ECLI:NL:TADRARN:2013:107 Raad van Discipline Arnhem 13-42

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:107
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 18-11-2013
Zaaknummer(s): 13-42
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
  • Berisping
  • Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar in verband met belangenverstrengeling van twee advocaten die privé hebben geïnvesteerd in een vennootschap, waar zij ook advocaat van waren. Verschillende rollen van advocaat en privé investeerder zijn vervaagd en er is voor verschillende tegenstrijdige belangen opgetreden. Bezwaar gegrond.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-42

naar aanleiding van de bezwaren van:

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland

   tegen:

hierna gezamenlijk te noemen verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 7 februari 2013 met kenmerk RvT 1112-9359/LB/sd,  door de raad ontvangen op 8 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de bezwaren ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De bezwaren zijn behandeld ter zitting van de raad van 2 september 2013 in aanwezigheid van de deken Midden-Nederland en verweerders vertegenwoordigd door hun advocaat mr. C. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De in 1.1 genoemde brief aan de raad met bijlagen 1 t/m 18; 

- De brief van 14 augustus 2013 met bijlagen van mr. C.

- Brieven van 11 februari 2013, 11 september 2013 en 18 september 2013 over het tuchtrechtelijk verleden van verweerders.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de bezwaren wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder sub 1 is advocaat en partner bij het kantoor OMVR en  houdt kantoor in B.. Verweerder sub 2 is eveneens partner van het kantoor OMVR en is werkzaam in het kantoor H. De zwager van verweerder sub 2, de heer S, was bestuurder van een vennootschap die vleesverwerkingsactiviteiten in Roemenië ging ontplooien. Het betrof de Roemeense vennootschap P[…]. De andere aandeelhouder van deze vennootschap was de heer K. K had het Nederlandse deel van de vennootschap verkocht en onderdeel van de koopsom was dat hij de activiteiten in Roemenië kon gaan ontplooien. De heer S investeerde in het Roemeense bedrijf en vroeg aan zijn zwager, verweerder sub 2, of hij investeerders wist die ook zouden willen meedoen.

2.3 In de zomer van 2009 hebben verweerder sub 1 en verweerder sub 2 geld geleend aan de heer S, de heer K en/of P[…]. Verweerder sub 2 leende het geld uit via zijn praktijkvennootschap S[…] D[…] en de investering van verweerder sub 1 werd via zijn moeder betaald en via zijn praktijkvennootschap Ka[…]B.V.. In een mail van 30 juli 2009 schrijft verweerder sub 2 onder andere aan de heer K: “Wij hebben de toegezegde bedragen overgemaakt. De formele overeenkomst zal ik opstellen zodra F terug is.”

2.4 Op 1 november 2009 heeft verweerder sub 1 namens het kantoor OMVR een consulting agreement gesloten met P[…], uit hoofde waarvan hij zich samen met verweerder sub 2 presenteerde als advocaat van P[…] in Roemenië.

2.5 In de periode van 2006 tot november 2011 heeft verweerder sub 1 een cliënte, D[…] als advocaat bijgestaan in een rechtszaak tegen een derde. In dezelfde periode heeft verweerder sub 1 deze cliënte informatie over het investeringsproject P[…] doen toekomen en de heer D, bestuurder van zijn cliënte, gewezen op de mogelijkheid om te participeren in het project. D was op zoek naar een onderneming om in te participeren. Verweerder sub 1 heeft voor de investering van D een geldleningsovereenkomst opgesteld, waarmee de geldlening van zijn cliënte aan P[…] werd vastgelegd.

2.6 Tussen de verschillende partijen is gesproken over het verkrijgen van zekerheden voor de leningen aan P[…]. In een e-mail van 5 september 2009 schrijft verweerder sub 1 aan zijn cliënte, D: “Ik ben exact op de hoogte van de vermogensbestanddelen van de heren. Zoals je weet is er afdekking op het onroerend goed (in Nederland, Frankrijk en Spanje).” Met P[…] ging het financieel niet goed. Op enig moment in 2010 heeft de praktijkvennootschap van verweerder sub 1, K[…] B.V. een extra bedrag van circa € 40.000,- aan P[…] uitgeleend, omdat de salarissen van de werknemers niet voldaan konden worden. Ten behoeve van K[…] B.V. is voor die lening – en voor eerdere leningen - een pandrecht op de inventaris van P[…] gevestigd. In januari 2011 heeft P[…] een bedrag van € 24.500,- terugbetaald en verweerder sub 1 heeft deze afgeboekt op zijn tweede lening van € 40.000,-.

