Zoekresultaten 11451-11460 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:187 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190039

    Klacht tegen advocaat die namens curator optrad en feitelijk als curator handelde. Verweerster zou, samen met haar kantoorgenote die curator was in het faillissement van klagers broer, zonder vooroverleg met de andere erfgenamen een verzoek tot benoeming van een vereffenaar hebben gedaan en zonder nadere informatie aan de overige erfgenamen de nalatenschap van de moeder van de erfgenamen beneficiair hebben aanvaard. Het hof kan klager niet volgen in zijn stelling dat verweerster in dit verband onvoldoende (voortvarend) heeft meegewerkt aan de afwikkeling van de nalatenschap, gelet op de uiteenlopende belangen waarmee de curator rekening moet houden. Gezien de bijzondere positie van de curator ten opzichte van de mede-erfgenamen, waaronder klager, was het evenwel beter geweest indien verweerster en haar kantoorgenote na de benoeming tot curator eerst een bespreking met hen hadden belegd om duidelijkheid te verschaffen over de taak en rol van de curator ten opzichte van de overige erfgenamen en de nalatenschappen. Daarbij hadden zij tevens aan de mede-erfgenamen het verzoek tot vereffening en het voornemen om de nalatenschap beneficiar te aanvaarden kunnen aankondigen en uitleggen. Dat verweerster en haar kantoorgenote dit hebben nagelaten en pas later, na de behandeling van het verzoekschrift, hebben gepoogd tot een gesprek te komen, is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bekrachtiging beslissing van de raad, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:194 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190111D

    Dekenbezwaar gegrond. Appel tegen opgelegde maatregel van onvoorwaardelijke schorsing     6 weken. Het hof verzwaart de opgelegde maatregel tot 24 weken schorsing, waarvan 12 voorwaardelijk, omdat verweerder het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad     door informatie van zijn in beperkingen zittende cliënten door te geven.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:200 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190106

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou onder meer diverse handelingen hebben verricht in klagers zaak zonder dit van tevoren naar behoren met klager te hebben afgestemd. Bekrachtiging beslissing van de raad, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:188 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190033

    Verkorte bekrachtiging beslissing raad. Klacht over wijze van betaling griffierechtveroordeling door advocaat na tuchtrechtelijke procedure. Gelet op de beslissing van de raad van 17 januari 2017 (zaaknummer 16-832/A/A) en de beslissing van het hof van 10 juli 2017 (zaaknummer 170039) had klager recht op het griffierecht van in totaal € 100. Ondanks daartoe tot tweemaal te zijn aangemaand, heeft het meer dan zes weken geduurd vanaf de eerste aanmaning tot het moment van betaling door verweerder. Daarmee heeft verweerder te laat betaald. Dat verweerder in de betreffende periode mogelijk geheel of gedeeltelijk afwezig was wegens vakantie kan aan het voorgaande niet afdoen, nu van een advocaat mag worden verwacht dat hij tijdens zijn afwezigheid zorgt voor een adequate waarnemingsregeling. In de gegeven omstandigheden is de raad echter van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van boos opzet aan de zijde van verweerder. Voorts heeft klager het bedrag, zij het met enige vertraging, van verweerder ontvangen. Daarom kan niet worden aangenomen dat klager door het handelen van verweerder in zijn belangen is geschaad. Klacht in zoverre afgewezen als zijnde van onvoldoende gewicht. Nu verweerder een en ander niet heeft betwist, zal de raad ervan uitgaan dat met het kenmerk “Jak. 1,26” in zijn brief aan klager van 3 oktober 2017 een verwijzing naar de tekst van Jakobus 1:26 van het Nieuwe Testament is bedoeld. De raad acht deze verwijzing in het kader van de historie tussen klager en verweerder weliswaar onverstandig en van weinig respect getuigen voor de mogelijke religieuze opvattingen van klager, maar oordeelt dat deze verwijzing niet als tuchtrechtelijk laakbaar is aan te merken. Klacht in zoverre ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-1

    Klacht tegen gynaecoloog-hoofdbehandelaar (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Hoofdbehandelaarschap. Onmogelijk om tijdens het klinische traject en bevalling de regie alleen bij de hoofdbehandelaar te laten. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De hoofdbehandelaar, aanwezig tijdens de ochtendoverdracht, had het gat in de CTG-registraties moeten signaleren. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-4

    Klacht tegen gynaecoloog (12 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ook niet over de mogelijke oorzaak van het bloedverlies. Ondanks onderzoek is de oorzaak daarvan niet komen vast te staan. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-6

    Klacht tegen gynaecoloog (19 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:290 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.018

    Klacht tegen chirurg die bij klaagster in verband met een hemangioom een teen en een deel van de voet heeft geamputeerd. Klaagster had nadien nog steeds ernstige (pijn)klachten. Zij verwijt de chirurg - onder meer - dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan, onvoldoende informatie heeft gegeven over de mogelijke gevolgen van een amputatie en nadien een verkeerde diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-3

    Klacht tegen gynaecoloog (11 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-7

    Klacht tegen gynaecoloog (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Daarvoor had zij d irect na de bevalling geen gelegenheid door situatie klaagster en overplaatsing. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.