Zoekresultaten 32921-32930 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:98 Raad van Discipline Arnhem 13-133

    De brief van klager van 25 november 2009 aan de deken kan in alle redelijkheid niet anders dan als een klacht worden beschouwd. Niet is gebleken dat die klacht bij de deken is afgesloten. Gelet op het bepaalde in artikel 46 d lid 2 Advocatenwet zou daarvoor een op schrift gestelde door de klager, verweerder en de deken ondertekende minnelijke schikking nodig zijn geweest. Nadat een bemiddelingsgesprek had plaatsgevonden is een zodanige schikking uitgebleven. Klager is in zijn klacht ontvankelijk. Door het jarenlang vrijwel stil laten liggen van de behandeling van de zaak en het in die periode geen duidelijkheid scheppen is verweerder jegens klager ernstig tekort geschoten in de communicatie met klager en de wederpartij. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:105 Raad van Discipline Arnhem 13-27

    Klacht over de wijze waarop een advocaat de zaak voor haar cliënte heeft aangepakt. Van belang is dat de advocaat klaagster vooraf duidelijk schriftelijk heeft gewezen op de niet haalbare vorderingen en klaagster meent dat zij is gedwongen deze brieven voor akkoord te ondertekenen. Dit is de raad niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 328 - 2013

    Weliswaar binnen redelijke termijn klacht ingediend bij deken, maar daarna drie jaar gewacht met verzoek klacht door te zenden.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:99 Raad van Discipline Arnhem 13-113

    Verwijt dat verweerder zijn macht als advocaat heeft misbruikt en klager daarmee heeft belemmerd in zijn werkzaamheden en schade heeft berokkend, door bij de verhuurder van klager te klagen over diverse vormen van overlast, ongegrond. Klager is in zijn klacht dat verweerder in 2005 na het opzeggen van de relatie met klager niet heeft zorg gedragen voor een zorgvuldige overdracht van het dossier aan klager niet ontvankelijk wegens een te lang tijdsverloop tussen gebeurtenis en klacht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:106 Raad van Discipline Arnhem 13-41

    Een advocaat die met een (voormalig) cliënt privé in een investeringsproject zit. Belangenverstrengeling, omdat verweerder tegelijkertijd advocaat was van klaagster, van het bedrijf waarin hij privé investeerde en van de aandeelhouder van dat bedrijf, een en ander naast zijn privébelang in de onderneming. Klacht gegrond.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:100 Raad van Discipline Arnhem 13-109

    Verweerder had de voortgang – van de tot standkoming van een regeling van de gevolgen van een echtscheiding – beter moeten bewaken en toen bleek dat de advocaat van de wederpartij dat niet deed zelf een concept-convenant moeten opstellen. In zoverre is hij tekort geschoten in de zorg die hij jegens klaagster diende te betrachten. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:107 Raad van Discipline Arnhem 13-42

    Dekenbezwaar in verband met belangenverstrengeling van twee advocaten die privé hebben geïnvesteerd in een vennootschap, waar zij ook advocaat van waren. Verschillende rollen van advocaat en privé investeerder zijn vervaagd en er is voor verschillende tegenstrijdige belangen opgetreden. Bezwaar gegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2013:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13171

    Inspectie verwijt neuroloog dat hij in strijd handelt met de binnen zijn beroepsgroep geldende normen voor verantwoorde zorg, dat de dossiervoering niet aan de professionele norm voldoet, dat hij niet voldoet aan het wettelijke vereiste van ‘informed consent’, dat hij onvoldoende met verwijzers communiceert en zich onvoldoende toetsbaar opstelt. Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond. Gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep van neuroloog zelfstandig uit te oefenen; hij zal nog slechts onder supervisie werkzaam mogen zijn.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:101 Raad van Discipline Arnhem 13-102

    Verzet niet ontvankelijk, één dag te laat.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:108 Raad van Discipline Arnhem 13-71

    Verzetszaak over de kwaliteit van een bepaling in een echtscheidingsconvenant uit 1992. Het moet klager in september 2009 duidelijk zijn geweest dat zijn veronderstelling over de inhoud van de bepaling onjuist was. De klacht is in april 2012 ingediend. Verweerder kan niet meer beschikken over het dossier uit 1992 en de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is vanwege het grote verloop van tijd wordt door de raad bekrachtigd.