2.7 Per mail van 1 februari 2011 heeft de cliënte van verweerder sub 1 de leningsovereenkomst met P[…] opgezegd tegen 30 april 2011. Verweerder sub 1 heeft deze mail op gelijke datum doorgestuurd aan K, S en cc aan verweerder sub 2. De mail luidt voor zover van belang: “Heren, het wordt er allemaal niet makkelijker op. Zie bijgaande mail van N (raad: D). (…) Tot slot, ik heb een bedrag van 24.500 euro ontvangen van P[…]. Ik boek deze af op de lening van 40K die K heeft verstrekt in 2010 en niet op de lening uit 2009. Dit omdat er verpanding van inventaris niets oplevert.” P[…] is failliet verklaard. Vaststaat dat er géén hypotheek of andere zekerheid was gevestigd ter afdekking van de lening van de cliënte van verweerder sub 1. De praktijkvennootschap van verweerder sub 1 heeft het pandrecht op de machines uitgewonnen en de machines zijn geveild. Over de opbrengst van de veiling bestaat discussie tussen partijen.

2.8 Bij brief met bijlagen van 7 februari 2013 heeft de deken Midden-Nederland, mede namens de deken Gelderland, zijn bezwaren kenbaar gemaakt aan de raad.

3 BEZWAAR

Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet hebben overschreden en niet hebben gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door:

a) hun gedragingen in hun verschillende rollen van advocaat van D[…] Beheer B.V., van advocaat van de Roemeense vennootschap P[…] en als privé investeerder in P[…], waarbij de verschillende rollen van verweerders zijn vervaagd en ten slotte zijn opgelost.

b) Dat verweerders hebben gedraaid tijdens het dekenonderzoek naar de klacht van D[…] Beheer en tijdens het onderzoek in het kader van een mogelijk dekenbezwaar.

4 BEOORDELING

4.1 Met betrekking het eerste bezwaar

Verweerder sub 1

Uitgangspunt bij de beoordeling van het eerste bezwaar is dat advocaten te allen tijde moeten vermijden dat de indruk kan ontstaan dat zij niet geheel onbevangen de belangen van hun cliënten kunnen verdedigen, omdat er ook belangen van andere cliënten in het spel zijn. Dat verweerder sub 1 in verschillende rollen acteerde en daarbij verschillende belangen diende en zich dat bewust was, blijkt concreet uit zijn eigen mail van 14 februari 2012: “Er werd van twee kanten aan mij getrokken terwijl ik er zelf (het lijkt wel of men dat wel eens vergeet) ook middenin zit. (….) Het is niet zo dat ik de loopjongen van alle andere betrokken partijen ben geworden. Om de lieve vrede te bewaren heb ik dat te lang en tegen te veel kosten op mij genomen maar vanaf heden niet meer.” 

4.2 Uit de vaststaande feiten blijkt dat verweerder sub 1 tegelijkertijd zowel advocaat is geweest van de aandeelhouder van P[…], van de heer K, van P[…] zelf én van D[…] Beheer. Bovendien had verweerder sub 1  privébelangen in P[…], het bedrijf van een van zijn cliënten, waardoor verschillende rollen nog sterker door elkaar heen zijn gaan lopen en niet meer duidelijk waren voor D.

4.3 Uit de stukken blijkt verder dat verweerder sub 1 een pandrecht heeft laten vestigen niet alleen ten behoeve van de leningen van EUR 40.000,- van zijn praktijkvennootschap aan P[…], maar ook ten behoeve van zijn eerdere lening. Bij het uitwinnen van de inventaris van P[…] heeft verweerder sub 1 een overeenkomst tot verkoopbemiddeling afgesloten met een bedrijf dat machines zou verkopen. De opbrengst van de verkopen zou worden overgemaakt op de derdengeldrekening van OMVR, waaruit blijkt dat verweerder sub 1 deze handeling als advocaat heeft verricht. Verweerder sub 2 heeft in januari 2011 een betaling van P[…] van € 24.500 ontvangen en deze betaling afgeboekt van het saldo van een door hem zelf verstrekte lening, zonder dat hij klager daarvan in kennis heeft gesteld (zie mail van 1 februari 2011 als onder 2.7 weergegeven).

