Zoekresultaten 16951-16960 van de 45111 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/608750 / DW RK 16/537

    Beslissing op verzet. Exploot is achtergelaten op de wijze zoals in de wet bepaald. De financiële situatie van klager staat aan het betekenen van een dagvaarding niet in de weg. Evenmin bestaat voor een schuldeiser een verplichting met een betalingsregeling akkoord te gaan. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619762 / DW RK 16/1297

    Er is niet binnen een redelijke termijn op een brief van klaagster gereageerd. Aanmelding schuldhulptraject schort tenuitvoerlegging vonnis niet op. Niet gebleken dat kosten niet conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Klacht gedeeltelijk gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:127 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/612691 / DW RK 16/811

    Beslissing op verzet. De persoonlijke (financiële) situatie van klager staat aan het leggen van het beslag niet in de weg. Ook een aanbod voor het treffen van een betalingsregeling staat niet aan het leggen van beslag in de weg. Het verzoek om een betalingsregeling is beantwoord. Er is geen sprake van oneigenlijke druk. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:121 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632956 / DW RK 17/753

    Beslissing op verzet. Klaagster klaagt over hetzelfde feitencomplex als waar zij eerder over heeft geklaagd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:122 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631550 / DW RK 17/653

    Beslissing op verzet. Klacht gaat over beslaglegging van meer dan drie jaar geleden, dus is te laat ingediend. Dat klagers toenmalige advocaat de dochter van de gerechtsdeurwaarder is, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:29 Kamer voor het notariaat Amsterdam 650194/NT 18-28

    De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van het passeren alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat hij geen aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat oordeel vindt mede steun in de omstandigheid dat de kamer van de notaris ter zitting heeft begrepen dat erflater op 28 september 2015 op eigen initiatief en onaangekondigd op het notariskantoor kwam om het testament van 2007 te wijzigen en daarbij zelf het testament van 2007 had meegenomen. De notaris heeft erflater vervolgens driemaal onder vier ogen gesproken en, na inhoudelijke voorbespreking, het testament in concept eerst aan erflater toegezonden. Broer [A] is bij geen van deze gesprekken aanwezig geweest; deze was op verzoek van erflater uitsluitend bij het gesprek met betrekking tot het levenstestament aanwezig. Voorts heeft de notaris verklaard dat hij erflater nog twee keer heeft getest, door in het gesprek van 29 maart 2016 bewust fouten te maken, die steevast door erflater werden gecorrigeerd, en door in het gesprek op 4 april 2016 erflater te laten afleiden door een medewerker van het notariskantoor, hetgeen door erflater werd genegeerd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:30 Kamer voor het notariaat Amsterdam 642910/NT 18-4

    Ongeacht hetgeen hierboven onder 5.3 is overwogen – waaraan valt toe te voegen dat bij een geschil over de inhoud van de opdracht het op de weg van de notaris ligt zijn visie te onderbouwen met een schriftelijke opdrachtbevestiging of gespreksaantekeningen – is de kamer van oordeel dat de precieze inhoud van de opdracht in het midden kan blijven. Ook indien klaagster en haar echtgenoot zich begin 2012 opnieuw tot de notaris wendden uitsluitend met de opdracht testamenten op te stellen – waarbij voorts opvalt dat de notaris ter zitting niet kon uitleggen wat de voorafgaande testamenten van de echtgenoot van klaagster en, indien daarvan sprake was, dat van klaagster, inhield(en) en waarom deze gewijzigd moest(en) worden, terwijl het opnemen van een uitsluitingsclausule in die tijd als betrekkelijk standaard moet worden aangemerkt (hetgeen de reden is voor de huidige wettelijke verankering) en klaagster voorts heeft verklaard dat er geen concrete aanleiding voor bestond – acht de kamer het, zeker onder de onder 5.4 geschetste omstandigheden, onbegrijpelijk en ernstig nalatig dat de notaris bij het opmaken van de testamenten niet het huwelijksgoederenregime heeft betrokken en noch tijdens de voorbespreking noch tijdens de passeerafspraak van beide testamenten niet bij klaagster en haar echtgenoot heeft geverifieerd of de specifieke feiten en omstandigheden, die in 2006 aanleiding waren voor het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden en die naar hun aard doorgaans tijdelijk zijn, nog steeds aanwezig waren of dat deze inmiddels waren gewijzigd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:31 Kamer voor het notariaat Amsterdam 650979/NT 18-36

    Voorop staat dat de notaris, toen hij - niet door erflaatster zelf maar door [broer H] werd benaderd in verband met een wijziging van haar testament - op de hoogte was van de verminderde geestvermogens van erflaatster. Daarmee bestond voor hem al alle aanleiding om te toetsen of zij in voldoende mate in staat was om zelfstandig haar wil te bepalen. Dat heeft hij evenwel in onvoldoende mate gedaan. Hij heeft erflaatster niet alleen gesproken, maar alleen in aanwezigheid van (onder anderen) [broer H], die duidelijk een eigen belang had bij de wijziging van het testament. Het concepttestament, dat hij naar aanleiding van de eerste bespreking had opgesteld, heeft hij aan [broer H] doen toekomen, met het verzoek dit met erflaatster te bespreken en ook bij het passeren van het testament was [broer H] aanwezig. Aldus heeft hij te weinig invulling gegeven aan zijn eigen verantwoordelijkheid om te onderzoeken of de wens tot wijziging van het testament de wens van erflaatster zelf was.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:116 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/654507 / DW RK 18/507

    Verzoek tot wraking met acht gronden waaronder de inhoudelijke behandeling van de zaak, de door de kamer gevolgde procedure en een algemene beschouwing ten aanzien van de partijdigheid van de kamer. De Wrakingskamer is van oordeel dat de aangevoerde gronden niet afzonderlijk en ook niet in samenhang bezien grond opleveren voor feiten en/of omstandigheden die erop duiden dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen leiden. Het verzoek wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:27 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640380/NT 17-85

    De kern van de klacht is dat de notaris klaagster niet althans onvoldoende heeft gewezen op de risico’s die een bankhypotheek in zich draagt. Die klacht is gegrond. Zo is het antwoord op de door [A] gestelde, concrete vragen over de voorbelasting zoals hierboven onder 2.e. onder a.) weergegeven inadequaat en daardoor onzorgvuldig. Nog afgezien van het feit dat de notaris hier abusievelijk laat weten dat sprake is van inschrijvingen ten gunste van de bank tot een totaal van € 720.000,- in plaats van effectief € 360.000,-, stelt hij klaagster hierbij ten onrechte gerust, in het licht van de getaxeerde executiewaarde van € 435.000,-, door te volstaan met de vermelding dat de openstaande schuld volgens opgave (slechts) € 139.500,- bedroeg, zonder daarbij uitdrukkelijk te waarschuwen dat de schuld aan de bank op ieder moment nadien weer kan oplopen en het inschrijvingsbedrag van€ 360.000,- dus kan ‘vollopen’, in beginsel door wat voor reden dan ook, hetgeen in dit geval ook gebleken is.