Zoekresultaten 21-30 van de 44288 resultaten
-
ECLI:NL:TADRAMS:2025:40 Raad van Discipline Amsterdam 24-717/A/A
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 03-03-2025
- ECLI:NL:TADRAMS:2025:40
Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Dat verweerder klager op enig moment op onjuiste of onzorgvuldige wijze zou hebben bijgestaan en niets voor hem zou hebben willen doen, zoals klager verweerder verwijt, is de raad niet gebleken en klager heeft dit verwijt ook niet nader geconcretiseerd.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-594/AL/GLD
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:64
Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Verzet is ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:58 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-024/AL/OV
- Datum publicatie: 11-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:58
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over onvoldoende informatieverstrekking en onttrekking in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:38 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-797/DB/ZWB
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:38
Raadsbeslissing. Samenhang met 24-795 en 24-797. De deken vordert tenuitvoerlegging van de bij beslissing van de raad van 18 juli 2022 (kenmerken 21-936 en 21-937/DB/ZWB) opgelegde voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden. De proeftijd ving aan op 18 augustus 2022 en eindigde op 18 augustus 2024. De in de klachtdossiers 24-795 en 24-796/DB/ZWB aan de orde zijnde tuchtrechtelijke verwijten hebben betrekking op het handelen en nalaten van verweerder gedurende deze proeftijd. Toewijzing vordering TUL.
-
ECLI:NL:TNORARL:2025:10 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/440376 KL RK 24-123
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 26-02-2025
- ECLI:NL:TNORARL:2025:10
Klaagster stelt dat het concept van het levenstestament niet overeenkomt met de wensen van moeder. Klaagster heeft aangevoerd dat zij de klacht primair namens haar moeder heeft ingediend op grond van een mondelinge volmacht. Ten tijde van het indienen van de klacht was moeder nog handelingsbekwaam. Zij had dus zelf kunnen klagen indien zij van mening was dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld of klaagster daartoe schriftelijk kunnen machtigen. Uit niets kan verder blijken dat de moeder op de hoogte was van deze klacht of expliciet instemde met het handelen van klaagster. De conclusie is daarom dat niet is komen vast te staan dat moeder klaagster heeft gemachtigd de klacht namens haar in te dienen. Klaagster is geen partij bij het opstellen van het levenstestament en wordt daarin ook niet (als betrokkene) vermeld. Er is bij het levenstestament geen regeling getroffen of geweigerd die het vermogen of de positie van klaagster rechtstreeks raakt. De enkele omstandigheid dat klaagster de dochter is van moeder, en moeder voorts goederen en tegoeden heeft is onvoldoende om als belanghebbende te worden aangemerkt. Het bestaan van een familierechtelijke relatie geeft op zichzelf dus geen toegang tot het tuchtrecht. De stelling van klaagster dat het “gebruikelijk” is om kinderen als gevolmachtigde in het levenstestament op te nemen, wat daarvan ook zij, levert ook geen rechtstreeks persoonlijk belang van klaagster op. Klaagster kan niet als belanghebbende worden aangemerkt.Klacht niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TADRARL:2025:68 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-834/AL/GLD/D
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 11-03-2025
- ECLI:NL:TADRARL:2025:68
Dekenbezwaar. Verweerster heeft de belangen van enkele cliënten veronachtzaamd door niet of slecht bereikbaar te zijn. Zij heeft ook beroepsfouten gemaakt. Omdat dit alles zich afspeelde in een periode waarin verweerster te maken had met ingrijpende persoonlijke omstandigheden, volstaat de raad met een berisping.