4.4 Verweerder sub 1 heeft diverse werkzaamheden verricht voor P[…]. Er is voor een bedrag aan EUR 170.000,- aan declaraties verstuurd aan P[…]. Evenwel heeft P[…] nooit een bedrag aan OMVR betaald, waarmee in feite ook het advocatenkantoor het Roemeense bedrijf financierde.

4.5 Alle omstandigheden samen genomen heeft verweerder sub 1 zich in de positie gebracht dat hij voor verschillende belangen diende te waken waaronder zijn eigen belang, waarbij het hem op voorhand al duidelijk had moeten zijn dat de belangen van de verschillende partijen tegenstrijdig konden worden. Het is vaste rechtspraak dat een advocaat geen tegenstrijdige belangen mag behartigen en ook overigens uitermate voorzichtig moet zijn dat zich geen belangenconflicten zullen voordoen. Gelet op deze norm acht de raad het laakbaar dat verweerder sub 1 zijn verschillende rollen heeft laten vervagen en daarbij voor verschillende tegenstrijdige belangen is opgetreden. Zijn vrijheid en onafhankelijkheid als advocaat zijn daarbij in de knel gekomen. Het eerste bezwaar is jegens verweerder sub 1 gegrond.

4.6 Verweerder sub 2

Het eerste bezwaar jegens verweerder sub 2 dient aan dezelfde norm te worden getoetst. Hoewel verweerder sub 2 minder vaak dan verweerder sub 2 heeft gewisseld van rol heeft ook hij tegenstrijdige belangen gediend door een geldleningsovereenkomst op te stellen voor de heer Koenders, door als advocaat van P[…] naar Roemenië af te reizen, door de Roemeense vennootschap van adviezen te voorzien en door een privébelang te hebben bij zijn Roemeense cliënt P[…]. Ook het handelen van verweerder sub 2 is derhalve laakbaar, en het eerste bezwaar is eveneens jegens hem gegrond.

4.7 Met betrekking tot het tweede bezwaar

Verweerder sub 1 en 2

Het tweede bezwaar betreft het draaien en onvolledige en  onduidelijke antwoorden geven op de vragen van de deken tijdens het dekenonderzoek. De raad stelt bij de beoordeling voorop dat het op de weg van verweerders had gelegen om richting de deken direct openheid van zaken te geven. Uit de verschillende stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, wordt duidelijk dat verweerders tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en dat het feitencomplex lang onduidelijk bleef, bijvoorbeeld door in verschillende brieven verschillende standpunten in te nemen over de vraag of als advocaat is opgetreden voor P[…]. Vastgesteld moet worden dat de informatievoorziening richting de deken daarmee erg beperkt is gebleven. Hoewel dit aspect, nalaten de deken direct en volledig te informeren in het kader van het onderzoek,  tuchtrechtelijk wel verwijtbaar is, wordt het bezwaar toch ongegrond geoordeeld vanwege de omstandigheid dat onvoldoende uit de verf is gekomen wat precies wanneer is gezegd.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder sub 1

Verweerder sub 1 heeft rondom de financiering van het Roemeense P[…] verschillende rollen vervuld en verschillende tegenstrijdige belangen gediend, waarbij het voor zijn cliënt niet duidelijk is geweest of hij wel of niet als advocaat  optrad. De raad acht dit ernstig en tuchtrechtelijk laakbaar. Het opleggen van een maatregel aan verweerder sub 1 is daarmee onontkoombaar en de raad acht de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van vier maanden passend en geboden.

5.2 Verweerder sub 2

Voor verweerder sub 2 geldt de belangenverstrengeling in mindere mate, maar ook hij heeft de belangentegenstelling laten ontstaan door zowel privé en als advocaat in het financieringsproject te stappen. Voor verweerder sub 2 acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-   Verklaart het eerste bezwaar ten opzichte van verweerder sub 1 en verweerder sub 2 gegrond. Verklaart de overige bezwaren ongegrond;

-  legt aan verweerder sub 1 op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden.

-  bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder sub 1 binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-  stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt, met dien verstande dat het niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder sub 1 niet op het tableau staat ingeschreven.

-  Legt aan verweerder sub 2 op de maatregel van een berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, R.P.F. van der Mark en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland en

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland

- verweerders

en per gewone post aan

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.