Zoekresultaten 13301-13310 van de 13411 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0085 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 042/2009

      Patiënt wordt opgenomen met ernstige, al langer bestaande, pijnklachten aan rug en heup, zeer ernstig gewichtsverlies en algehele malaise. Helaas overlijdt patiënt een week na opname bij abstinerend beleid met adequate pijnstilling zonder dat bij leven een diagnose is gesteld. Uit de obductie blijkt er, na extra onderzoek van de wervelkolom (omdat er geen afwijkingen met het blote oog kunnen worden vastgesteld), een osteomyelitis van L 4 en L5 met destrucie van de tussenwervelschijf met aangrenzend een psoasabces links te bestaan. Doorsneden van het beenmerg elders lumbaal blijken ook osteomyelitis te tonen. Tevens is door het psoasabces de aorta aangetast, nabij de bifurcaiteprothese. In de rechterlong is sprake van een actieve pneumonie en links een organiserende pneumonie. Hebben verweerders (AIOS interne geneeskunde en internist) patiënt adequate medische zorg onthouden waardoor hij is overleden ? Had er met name eerder vocht en of voedsel toegediend moeten worden en had er eerder een PET scan gemaakt moeten worden om eerdere behandeling mogelijk te maken? Het college oordeelt dat verweerders de algehele toestand van patiënt zorgvuldig hebben  bewaakt in samenspraak met elkaar, verpleging, diëtist en consulterende specialisten als orthopeed en internist ouderenzorg. Patiënt was niet uitgedroogd bij de opname en is blijkens bloeduitslagen en statusvoering nauwlettend gevolgd. Toen het nodig was is behandeld met breedspectrum antibiotica, zuurstof en is onmiddellijk gestart met een vochtinfuus voor rehydratie. Er is niet gebleken dat dit eerder noodzakelijk was. Sondevoeding is, met name in verband met het risico op aspiratie, in verband met de onrust van patiënt terecht achterwege gelaten. Ook bij hun onderzoek hebben verweerders voortvarend en zorgvuldig gehandeld. Zij hebben kennis genomen van onderzoeken die in de maanden daarvoor waren gedaan. Naast laboratoriumonderzoek hebben zij röntgenonderzoeken, een MRI scan en een beenmergpunctie laten doen. Alles eveneens in nauw overleg met betrokken disciplines. De met spoed aangevraagde MRI scan was, mede gelet op een kort voor opname uitgevoerd CT onderzoek, waarbij tevens was vergeleken met eerdere onderzoeken en scans, een meer voor de hand liggende keuze voor de werkdiagnose maligniteit dan wel infectueuze oorzaak, dan een (door klagers gewenste) PET scan, zeker ook in verband met de onrust van de patiënt: een PET scan vereist immers een meer coöperatieve patiënt. Het college is bovendien van oordeel dat een PET scan uiteindelijk geen wezenlijk verschil voor de behandeling had gemaakt omdat de hierbij mogelijk aan het licht gekomen activiteit bij de ontstekingsgebieden geen antwoord zou hebben gegeven op de vraag of er sprake was van een ontsteking dan wel een maligniteit. Nu ook hierbij zeker nader onderzoek noodzakelijk zou zijn geweest middels punctie of aanvullende MRI-scan, is een eerdere diagnose en daarmee snellere behandeling onaannemelijk. De klachten zijn dan ook als ongegrond afgewezen.    

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0086 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 091/2009

      Patiënt wordt opgenomen met ernstige, al langer bestaande, pijnklachten aan rug en heup, zeer ernstig gewichtsverlies en algehele malaise. Helaas overlijdt patiënt een week na opname bij abstinerend beleid met adequate pijnstilling zonder dat bij leven een diagnose is gesteld. Uit de obductie blijkt er, na extra onderzoek van de wervelkolom (omdat er geen afwijkingen met het blote oog kunnen worden vastgesteld), een osteomyelitis van L 4 en L5 met destrucie van de tussenwervelschijf met aangrenzend een psoasabces links te bestaan. Doorsneden van het beenmerg elders lumbaal blijken ook osteomyelitis te tonen. Tevens is door het psoasabces de aorta aangetast, nabij de bifurcaiteprothese. In de rechterlong is sprake van een actieve pneumonie en links een organiserende pneumonie. Hebben verweerders (AIOS interne geneeskunde en internist) patiënt adequate medische zorg onthouden waardoor hij is overleden ? Had er met name eerder vocht en of voedsel toegediend moeten worden en had er eerder een PET scan gemaakt moeten worden om eerdere behandeling mogelijk te maken? Het college oordeelt dat verweerders de algehele toestand van patiënt zorgvuldig hebben  bewaakt in samenspraak met elkaar, verpleging, diëtist en consulterende specialisten als orthopeed en internist ouderenzorg. Patiënt was niet uitgedroogd bij de opname en is blijkens bloeduitslagen en statusvoering nauwlettend gevolgd. Toen het nodig was is behandeld met breedspectrum antibiotica, zuurstof en is onmiddellijk gestart met een vochtinfuus voor rehydratie. Er is niet gebleken dat dit eerder noodzakelijk was. Sondevoeding is, met name in verband met het risico op aspiratie, in verband met de onrust van patiënt terecht achterwege gelaten. Ook bij hun onderzoek hebben verweerders voortvarend en zorgvuldig gehandeld. Zij hebben kennis genomen van onderzoeken die in de maanden daarvoor waren gedaan. Naast laboratoriumonderzoek hebben zij röntgenonderzoeken, een MRI scan en een beenmergpunctie laten doen. Alles eveneens in nauw overleg met betrokken disciplines. De met spoed aangevraagde MRI scan was, mede gelet op een kort voor opname uitgevoerd CT onderzoek, waarbij tevens was vergeleken met eerdere onderzoeken en scans, een meer voor de hand liggende keuze voor de werkdiagnose maligniteit dan wel infectueuze oorzaak, dan een (door klagers gewenste) PET scan, zeker ook in verband met de onrust van de patiënt: een PET scan vereist immers een meer coöperatieve patiënt. Het college is bovendien van oordeel dat een PET scan uiteindelijk geen wezenlijk verschil voor de behandeling had gemaakt omdat de hierbij mogelijk aan het licht gekomen activiteit bij de ontstekingsgebieden geen antwoord zou hebben gegeven op de vraag of er sprake was van een ontsteking dan wel een maligniteit. Nu ook hierbij zeker nader onderzoek noodzakelijk zou zijn geweest middels punctie of aanvullende MRI-scan, is een eerdere diagnose en daarmee snellere behandeling onaannemelijk. De klachten zijn dan ook als ongegrond afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0091 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09181c

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0080 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09180a

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0087 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09228

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0081 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09181b

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0088 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09230

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0089 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09231

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0082 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0948

     

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0084 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09119

    Klager klaagt erover dat verweerder onvoldoende aandacht heeft voor een goede registratie van de door hem voorgeschreven medicijnen, waardoor medicijnen ten onrechte zijn voorgeschreven en niet aan de juiste persoon zijn verstrekt, en dat verweerder hem onheus heeft bejegend en niet serieus heeft genomen. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat de dossiervorming onvolledig en onjuist is. Uit het dossier blijkt niet wat de achterliggende reden van het voorschrijven van de medicatie is geweest. Het is niet aannemelijk geworden dat er een consult aan klager heeft plaatsgevonden. In zoverre is de klacht gegrond. Voor het overige zal het college de klachten afwijzen. Waarschuwing.