Zoekresultaten 31981-31990 van de 44846 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:18 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.150

    De halfzus van klager, patiënte, is opgenomen in een psychiatrische kliniek, aan welke kliniek verweerder als psychiater en geneesheer-directeur is verbonden. Bij beschikking van de kantonrechter is klager een aantal jaren geleden ontslagen als mentor van patiënte en is een halfzus tot mentor van patiënte benoemd. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Niet heeft zorg gedragen voor een goed behandelbeleid; 2. Verantwoordelijk is voor de rol die de medewerkers van de kliniek hebben gehad om klager zijn mentorschap te ontnemen; 3. Een gesprek met klager heeft geweigerd. RTG Amsterdam: Als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG stelt klager bij tussenbeslissing in de gelegenheid aannemelijk te maken dat patiënte heeft ingestemd met het indienen van de klacht, dan wel dat patiënte niet in staat is ten aanzien van het al dan niet indienen van een klacht haar belangen behoorlijk waar te nemen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:210 Raad van Discipline Arnhem 13-248

    Klachten kennelijk ongegrond. Klacht hangt samen met een klacht die reeds bij voorzittersbeslissing is afgedaan en waarvan klager verzet heeft ingesteld.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:204 Raad van Discipline Arnhem 13-65

    Tegenstrijdig belang: verweerder heeft in het kader van een overleg met de wederpartij een dossier aangelegd, aan de wederpartij een declaratie verstuurd, de betaling daarvan verlangd en in een brief voorstellen geformuleerd met betrekking tot zijn toekomstige honorering. Deze feiten zijn voldoende om aan te nemen dat sprake was van een opdracht ook al is een expliciete opdrachtbevestiging niet gegeven en stelde verweerder zijn cliënten op de hoogte van het contact met de wederpartij. Door deze feiten ten overstaan van de deken te verzwijgen naar aanleiding van een klacht in 2008 van één van zijn cliënten (dat er sprake zou zijn van een ongeoorloofde belangenverstrengeling) en stellig te ontkennen dat hij voor de wederpartij optrad, handelde verweerder klachtwaardig.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.309

    Bij de zoon van klager wordt een gastroscopische ingreep verricht en vervolgens door verweerer, chirurg, een re-operatie. Klager verwijt verweerder dat zij ernstig nalatig is geweest in het bieden van optimale zorg doordat zij patientje ten onrechte hemodynamisch stabiel heeft beoordeeld, hetgeen tot een verkeerde prioriteitenanalyse heeft geleid. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2013:20 Kamer van toezicht Amsterdam 544142/NT 13-43 J

    Op grond van de in het geding gebrachte stukken overweegt de kamer dat niet eenduidig is vast te stellen op welk moment klagers kennis hebben genomen van het handelen van de notaris in deze. Zowel klagers als de notaris hebben bevestigd dat klagers in juni 2009 een bezoek hebben gebracht aan de notaris, echter uit dit bezoek kan naar het oordeel van de kamer niet afdoende worden geconcludeerd dat daarmee klagers in feite kennis hebben genomen van het handelen van de notaris. De notaris heeft gesteld dat klagers bij hun bezoek in juni 2009 vragen hebben gesteld over genoemde akte van 20 december 1990 en genoemde akte van levering van 31 januari 1992. Gespreksnotities daarvan ontbreken echter. Door klagers wordt betwist dat zij bij het bezoek in juni 2009 aan de notaris dergelijke vragen hebben gesteld. Klager sub 1 heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat het slechts een kort bezoek betrof, waarbij hij een kaartje (nr. 104) heeft ontvangen van de notaris. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat klagers in juni 2009 kennis hebben genomen van het handelen van de notaris dienaangaande, zijn zij derhalve ontvankelijk in het tweede klachtonderdeel van onderhavige zaak.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:19 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.151

