werd op 5 september 2017 door haar advocaat van de verklaring van verweerster in kennis gesteld. Nadat klachtbemiddeling bij de instelling E mislukte werd een klacht bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle ingediend.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat:

a. verweerster zich in haar functie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige in een verklaring, te gebruiken in een juridische (privé) procedure, heeft uitgesproken over karaktereigenschappen van klaagster zonder dat er ooit sprake is geweest van samenwerking, waardoor zij misbruik maakt van haar beroepstitel;

b. verweerster gaat de grenzen van de beroepscodes ver te buiten door ongefundeerde uitspraken te doen over het karakter van klaagster en door voor te doen dat deze mening door het team wordt gedeeld waardoor sprake is van onprofessioneel handelen;

c. er een angstcultuur is gezaaid waardoor de veiligheid van het werkklimaat en de veiligheid van de patiëntenzorg in het geding is.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan:

Ad a.: dat de wet de norm “misbruik van een beroepstitel” niet kent. Reeds om die reden leent de klacht zich niet voor behandeling. Klaagster heeft terecht gewezen op toepassing van de tweede tuchtnorm. Verweerster ontkent in elk geval dat het belang van wet BIG, artikel 47 lid 1 onder b: handelen of nalaten in strijd met de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg, op enige wijze is geraakt door haar verklaring die op persoonlijke titel is geschreven;

Ad b.: dat zij niet onprofessioneel gehandeld heeft en dat zij de grenzen van de beroepscodes niet heeft overschreden. De gewraakte uitspraken over klaagsters karakter zijn zeer oppervlakkig van aard en zijn niet gedaan vanuit enige expertise, of met gebruikmaking van de titel SPV-er;

Ad c.: dat verweerster zich volstrekt niet herkend in de angstcultuur die zou heersen. Er worden geen artsen in opleiding of andere medewerkers uitgehoord en de patiëntenzorg is geenszins in gevaar.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Beoordeeld moet worden of het handelen en/of nalaten van aangeklaagde is onderworpen aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG. Naar het oordeel van het college ziet het door klaagster aan aangeklaagde verweten handelen niet op handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten jegens degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand bijstand wordt verleend en/of ingeroepen (de eerste tuchtnorm). Evenmin is sprake van gedragingen die niet door de eerste tuchtnorm worden bestreken, maar niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld RTG Zwolle 23 februari 2018, ECLI:NL:TGZRZWO:2018:52) moet in dat geval het handelen van aangeklaagde voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van aangeklaagde niet los te kunnen worden gezien van zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde.

5.2

In dit geval is heeft het handelen van verweerster onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg en kan niet worden aangenomen dat verweerster de verklaring heeft geschreven in haar professionele hoedanigheid. Dat het handelen van verweerster wel weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg is door klaagster niet onderbouwd en het college niet gebleken. Zij heeft de verklaring ondertekend met haar naam, zonder haar professie te noemen. Voor klaagster en de ontvanger moet volkomen helder zijn geweest dat de verklaring op persoonlijke titel is geschreven. Er staat geen professioneel oordeel in, het gaat kortom om een persoonlijk getinte collegiale verklaring.

Naar het oordeel van het college is het handelen van verweerster dus niet verweven met haar hoedanigheid van sociaal psychiatrisch verpleegkundige en is sprake van privé-gedrag. Hoe verweerster zich privé gedraagt is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter. Dat is slechts anders indien dit privé-gedrag van invloed is op de beroepsuitoefening. Daarvan is in dit geval geen sprake. De conclusie moet zijn dat het handelen van aangeklaagde niet ter toetsing aan het college kan worden voorgelegd.

5.3

Uit het voorgaande volgt dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in haar klacht.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven in raadkamer door A.L. Smit, voorzitter, A.H. de Vries en E. van Egmond, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Duijnstee-Mikmak, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.