-
ECLI:NL:TNORARL:2025:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/434223 KL RK 24-41
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 12-02-2025
- ECLI:NL:TNORARL:2025:7
Klagers verwijten de notaris dat hij weigert om, ondanks verzoek daartoe (jaarlijks), rekening en verantwoording af te leggen over de door hem in depot gehouden gelden. De kamer is van oordeel dat de notaris in dit geval, vooral nu klagers daarom (meermaals) hebben verzocht, een volledig mutatieoverzicht van het verloop van de door hem in depot gehouden gelden, inclusief vermelding van (negatieve) rente en overige (bank)kosten, aan klagers had moeten toesturen. Door dit niet te doen en een weigerachtige houding aan te nemen heeft de notaris niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:36 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-795/DB/ZWB
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:36
Raadsbeslissing. Samenhang met 24-796 en 24-797. Klacht over excessief declareren deels niet-ontvankelijk, deels gegrond, deels ongegrond. Klaagster sub 1 is een schaderegelingskantoor dat op grond van rechtsbijstandsverzekeringen de advocaatkosten van de door verzekerden gekozen advocaten vergoedt en klaagt over de hoogte van in drie dossiers door het kantoor van verweerder verzonden declaraties. In een van deze drie dossiers komt de raad de hoogte van de declaraties, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de complexiteit en het financieel belang van de zaak, bovenmatig voor. Binnen het bestek van de onderhavige klachtzaak kan echter niet van een “patroon van excessief declareren” worden gesproken. Omdat verweerder binnen bekwame tijd na ontvangst van het dekenstandpunt alsnog tot terugbetaling van een deel van de betaalde declaratie is overgegaan, is het verwijt dat verweerder het bedrag van € 21.452,76 ten onrechte heeft behouden, ongegrond. De raad overweegt tot slot dat “oplichting” een strafrechtelijke kwalificatie betreft, terwijl de tuchtrechter niet de bevoegdheid is heeft om te oordelen over de vraag of al dan niet van strafrechtelijk handelen sprake is. De raad zal zich voor wat betreft dit onderdeel van de klacht dan ook onbevoegd verklaren. Onder meer gelet op tuchtrechtelijk verleden: schorsing voor de duur van twaalf weken.
-
ECLI:NL:TNORARL:2025:8 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/434449 KL RK 24-45 C/05/434454 KL RK 24-46 C/05/434455 KL RK 24-47
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 19-02-2025
- ECLI:NL:TNORARL:2025:8
Klager is notaris en houdt kantoor in een maatschap samen met de aangeklaagde notarissen. Hij schetst in zijn klacht een beeld van de interne twisten die zich in de maatschap afspelen. Die twisten hebben te maken met het ontvlechten van het kantoor en duiden op sterk getroubleerde onderlinge verhoudingen. Klager maakt de notarissen verwijten, maar volstaat met een summiere opsomming die een fragmentarische indruk maakt. Feitelijke onderbouwing door klager ontbreekt. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in een aantal klachtonderdelen en de overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2025:37 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-796/DB/ZWB/D
- Datum publicatie: 10-03-2025
- Datum uitspraak: 10-03-2025
- ECLI:NL:TADRSHE:2025:37
Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Samenhang met 24-795 en 24-797. Verweerder heeft in de periode maart 2015 tot en met juli 2016 excessief heeft gedeclareerd in het dossier HSS (klachtonderdeel 1), in de periode januari 2021 tot en met maart 2023 excessief heeft gedeclareerd in het dossier Grillroom C (klachtonderdeel 3) en in juni 2023 excessief heeft gedeclareerd in het dossier D Hotel V (klachtonderdeel 4). De raad concludeert dan ook dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet). De deken verwijt verweerder tot slot dat hij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad alsmede in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde financiële integriteit door een bedrag van € 21.452,76 te behouden, terwijl hij wist dat dit bedrag hem niet toekomt. Gelet op de inhoud van het arrest van het Hof en de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in eerste instantie niet tot terugbetaling over te gaan. Omdat verweerder binnen bekwame tijd na ontvangst van het dekenstandpunt alsnog tot terugbetaling is overgegaan, ziet de raad voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder geen aanleiding. Uit de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten volgt dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan een patroon van excessief declareren. Onder meer gelet op tuchtrechtelijk verleden: schorsing voor de duur van twaalf weken.