Zoekresultaten 42471-42480 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0092 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-40

    1.        De Kamer is van oordeel dat de notaris heeft mogen uitgaan van de verdeelsleutel zoals door hem voorgesteld in zijn brief van 12 januari 2004, gelet op hetgeen hierover blijkt uit de twee verslagen van diens gesprek op 18 maart 2004 met klagers en notaris [D]. Uit beide verslagen blijkt immers dat klagers met de verdeelsleutel instemden. Daaraan doet niet af dat de verslagen op overige punten van inhoud verschillen. Vervolgens is de notaris bij de afwikkeling te werk gegaan overeenkomstig de hem bij het proces­verbaal van 18 april 2005 door de erfgenamen bij onherroepelijke volmacht verleende bevoegdheid. Dat klagers bezwaren bleven houden betreffende genoemde verdeelsleutel kan, gezien de vermelde instemming, niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden. Met de notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster de gegrondheid van deze bezwaren aan het oordeel van de civiele rechter dient voor te leggen. 2.        Bij de comparitie op 18 april 2005 zijn de zes erfgenamen onder meer overeengekomen, dat vanaf 1 januari 2004 een rente van 4% per jaar zou worden vergoed op de schulden van klaagster en erfgename [zuster van klaagster] aan de boedel tot het moment van feitelijke voldoening aan de notaris. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij ingevolge voormelde overeenstemming op 1 september 2005 aan alle erfgenamen hun netto vordering van het vaderlijk erfdeel uitgekeerd heeft en dit verrekend heeft met de hypothecaire vordering van de boedel op klaagster, alsmede met de rente tot de datum van verrekening. Het restant van de hypothecaire schuld van klaagster heeft hij bij de afrekening op 12 juni 2006 verrekend, wederom inclusief de rente over het restant van de hypothecaire vordering. Hiermee heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer gehandeld conform voormelde minnelijke regeling tussen de erfgenamen. Dat en waarom de notaris anders had moeten handelen, namelijk op de wijze zoals door klagers aangevoerd, hebben zij onvoldoende onderbouwd. 3.        De Kamer is van oordeel dat de notaris de erfgenamen in het algemeen - en klaagster in het bijzonder, naar aanleiding van haar vragen - blijkens de overgelegde correspondentie telkens naar behoren toelichting heeft gegeven over de door hem gedane uitgaven. 

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0088 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-30

    De Kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris in alle opzichten de kwesties met betrekking tot de sanering en de overige problemen rond de benedenwoning correct en voortvarend heeft afgehandeld. De vertragingen van de sanering die zich op diverse momenten hebben voorgedaan, kunnen de kandidaat-notaris niet worden aangerekend. Het is begrijpelijk dat met de bodemsanering gewacht is, totdat de kandidaat-notaris bevoegd was, hetgeen eerst krachtens de op 28 maart 2007 opgemaakte verklaring van erfrecht het geval was. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris nog toegelicht dat zij klaagster hierover geïnformeerd heeft. Voor de renovatie was de toestemming van de eigenaren van alle woningen nodig, onder wie die van [eigenaar tweede etagewoning]. De kosten van de muizenlokdozen zijn vergoed en notaris [D] heeft aangeboden eventuele schade aan de woning van klaagster, veroorzaakt door de klimopbegroeiing te vergoeden. De interne toegangsdeur tot de benedenwoning is door klaagster op eigen initiatief vervangen binnen enkele maanden nadat zij het ontbreken daarvan had geconstateerd, en de kosten daarvan zijn vervolgens door de kandidaat-notaris uit de boedel vergoed. Weliswaar had de kandidaat-notaris eerder kunnen ingrijpen bij het vervangen van de interne toegangsdeur tot de benedenwoning, maar dat zij dit niet heeft gedaan is in het licht van de omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0089 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-31

