ECLI:NL:TGZRZWO:2018:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 295/2017
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2018:45 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-02-2018 |
Datum publicatie: | 16-02-2018 |
Zaaknummer(s): | 295/2017 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager beklaagt zich over het voorschrijven van onjuiste medicatie en over het schenden van de geheimhoudingsplicht. Het college volgt verweerder in zijn beleid om de medicatie voor te schrijven en oordeelt dat niet gebleken is dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 16 februari 2018 naar aanleiding van de op 6 september 2017 bij het
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam ingekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te
Zwolle doorgestuurde klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , psychiater, werkzaam te D,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dat blijkt uit de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift;
-
het proces-verbaal van het op 22 januari 2018 gehouden mondeling vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Klager zat in een penitentiaire inrichting waar verweerder als psychiater werkzaam was. Uit het medisch dossier blijkt dat klager bekend was met cluster B problematiek en zwakbegaafdheid en neigde naar (paranoïde) psychose. Bij binnenkomst in de PI werd klager op de extra zorg voorziening afdeling (EZV) geplaatst voor observatie. In eerdere detenties werd Abilify voorgeschreven. Uit de aantekeningen in het medisch dossier blijkt dat klager in eerste instantie zelf graag Abilify wilde gebruiken omdat hij zonder deze medicatie bang was om in een psychose te raken. Na telefonisch overleg met verweerder op 8 augustus 2017 schreef deze 5 mg Abilify voor. Op 31 augustus 2017 staat in het dossier genoteerd dat klager geen Abilify meer wilde gebruiken omdat hij niet psychotisch was als hij geen drugs gebruikt. Verweerder heeft tijdens het vooronderzoek verklaard dat hij erbij klager wel op aan heeft gedrongen om Abilify wel te blijven slikken. Zijn beleid was dan ook om de Abilify te handhaven.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij hem verkeerde medicatie heeft voorgeschreven. Hij kreeg antipsychose medicatie terwijl hij geen psychose had. Tevens verwijt klager verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Klager was al bekend met het gebruik van Abilify, hetgeen hij gebruikte als onderhoudsmedicatie. Bij binnenkomst in de PI vroeg klager er zelf om. Klager is bekend met neiging tot paranoïde psychose mede onder invloed van drugs. Bij controle werd er drugs in zijn urine gevonden en er ontstond een toename van achterdocht bij klager. Daarom leek het verweerder verstandig om klager ingesteld te houden op Abilify.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college is van oordeel dat verweerder op goede gronden Abilify heeft kunnen voorschrijven. Klager slikte dit al tijdens eerdere detenties in verband met achterdocht/psychose. Klager gaf zelf aan dat Abilify hem rustig maakte en dat hij zonder Abilify bang was om in een psychose te raken. Verweerder heeft een lage dosering van
5 mg voorgeschreven. Het college kan de keuze voor dit beleid volgen. Toen klager later aangaf dat hij geen Abilify meer wilde slikken omdat hij niet psychotisch is als hij geen drugs gebruikt, acht het college het desondanks verdedigbaar dat verweerder erop aangedrongen heeft de Abilify toch te blijven slikken. Uit het dossier komt immers naar voren dat klager onrustiger werd en bovendien had hij bij een controle positief gescoord op cocaïne. Gelet hierop kan het verwijt dat verweerder verkeerde medicatie heeft voorgeschreven niet slagen.
Klager heeft voorts gesteld dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klager heeft hiertoe aangevoerd dat alles wat hij besprak met verweerder bekend was bij het afdelingshoofd en anderen die geen arts waren. Verweerder heeft bij het mondeling vooronderzoek toegelicht dat hij algemene informatie, zoals het feit dat klager zwakbegaafd is en wat achterdochtig kan zijn, met het personeel op de afdeling heeft gedeeld, opdat zij beter weten hoe met klager om te gaan. Verweerder stelt echter dat hij zich altijd bewust is van zijn geheimhoudingsplicht en deze jegens klager niet geschonden heeft. Nu klager zijn klacht hieromtrent ook niet nader heeft onderbouwd kan deze klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag niet slagen.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. dr. R.J. Verkes en T.S. van der Veer, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.