ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0085 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-26

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0085
Datum uitspraak: 08-10-2008
Datum publicatie: 10-10-2008
Zaaknummer(s): 08-26
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Schending indieningsverplichting jaarstukken 2007. Op grond van artikel 24 lid 4 van de Wet op het notarisambt [Wna] moet een notaris zijn jaarstukken binnen vier maanden na afloop van een boekjaar, dus in dit geval vóór 1 mei 2008, op schrift gereed hebben. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT op grond van bijzondere omstandigheden met ten hoogste twee maanden worden verlengd. De notaris heeft niet aan genoemde verplichting voldaan, ondanks de herinneringsbrief van het BFT.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage

Beslissing van 8 oktober 2008 inzake de klacht onder nummer 08-26 van:

het Bureau Financieel Toezicht,

hierna ook te noemen: het BFT,

gevestigd te Utrecht,

tegen

[...],

notaris te ’s­Gravenhage,

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 30 juni 2008,

·         het antwoord van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2008.

Daarbij waren aanwezig:

·         A.C.J. Snoeren RA, namens het BFT, sector Financieel toezicht,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

De notaris is bij brief van 3 juni 2008 door het BFT herinnerd aan haar wettelijke plicht tot indiening bij het BFT van de jaarstukken over 2007. Aan de notaris was door het BFT geen uitstel tot indiening op grond van bijzondere omstandigheden verleend.

Op 27 juni 2008 had de notaris de jaarstukken nog niet volledig ingediend bij het BFT.

Blijkens het klaagschrift moest de notaris over het jaar 2007 nog indienen:

·         de beoordelings- c.q. de accountantsverklaring;

·         de mededeling inzake de administratieverordening.

De klacht en het verweer van de notaris

Het BFT verwijt de notaris - zakelijk weergegeven - dat deze, ondanks daartoe door het BFT verzocht, niet volledig heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting tot het tijdig indienen van de jaarstukken over 2007 en dat de notaris hiermee een adequaat en goed georganiseerd toezicht door het BFT op het financieel beheer van haar notariële praktijk heeft belemmerd. Het BFT is niet gebleken van omstandigheden die overmacht aan de zijde van de notaris opleveren noch van redenen die haar anderszins zouden disculperen.

Ter zitting heeft het BFT zijn klacht aangepast, in die zin dat het BFT - na de notaris een indieningstermijn tot en met 18 juni 2008 te hebben gegeven - op 30 juni 2008 de mededeling inzake de administratieverordening en de conceptjaarcijfers over 2007 van de notaris heeft ontvangen, maar nog steeds niet de beoordelingsverklaring van de accountant en de definitieve jaarcijfers over 2007.

De notaris heeft ter zitting aangevoerd, dat zij aanvankelijk ervan was uitgegaan, dat haar accountant de jaarstukken reeds naar het BFT had verzonden, terwijl de accountant ervan was uitgegaan dat zij dit zou doen. Toen dit aan het licht kwam, heeft zij - naar zij dacht - alle stukken aan het BFT gezonden. Bij nader inzien heeft zij wel de beoordelingsverklaring van de accountant ontvangen, maar niet de definitieve kantoorjaarcijfers. Zij realiseert zich - gehoord de verklaring van het BFT ter zitting - dat zij deze beoordelingsverklaring nog niet aan het BFT heeft gezonden. Gezien de omstandigheid dat haar startende notariskantoor reeds de verplichting had opgelegd gekregen om maandelijks financiële rapportages bij de Kamer en het BFT in te leveren, had zij in het begin gemeend te kunnen volstaan met het toezenden van deze maandrapportages. Het spijt haar dat een en ander zo is verlopen, aldus de notaris.

De beoordeling van de klacht

Op grond van artikel 24 lid 4 van de Wet op het notarisambt [Wna] moet een notaris zijn jaarstukken binnen vier maanden na afloop van een boekjaar, dus in dit geval vóór 1 mei 2008, op schrift gereed hebben. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT op grond van bijzondere omstandigheden met ten hoogste twee maanden worden verlengd.

Op grond van artikel 112 lid 1 Wna is de notaris verplicht de hierboven vermelde stukken over het jaar 2007 als onderdeel van de jaarstukken bij het BFT in te dienen aanstonds na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 24 lid 4 Wna. Van een verleend uitstel door het BFT voor het indienen van bedoelde stukken is niet gebleken.

Vast staat dat de notaris niet aan genoemde verplichting voldaan heeft, zulks ondanks de herinneringsbrief van het BFT.

Dat de notaris in het kader van een door de fungerend voorzitter van de Kamer opgelegd verscherpt toezicht maandelijks aan de voorzitter en het BFT financiële gegevens over haar notariële praktijkvoering dient op te geven, doet niet af aan voormelde wettelijke verplichting.

De Kamer is daarbij van oordeel dat een notaris een dergelijke aan haar gerichte brief tijdig en volledig behoort te beantwoorden, zeker nu haar daarin wordt gewezen op haar wettelijke verplichting tot tijdige indiening van de jaarstukken. Door niet te reageren miskent de notaris de wettelijke taak van het BFT als financieel toezichthouder op het notariaat en het belang van de naleving van die verplichting. Een dergelijke gedraging is laakbaar en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt.

De Kamer zal, alle omstandigheden in aanmerking genomen, echter thans geen maatregel aan de notaris opleggen, nu het de eerste keer is dat het BFT een klacht als voormeld tegen de notaris heeft ingediend.

De Kamer wijst de notaris er evenwel op dat een tuchtmaatregel wel aan de orde kan komen indien de vastgestelde nalatigheden zich nogmaals voordoen. Daarnaast geeft de Kamer de notaris in overweging om de nog ontbrekende financiële gegevens over 2007 - voor het geval zij zulks nog niet gedaan had - onverwijld bij het BFT in te dienen.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.