    Verzet Betreffende het derde klachtonderdeel tenslotte, de nakoming van de honoreringsafspraken, heeft de notaris betoogd niet gehouden te zijn afspraken tussen klager en [oud-notaris] na te komen, nu zij althans haar kantoorgenoot, zich daartoe niet verplicht heeft. Het is de voorzitter ambtshalve bekend dat [notaris A] het vacante protocol voor eigen rekening en risico waarneemt. De voorzitter is van oordeel dat dit geschilpunt zich niet leent voor behandeling door deze kamer doch een civiele rechtsvraag betreft en dan ook aan de civiele rechter dient te worden voorgelegd.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0090 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-04

    Ministerieplicht en geheimhoudingsplicht 1.        Vast staat dat de tekst van het anti-speculatiebeding uiteindelijk met instemming van klaagster is opgesteld. Het ligt dan naar het oordeel van de Kamer aan klaagster om bij het beding een clausule op te nemen, volgens welke een volgende levering niet zonder voorafgaande toestemming of raadpleging van klaagster zou dienen te geschieden. Klaagster mag als professionele instelling immers worden geacht bekend te zijn met het risico dat een koper zich niet aan het beding zou houden. Daarom berust de eerste verantwoordelijkheid om zich hiertegen in te dekken dan wel de nodige maatregelen te treffen niet bij de notaris, maar bij klaagster. 2.        Wellicht had de notaris er verstandiger aan gedaan om voorafgaand aan de levering [A] - ondanks het door deze ingenomen standpunt - toch naar een toestemmingsverklaring van klaagster te vragen. Dat hij dit niet heeft gedaan, is naar het oordeel van de Kamer echter - gelet op het vorenoverwogene - niet tuchtrechtelijk laakbaar. De Kamer is van oordeel dat de notaris voormelde afweging - mede gelet op zijn geheimhoudingsplicht - zorgvuldig en juist heeft gemaakt. 

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0087 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-19

    Verzet Ten aanzien van de motivering van het verzet door klaagster overweegt de Kamer, dat de Wet op het notarisambt noch de lagere voor de [kandidaat-]notarissen of de Kamers van Toezicht geldende regelgeving voorziet in een voorlichtingsplicht voor genoemde functionarissen dan wel instanties over in de wet geregelde klachtmogelijkheden. Hoe onbevredigend dit voor klaagster ook mag zijn, het ligt in de eerste plaats op de weg van betrokkene om naar eigen kennis en inzicht al dan niet te kiezen voor het aanspannen van een klachtprocedure.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0086 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-52

    1.        Met klaagster en de KNB is de Kamer van oordeel dat artikel 24 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels [VBG] geen ruimte laat voor een andere interpretatie dan dat een notaris de aanduiding van zijn kantoor in verband met zijn naar buiten optreden met de werkelijkheid moet doen overeenstemmen. Zolang het notariskantoor het enige is in de plaats van vestiging, is vermelding van die plaatsnaam in de kantoornaam geen enkel probleem: het betreft de werkelijke situatie en er is geen verwarring mogelijk bij het publiek, want er is maar één notariskantoor in die plaats. Zodra zich echter een ander notariskantoor in dezelfde plaats vestigt, verandert deze situatie. Voortzetting van de naamvoering door een notaris zou dan de suggestie kunnen wekken dat dit kantoor het enige notariskantoor is in die plaats, hetgeen immers niet meer het geval is. Dit strookt niet met de kennelijke bedoeling van artikel 24 lid 1 VBG, met welke bepaling in belang van het publiek een duidelijke presentatie - waarover dus geen misverstand moet kunnen bestaan - van het notariaat wordt beoogd. Dat er elders in het land ook notariskantoren - als hiervoor genoemd - zijn die in dezelfde situatie verkeren als dat van de notaris en klaagster, doet hieraan niet af. 2.        De klacht is gegrond, maar de handelwijze van de notaris is tuchtrechtelijk niet zwaarwegend genoeg om haar een maatregel op te leggen. Daartoe neemt de Kamer in aanmerking dat de KNB, als orgaan dat tot taak onder meer heeft de bevordering van een goede beroepsuitoefening door haar leden, in de naamvoering van voormelde vier notariskantoren tot nu toe kennelijk geen reden heeft gezien om handhavend op te treden. 