    De halfzus van klager, patiënte, is opgenomen in een psychiatrische kliniek, aan welke kliniek verweerster als gz-psycholoog is verbonden. Bij beschikking van de kantonrechter is klager een aantal jaren geleden ontslagen als mentor van patiënte en is een halfzus tot mentor van patiënte benoemd. Klager verwijt verweerster dat zij zich als circuit manager zorg aan haar verantwoordelijkheid voor het handelen van het personeel van de kliniek heeft onttrokken. RTG Amsterdam: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG stelt klager bij tussenbeslissing in de gelegenheid aannemelijk te maken dat patiënte heeft ingestemd met het indienen van de klacht, dan wel dat patiënte niet in staat is ten aanzien van het al dan niet indienen van een klacht haar belangen behoorlijk waar te nemen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:211 Raad van Discipline Arnhem 13-123

    Klachten over de wijze waarop de deken het onderzoek heeft ingericht kunnen niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet. Klagers visie op de feiten is niet leidend voor dat onderzoek of voor de wijze waarop verweerster in de achterliggende procedure zou hebben moeten reageren.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:205 Raad van Discipline Arnhem 13-162

    Vast is komen te staan dat een voor klager bestemde factuur naar een verkeerd adres is verzonden. Van het kantoor van verweerster had zeker mogen worden verwacht dat de post naar het door klager opgegeven adres werd verstuurd. Voormeld tekortschieten -voor zover dit al aan verweerster kan worden verweten- is van onvoldoende gewicht is om aan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.310

    Bij de zoon van klager wordt een gastroscopische ingreep verricht en vervolgens een re-operatie. Klager verwijt verweerder, internist en werkzaam als directeur patiëntenzorg, dat hij heeft nagelaten op eigen initiatief een TRIPOD-analyse te verrichten en melding te doen aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg, dat in de instelling met een structurele onderbezetting van anesthesisten wordt gewerkt en dat hij de procedure bij de klachtencommissie van het ziekenhuis heeft willen bespoedigen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2013:21 Kamer van toezicht Amsterdam 529449/NT 12-60

    De tweede vraag die de kamer nu dient te beantwoorden is of de notaris voldoende zorgvuldig is geweest bij het passeren van de akte betreffende de koopovereenkomst genoemd onder 1.f van onderhavige beslissing. Daarbij is van belang dat de notaris naar aanleiding van het standpunt van klagers (zie de onder 1.h aangehaalde brief) bij brief van 13 november 2012 (aangehaald onder 1.j) hen heeft geïnformeerd over de taxatie door het kantoor Kinneging & Heijer Makelaardij. Ook wordt bij de overwegingen betrokken het besluit van de notaris om zijn ministerieplicht op te schorten in afwachting van een gerechtelijke uitspraak daaromtrent. Bij vonnis van 14 december 2012 heeft de rechter in kort geding geoordeeld dat (voorshands) niet getwijfeld behoefde te worden aan de geestesgesteldheid van klager sub 2 ten tijde van het tekenen van de koopovereenkomst op 9 november 2009. Ook is daarin overwogen dat voor het verschil tussen de WOZ-waarde en de koopprijs een redelijke verklaring bestaat. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de notaris opgedragen zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van overdracht. De kamer is van oordeel dat de notaris door op genoemde wijze het oordeel aan de rechter te laten op zorgvuldige wijze jegens alle betrokkenen gehandeld heeft. Hem kan er uiteraard geen verwijt van worden gemaakt dat hij handelde zoals hem in het vonnis van de voorzieningenrechter was opgedragen. Daarbij merkt de kamer op dat klager sub 1 in de gelegenheid was in deze procedure tussen te komen, maar dat uit het vonnis blijkt dat ook zonder dat zij dat heeft gedaan haar positie door de voorzieningenrechter nadrukkelijk is meegewogen. Derhalve komt de kamer tot het oordeel dat de notaris hierin niet een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en hij dus niet klachtwaardig heeft gehandeld. De kamer acht het eerste klachtonderdeel ongegrond.