Zoekresultaten 10931-10940 van de 42291 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 1991

    Klacht tegen een neuro-interventie-radioloog. Gebrekkige dossiervoering, verantwoordelijkheid interventie-radioloog, afwijking landelijke richtlijn, lokaal protocol

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:17 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.099

    Klacht tegen huisarts. In de medische voorgeschiedenis was er bij klaagster ruim tien jaar eerder sprake geweest van borstkanker. Klaagster verwijt verweerder thans dat hij bij haar tweemaal een verkeerde diagnose heeft gesteld terwijl er, naar later bleek, sprake was van uitgezaaide bot- en leverkanker. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/374

    Klaagster dient een klacht in tegen haar voormalig huisarts, onder meer inhoudende dat hij zonder toestemming informatie heeft verstrekt aan maatschappelijk werk en daardoor zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Verweerder stelt dat hij op verzoek van klaagster contact heeft opgenomen en dat hem niet kan worden verweten dat hij zijn beroepsgeheim geschonden heeft. Het college verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/301

    Klager verwijt verweerder onder meer gevoelige medische informatie te hebben gedeeld met de arbeidsdeskundige van het UWV en zich ten onrechte te hebben voorgedaan als verzekeringsarts. Klacht ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.219

      Klacht van drie klagers (apotheker, apotheek en medicijngebruiker) tegen adviserend apotheker, werkzaam bij een zorgverzekeraar. Beklaagde verricht in teamverband werkzaamheden op een beleidsvormende afdeling. De klacht betreft taperingstrips (medicatie op rol voor een periode van 28 dagen waarmee de dagelijkse dosis van een medicijn geleidelijk wordt verlaagd). De klacht houdt in dat beklaagde klagers en ook de Minister van VWS onjuist/misleidend heeft voorgelicht over de problematiek rond de vraag naar de rationaliteit van door de apotheker vervaardigde taperingstrips. Hierdoor komt de verstrekking van dit soort strips niet voor vergoeding op grond van de Zorgverzekeringswet in aanmerking, aldus klagers. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachten niet‑ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het hiertegen door de apotheker en de apotheek ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:12 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.133

    Klacht tegen een arts. De klacht betreft de diagnostiek en behandeling in het ziekenhuis door vier artsen, waaronder de arts. Klaagster had buikklachten en ernstige vermoeidheidsklachten. Bij haar is de diagnose coeliakie gesteld. Klaagster is vervolgens een aantal jaar onder behandeling geweest bij verschillende artsen in het ziekenhuis. De arts was werkzaam als arts-assistent in opleiding tot internist. De arts heeft drie poliklinische consulten afgenomen en heeft drie telefonische contacten gehad met klaagster. Daarnaast heeft de arts telefonisch contact met de sportarts en de huisarts van klaagster gehad. Op enig moment is in een ander ziekenhuis een vitamine D-tekort bij klaagster vastgesteld. Na vitamine D suppletie is klaagster niet meer moe en kan zij haar leven weer oppakken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, die verschillende klachtonderdelen omvat, afgewezen. Het beroep beperkt zich tot het klachtonderdeel dat de arts klaagster niet heeft getest op een vitamine D-tekort, terwijl dit een eenvoudig onderzoek betreft. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de arts heeft gehandeld volgens de geldende richtlijnen en dat de arts dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:13 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.134

    Klacht tegen een internist. De klacht betreft de diagnostiek en behandeling in het ziekenhuis door vier artsen, waaronder de internist. Klaagster had buikklachten en ernstige vermoeidheidsklachten. Bij haar is de diagnose coeliakie gesteld. Klaagster is vervolgens een aantal jaar onder behandeling geweest bij verschillende artsen in het ziekenhuis. De internist heeft klaagster eenmalig op een poliklinisch consult gezien na verwijzing door de huisarts. Op enig moment is in een ander ziekenhuis een vitamine D-tekort bij klaagster vastgesteld. Na vitamine D suppletie is klaagster niet meer moe en kan zij haar leven weer oppakken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, die verschillende klachtonderdelen omvat, afgewezen. Het beroep beperkt zich tot het klachtonderdeel dat de internist klaagster niet heeft getest op een vitamine D-tekort, terwijl dit een eenvoudig onderzoek betreft. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de internist heeft gehandeld volgens de geldende richtlijnen en dat de internist dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/203

    Klager verwijt de psychiater dat hij verkeerde medicijnen dan wel medicijnen in te hoge doseringen heeft toegediend. Door die medicatie is het gedrag van klager en zijn functioneren ten nadele veranderd en is zijn intelligentieniveau gedaald. Voorts verwijt klager de psychiater dat hij geen respons heeft gegeven op pogingen tot contact door de huisarts. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/323

    Klaagster verwijt verweerster dat zij 1) zonder geëigende en rechtstreekse opdracht van de rechtbank een eigen onderzoek heeft ingesteld, 2) een eenzijdig en onbetrouwbaar rapport heeft opgesteld over klaagster en haar zoon, 3) klaagster niet heeft geïnformeerd over de onderzoeksvragen en de gevolgen van het onderzoek en 4) dat zij weigert het rapport te vernietigen ondanks het verzoek daartoe van klaagster. Verweerster heeft verweer gevoerd en verzoekt het college de klacht als ongegrond af te wijzen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.131

    Klacht tegen een arts. De klacht betreft de diagnostiek en behandeling in het ziekenhuis door vier artsen, waaronder de arts. Klaagster had buikklachten en ernstige vermoeidheidsklachten. Bij haar is de diagnose coeliakie gesteld. Klaagster is vervolgens een aantal jaar onder behandeling geweest bij verschillende artsen in het ziekenhuis. De arts was werkzaam als arts-assistent in opleiding tot internist en is gedurende acht maanden betrokken geweest bij de behandeling. In die tijd zijn er drie poliklinische consulten geweest en is er drie keer telefonisch contact geweest. Op enig moment is in een ander ziekenhuis een vitamine D-tekort bij klaagster vastgesteld. Na vitamine D suppletie is klaagster niet meer moe en kan zij haar leven weer oppakken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, die verschillende klachtonderdelen omvat, afgewezen. Het beroep beperkt zich tot het klachtonderdeel dat de arts klaagster niet heeft getest op een vitamine D-tekort, terwijl dit een eenvoudig onderzoek betreft. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de arts heeft gehandeld volgens de geldende richtlijnen en dat de arts dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.