Zoekresultaten 19041-19050 van de 44778 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.473

    Klacht tegen klinisch geriater. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de moeder van klager, destijds verblijvend op de afdeling gespecialiseerd in de zorg voor ouderen met dementie en ernstige gedragsproblemen waar verweerder werkzaam was. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten op het gebied van communicatie over de behandeling en de medicatie en voorts dat hij patiënte verkeerde medicatie heeft doen toedienen zonder haar te zien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de communicatie over de behandeling gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd. Van dit laatste komt verweerder in principaal beroep, welk beroep slaagt. Het incidenteel beroep van klager faalt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt derhalve de beslissing voor zover de klacht daarbij gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing is opgelegd en wijst de klacht alsnog in zijn geheel af.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 635643/NT 17-63 636401/NT 17-67

    Klachten: de notaris had niet in de akte mogen opnemen dat toestemming voor bewoning van het appartement, gelegen onder het appartement van klager; de notaris heeft misleidende informatie daarover verschaft en zich naar klager intimiderend gedragen. De kamer is van oordeel dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld: hij mocht afgaan op de verklaring van de (enige) andere appartementseigenaar/verkoper (tevens bestuurder van de VvE) dat toestemming voor bewoning door koper was geregeld. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 295/2017

    Klager beklaagt zich over het voorschrijven van onjuiste medicatie en over het schenden van de geheimhoudingsplicht. Het college volgt verweerder in zijn beleid om de medicatie voor te schrijven en oordeelt dat niet gebleken is dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.080

    Klacht tegen assistent-gynaecoloog. De klacht betreft de bevalling van klaagster. Klaagster heeft in 2006 een niertransplantatie ondergaan. Klaagster werd in april 2013 wegens nierfunctieverslechtering ingeleid voor haar bevalling en is twee dagen na opname prematuur bevallen van een dochtertje die een matige start had. Na de bevalling is de dochter van klagers opgenomen op de neonatale intensive care unit, in verband met verdenking van een infectie. Verweerster was als arts-assistent gynaecologie werkzaam onder de supervisie van een gynaecoloog (eveneens aangeklaagd: C2017.079). Klagers verwijten verweerster evenals de gynaecoloog dat zij heeft gehandeld in strijd met de richtlijn van de NVOG ‘Preventie van neonatale GBS-ziekte’ dan wel de richtlijn onvoldoende in acht heeft genomen en zij: 1. gelet op de premature bevalling (36 weken en 6 dagen) en de beslisboom een kweek had moeten inzetten, waarbij verweerster op de hoogte was en zelf heeft aangegeven dat de kans groot was dat klaagster prematuur zou bevallen; 2. gelet op de duur van de gebroken vliezen (23 uur) ten minste een kweek had moeten inzetten. Voor zover verweerster de richtlijn juist heeft geïnterpreteerd zijn klagers van oordeel dat genoeg redenen aanwezig waren voor het afwijken van de richtlijn en verweerster daartoe had moeten besluiten, zeker gelet op de twijfel over de conditie van de baby. Er werd getracht een MBO te doen, hetgeen niet is gelukt; 3. ten onrechte eventuele resistentie tegen antibiotica boven het leven van een kind heeft gesteld. Het RTG Zwolle wees de klacht af. De arts kon en mocht vertrouwen op eerder ingezet beleid met betrekking tot bevalling door derdelijns gynaecoloog en perinatoloog. Geen aanleiding tot GBS-diagnostiek aanwezig voor de arts. Het beroep wordt verworpen. Het RTG pleitte ten overvloede nog voor helderheid in de NVOG richtlijn GBS-ziekte. Die is inmiddels herzien.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.114

