ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0083 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-22
ECLI: | ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0083 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-10-2008 |
Datum publicatie: | 10-10-2008 |
Zaaknummer(s): | 08-22 |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond met berisping |
Inhoudsindicatie: | Bewaringstekort op derdengeldenrekening. De notaris heeft in strijd gehandeld met zijn plicht om eventuele bewaringstekorten op zijn derdengeldenrekening terstond aan te zuiveren. Vast staat dat de notaris in het afdoende bewaken van zijn bewaringspositie in gebreke is gebleven, waardoor voormelde tekorten zijn ontstaan. Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting. De Kamer rekent een tekort op de derdengeldenrekening de notaris zwaar aan. Immers de derdengeldenrekening dient ertoe om aan het publiek zoveel mogelijk zeker te stellen dat dergelijke gelden zonder meer aanwezig zijn en niet onderhevig zijn aan de bedrijfsvoering van de notaris. Door onderhavig handelen van de notaris is deze zekerstelling ernstig in gevaar gekomen en is bovendien het in een notaris te stellen vertrouwen ernstig beschaamd. |
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’sGravenhage
Beslissing d.d. 8 oktober 2008 inzake de klacht onder nummer 08-22 van:
het Bureau Financieel Toezicht,
hierna ook te noemen: het BFT,
gevestigd te Utrecht,
tegen
[...],
oud-notaris te [...],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht bij brief van 23 mei 2008, ingekomen op 26 mei 2008;
· het antwoord van de notaris;
· het Koninklijk Besluit van [...], nr. [...], waarbij aan de notaris op zijn verzoek met ingang van [...] eervol ontslag is verleend uit zijn ambt van notaris gevestigd in de gemeente [...];
en voorts van:
· de brief van 31 juli 2008 van het BFT, gericht aan notaris [A], te [...], waarnemer van de notaris, welke brief het BFT in kopie aan de Kamer heeft gezonden;
· het faxbericht van 1 augustus 2008 van notaris [A], met als bijlage kopie van de aan de notaris gerichte brief van dezelfde datum van Bureau Notariaat & Advocatuur [BNA] te Baarn;
welke afzonderlijk genoemde stukken ad informandum ter behandeling bij de klacht zijn gevoegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2008.
Daarbij waren aanwezig:
· A.C.J. Snoeren RA, namens het BFT, sector Financieel toezicht,
· de notaris.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt.
De feiten met betrekking tot de klacht
Ingevolge artikel 110 lid 1 en artikel 112 lid 2 Wet op het notarisambt [Wna] heeft het BFT op 25 maart 2008 en 8 april 2008 een onderzoek ingesteld bij de notaris.
Volgens het verslag tevens klachtschrijven van dit onderzoek was er per 25 maart 2008 een bewaringstekort op de rekening derdengelden van de notaris van € 19.283. De accountant van de notaris deelde het BFT mee dat, na enkele correcties in de administratie, dit tekort zou toenemen tot ongeveer € 44.000. Na mededeling van het BFT aan de notaris dat hij het bewaringstekort onmiddellijk moest aanzuiveren, verhoogde zijn bank op zijn verzoek op 4 april 2008 de kredietfaciliteit tot het maximum van € 151.500 en stortte de bank € 50.000 op de rekening derdengelden. Hierdoor was het bewaringstekort opgeheven. Per onderzoeksdatum van 8 april 2008 was er een positieve bewaringspositie van € 38.053.
De feiten met betrekking tot de ad informandum gevoegde stukken
BNA, de accountant van de notaris, heeft blijkens zijn brief van 31 juli 2008 bij de opstelling op 29 juli 2008 van de bewaringspositie van de notaris een bewaringstekort van € 1.364,87 vastgesteld. Deze vaststelling is verricht conform de afspraak met het BFT, vastgelegd in de brief van het BFT van 31 juli 2008 aan notaris [A], waarnemer van de notaris. De notaris heeft vervolgens op 31 juli 2008 dit bewaringstekort aangezuiverd met een overboeking van € 1.500 op zijn derdengeldenrekening.
De klacht, het ad informandum gevoegde feit en het verweer van de notaris
Het BFT verwijt de notaris op grond van deze feiten dat hij in strijd heeft gehandeld met zijn plicht om eventuele bewaringstekorten op zijn derdengeldenrekening terstond aan te zuiveren.