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0083 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-22

    Bewaringstekort op derdengeldenrekening. De notaris heeft in strijd gehandeld met zijn plicht om eventuele bewaringstekorten op zijn derdengeldenrekening terstond aan te zuiveren. Vast staat dat de notaris in het afdoende bewaken van zijn bewaringspositie in gebreke is gebleven, waardoor voormelde tekorten zijn ontstaan. Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting. De Kamer rekent een tekort op de derdengeldenrekening de notaris zwaar aan. Immers de derdengeldenrekening dient ertoe om aan het publiek zoveel mogelijk zeker te stellen dat dergelijke gelden zonder meer aanwezig zijn en niet onderhevig zijn aan de bedrijfsvoering van de notaris. Door onderhavig handelen van de notaris is deze zekerstelling ernstig in gevaar gekomen en is bovendien het in een notaris te stellen vertrouwen ernstig beschaamd.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0084 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-53

    null

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0085 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-26

    Schending indieningsverplichting jaarstukken 2007. Op grond van artikel 24 lid 4 van de Wet op het notarisambt [Wna] moet een notaris zijn jaarstukken binnen vier maanden na afloop van een boekjaar, dus in dit geval vóór 1 mei 2008, op schrift gereed hebben. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT op grond van bijzondere omstandigheden met ten hoogste twee maanden worden verlengd. De notaris heeft niet aan genoemde verplichting voldaan, ondanks de herinneringsbrief van het BFT.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0082 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 06-35

    1.        Uit de stukken blijkt niet van enige verbouwing door de verkoper van het appartement, hetgeen volgens notaris B het prijsverschil zou hebben gerechtvaardigd. Daar komt nog bij dat hij nagelaten heeft om klaagster uitdrukkelijk op het prijsverschil tussen de twee transacties te wijzen. Zijn ambtsgeheim stond hieraan niet in de weg. 2.        De verklaring van notaris B ter zitting dat hij drie kwartier de tijd heeft genomen om met klaagster te praten, wordt gelogenstraft door de notariële verklaring omtrent de tijdstippen van het passeren van de beide transportakten [vijf minuten tijdsverschil tussen akten met deels verschillende partijen]. Voor zover de notaris aanvoert dat die tijdstippen vooraf door het kantoor ingevuld en dan ook niet reëel zijn, moet geconstateerd worden dat hij een niet op de realiteit gebaseerde notariële verklaring heeft afgegeven. 3.        Door zonder meer voor een groot deel niet door haar verschuldigde overdrachtsbelasting aan klaagster in rekening te brengen heeft notaris B een norm geschonden. 4.        De tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van notaris A eindigt niet steeds zodra voor haar een waarnemer optreedt. Deze verantwoordelijkheid blijft bestaan ingeval de waarnemer op verzoek van de notaris is benoemd teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, Wet op het notarisambt bedoelde gevallen te vervangen. Het feit dat de notaris gedurende laatstgenoemde waarneming niet bevoegd is haar eigen waarneming over het vacante protocol uit te oefenen, ontslaat haar niet van de verplichting haar waarnemer voor zover mogelijk en nodig te voorzien van informatie en instructies ten aanzien van de praktijkvoering gedurende haar afwezigheid. Evenmin ontslaat het haar van haar tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor de structuur, de organisatie en het reilen en zeilen van het notariskantoor, zelfs al betrof het in dit geval niet haar eigen kantoor. Daarbij komt dat zij haar waarnemer, toentertijd een kandidaat­notaris, diende te begeleiden, zeker nu het een ander kantoor betrof. Notaris A heeft in dat opzicht niet gehandeld als een behoorlijk notaris betaamt, ook al had zij geen directe betrokkenheid bij het dossier waarover thans geklaagd wordt.