    Klaagster heeft een niertransplantatie ondergaan. Klaagster werd ingeleid voor de bevalling in verband met verslechtering van de nierfunctie en oplopende bloeddruk. Na de bevalling is de dochter van klagers opgenomen op de neonatale intensive care unit i.v.m. de verdenking van een infectie. Uiteindelijk bleek er sprake te zijn van een GBS-meningitis en sepsis. Klagers verwijten de aangeklaagde gynaecoloog dat hij - als hoofdbehandelaar verantwoordelijk voor de begeleiding van klaagsters zwangerschap - onzorgvuldig en in strijd met de vigerende richtlijn GBS-ziekte heeft gehandeld doordat hij: 1. heeft nagelaten GBS-diagnostiek uit te voeren gelet op de in december 2011 bij klaagster aangetoonde urine infectie waardoor klaagster draagster was geworden van GBS. De gynaecoloog had tijdens de zwangerschap onderzoek moeten doen naar GBS-dragerschap bij klaagster, gelet op de recidiverende urineweginfecties voorafgaande aan en tijdens de zwangerschap; 2. gelet op de premature bevalling volgens de beslisboom een kweek had moeten inzetten, zeker nu hij betrokken was bij deze beslissing en ook overigens zelf heeft aangegeven dat de kans groot was dat klaagster prematuur zou bevallen. Voor zover de gynaecoloog de richtlijn juist heeft geïnterpreteerd zijn klagers van oordeel dat genoeg redenen aanwezig waren voor het afwijken van de richtlijn en dat de gynaecoloog daartoe had moeten besluiten; 3. gelet op de duur van de gebroken vliezen (23 uur) ten minste een kweek had moeten inzetten; 4. ten onrechte eventuele resistentie tegen antibiotica boven het leven van een kind heeft gesteld, door strikt de richtlijn te volgen; 5. gelet op de door klaagster gebruikte afweermedicatie, die ook invloed hadden op haar ongeboren kind, ook had moeten hebben voor de verminderde weerstand van het kind. De gynaecoloog heeft geen informatie opgevraagd bij het Medisch Centrum. 6. veel te laat pas alert is geworden op de GBS-bacterie. Pas een dag na de bevalling is een kweek bij klaagster afgenomen. Het RTG Zwolle verklaart de onderdelen 1, 2, 4 en 5 gegrond, de onderdelen 3 en 6 ongegrond en berispt de gynaecoloog. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing, omdat er onvoldoende aanleiding was voor de arts om nader onderzoek te doen. De eerdere GBS-infectie was – vanwege een onvolledige brief – niet bekend bij de arts en (frequent terugkerende) urineweginfecties zijn geen risicofactor voor GBS. Met de in de beslisboom van de richtlijn GBS-ziekte genoemde premature bevalling is bovendien bedoeld een spontane vroeggeboorte, en niet een ingeleide bevalling, zoals bij klaagster. Geoordeeld wordt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Aan hem wordt dus geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:27 Raad van Discipline Amsterdam 17-837/A/A

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft zich in de dagvaarding onnodig grievend over de wederpartij uit te laten door gebruik te maken van zeer persoonlijke brieven met gevoelige inhoud om daaraan vervolgens vergaande conclusies te verbinden betreffende de relatie tussen klager en zijn ouders. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-809/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij over het niet adequaat reageren op e-mails van de advocaat van klager kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.385

    Klacht tegen tandarts. Klager heeft op enig moment van de (assistente van) verweerder een standaardbegroting gekregen voor het plaatsen van twee implantaten. Het in de begroting gedane aanbod was blijkens de begeleidende brief 6 maanden geldig. Na het verstrijken van deze termijn heeft klager laten weten akkoord te gaan met de begroting waarna de tandarts niet meer van zich heeft laten horen. Klager verwijt de tandarts contractbreuk. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de tussen partijen ontstane onduidelijkheid over de behandelrelatie hen beiden valt aan te rekenen en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:28 Raad van Discipline Amsterdam 17-625/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.396

    Klacht van de inspectie tegen een orthodontist. De inspectie verwijt verweerder dat hij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond ten opzichte van meerdere, deels minderjarige, vrouwelijke patiënten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard, de inschrijving van de orthodontist in het BIG-register doorgehaald dan wel hem het recht op wederinschrijving ontzegd, de inschrijving van de orthodontist bij wijze van voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang geschorst en publicatie van de beslissing gelast. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de orthodontist hetgeen meebrengt dat de maatregel van doorhaling gehandhaafd blijft en dat aan de orthodontist, voor het geval hij niet meer is ingeschreven in het register, het recht wederom te worden ingeschreven wordt ontzegd. Ook het Centraal Tuchtcollege gelast publicatie van de beslissing.