De notaris heeft de feiten erkend met betrekking tot de klacht en de ad informandum gevoegde zaak. Als zijns inziens verzachtende omstandigheid heeft hij aangevoerd dat eerst bij de vaststelling van de jaarrekening over 2007 later in het jaar bleek van een negatieve bewaringspositie per 31 december 2007 van € 48.706 en per 25 maart 2008 van € 44.504. De zeer negatieve resultaatsontwikkeling gecombineerd met een onjuist dan wel onvolledig inzicht in de derdengeldenpositie heeft er uiteindelijk toe geleid dat er een bewaringstekort is ontstaan, aldus de notaris.
De beoordeling van de klacht en het ad informandum gevoegde feit
Ingevolge artikel 25 lid 3 Wna is een notaris verplicht een tekort in het saldo van zijn derdengeldenrekening terstond aan te vullen en is hij ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
Naar het oordeel van de Kamer is door de notaris onvoldoende aangegeven waarom hem ter zake van de ontstane tekorten geen verwijt kan worden gemaakt. De door hem in zijn antwoord op de klacht aangevoerde problemen die al dan niet veroorzaakt zouden zijn door de overgang, medio november 2007, naar een nieuw computersysteem, alsmede de financiële complicaties ter zake en ten tijde van de overgang van het protocol van zjn voorganger, oud-notaris [...], geven hiervoor onvoldoende reden.
Vast staat dat de notaris in het afdoende bewaken van zijn bewaringspositie in gebreke is gebleven, waardoor voormelde tekorten zijn ontstaan. Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting.
De klacht is daarom gegrond.
De Kamer rekent een tekort op de derdengeldenrekening de notaris zwaar aan. Immers de derdengeldenrekening dient ertoe om aan het publiek zoveel mogelijk zeker te stellen dat dergelijke gelden zonder meer aanwezig zijn en niet onderhevig zijn aan de bedrijfsvoering van de notaris. Door onderhavig handelen van de notaris is deze zekerstelling ernstig in gevaar gekomen en is bovendien het in een notaris te stellen vertrouwen ernstig beschaamd.
Bij het vaststellen van de maatregel houdt de Kamer rekening met het recente tuchtrechtelijke verleden van de notaris in verband met het schenden van zijn bewaringsverplichting als bedoeld in artikel 25 lid 3 Wna, als volgt.
Bij beslissing van 13 juni 2007, 07-08, heeft de Kamer de klacht van het BFT betreffende een gelijksoortig feit gegrond verklaard, met de oplegging van de maatregel van schorsing voor de duur van drie dagen. Daarbij heeft de Kamer overwogen de schorsing te zullen beperken tot drie dagen, hoewel zij - gezien de omvang van het toenmalig bewaringstekort en de tijdsduur waarin de notaris het tekort had laten voortbestaan - eerder een schorsing voor één week passend zou hebben geacht. Voor deze beperkte maatregel nam de Kamer als verzachtende omstandigheid in aanmerking dat de recent benoemde notaris nog niet eerder met de tuchtrechtspraak in aanraking was gekomen.
De notaris was met andere woorden een gewaarschuwd mens.
Uiteindelijk heeft de notaris de eer aan zichzelf gehouden en zich als notaris de zwaarst mogelijke straf opgelegd door zijn ontslag aan te vragen. Dat neemt niet weg dat de Kamer aan de notaris een maatregel dient op te leggen passend bij zijn schending van de tuchtnorm.
De thans aan de orde zijnde nalatigheden - waarbij de Kamer dus ook rekening houdt met het ad informandum gevoegde feit - van de notaris rechtvaardigen, mede gelet op vorenbedoeld verzuim in het verleden, de oplegging van schorsing in de uitoefening van het ambt, ware het niet dat de notaris inmiddels is gedefungeerd. Gelet op zijn huidige hoedanigheid van oud-notaris komt de Kamer daarom niet toe aan de oplegging van genoemde maatregel. De Kamer zal daarom de maatregel van berisping aan de oud-notaris opleggen, als de zwaarste maatregel die in deze voor de Kamer als tuchtrechtelijk college nog resteert.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht gegrond;
legt de oud-notaris de maatregel van berisping op;
bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden tenuitvoergelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de oud-notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.G. Kok, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.