ECLI:NL:TADRSHE:2013:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 328 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:87
Datum uitspraak: 12-11-2013
Datum publicatie: 18-11-2013
Zaaknummer(s): L 328 - 2013
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Weliswaar binnen redelijke termijn klacht ingediend bij deken, maar daarna drie jaar gewacht met verzoek klacht door te zenden.

Beslissing van 12 november 2013

in de zaak L 328 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

klager

tegen:

B.

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 21 oktober 2013 met kenmerk DOK 6646 , door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1          Klager heeft zich in 2009 tot verweerder gewend, nadat de rechtbank een vordering van bank X, verder te noemen X, tegen klager bij vonnis had toegewezen. X was voornemens het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis te executeren middels openbare verkoop van de woning van klager.

1.2          Verweerder heeft in de periode van april – oktober 2009 juridische werkzaamheden voor gedaagde verricht, waaronder het instellen van hoger beroep tegen voormeld vonnis van de rechtbank; het voeren van een executie kort geding en het voeren van onderhandelingen met Nederlandse en Duitse advocaten.

1.3          De vordering van klager in het executiegeding is door de voorzieningenrechter afgewezen. Vervolgens is in onderling overleg met de advocaten van de wederpartij een regeling getroffen die inhield dat klager bepaalde vermogensbestanddelen zou verkopen en dat X niet tot openbare verkoop van de woning van klager zou overgaan.

1.4          Verweerder heeft klager op 13 juli 2010 gedagvaard ter zake van onbetaald gebleven nota’s.

1.5          Klager heeft zich bij brief dd. 20 juli 2010 aan de deken beklaagd over het optreden van verweerder. Verweerder heeft bij brief dd. 3 augustus 2010 gereageerd op de klacht. Klager heeft bij brief dd. 24 augustus 2010 gerepliceerd en verweerder op 1 september 2010 gedupliceerd. De deken heeft bij brief dd. 26 oktober 2010 zijn standpunt aan partijen kenbaar gemaakt. Klager heeft niet gereageerd op het verzoek van de deken hem binnen een maand te berichten indien hij wenste dat het verzoek van de deken aan de raad van discipline zou worden doorgestuurd, waarna de deken het dossier heeft gearchiveerd.

1.6          Klager heeft bij brieven dd. 26 september en 15 oktober 2013 aan de deken verzocht om zijn klacht alsnog ter kennis van de raad te brengen.

2.         KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder teveel honorarium bij klager in rekening heeft gebracht;

2.      verweerder de opdracht van klager niet heeft uitgevoerd;

3.      verweerder het mandaat ontijdig heeft neergelegd;

4.      verweerder heeft verzuimd om de rechtsbijstandsverzekeraar voor diens kosten aansprakelijk te houden.

3.           VERWEER     

3.1         Klager heeft nimmer geprotesteerd tegen de werkzaamheden van verweerder. Verweerder heeft zijn werkzaamheden in goed overleg met klager uitgevoerd. Klager is steeds op de hoogte gesteld middels afschriften van alle bescheiden en talrijke conferenties. Klager heeft evenmin geprotesteerd tegen de nota’s van verweerder. Pas nadat klager door verweerder is gedagvaard kwam klager met bezwaren tegen de nota’s.

3.2         Verweerder heeft klager afgeraden het hoger beroep aan te brengen bij het gerechtshof. In overleg met en met toestemming van klager is vervolgens het hoger beroep niet aangebracht. Met de advocaten van de wederpartij is een regeling in onderling overleg getroffen, waar het niet aanbrengen van het hoger beroep deel van uitmaakte.

3.3         Verweerder is niet met klager overeengekomen dat de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten van verweerder zou betalen. Verweerder kan een dergelijke afspraak ook niet maken met een client. Verweerder heeft wel overleg gevoerd met de rechtsbijstandsverzekeraar, maar de dekking werd door deze afgewezen. Klager was in die tijd niet meer verzekerd bij de betreffende rechtsbijstandsverzekeraar. Verweerder heeft niet met klager afgesproken dat hij een procedure tegen de rechtsbijstandsverzekeraar zou voeren.

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang wanneer de klager kennis heeft kunnen nemen van het verweten handelen en of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is geschaad. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2         De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in de periode april - oktober 2009. Klager heeft zich hierover weliswaar in juli 2010, en derhalve op dat moment binnen een redelijke termijn, bij de deken beklaagd, maar hij heeft nadat het dekenstandpunt aan hem is toegezonden bijna drie jaar gewacht met zijn verzoek om de klacht door te zenden aan de raad van discipline. Hoewel de door de deken in zijn brief van 26 oktober 2010 gestelde termijn van een maand een ordetermijn betreft, mocht van klager worden verwacht dat hij binnen deze termijn reageerde, of indien hij op goede gronden niet aan de gestelde termijn kon voldoen, binnen een redelijke termijn daarna.

4.3         Nu klager op een maand na drie jaar heeft gewacht alvorens de deken te verzoeken de klacht door te zenden aan de raad van discipline, is niet langer sprake van een redelijke termijn waarbinnen de klacht bij de raad is ingediend en dient de rechtszekerheid voor verweerder, dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een zo lange termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld, te prevaleren, op grond waarvan de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk zal afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 12   november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2013

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

-  klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.            Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.            Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.