Zoekresultaten 31731-31740 van de 44810 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2014:19 Accountantskamer Zwolle 13/1880 Wtra AK

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2014:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.475

    De 3-jarige zoon van klager wordt door de ex-vrouw van klager naar het ziekenhuis gebracht waar de kinderarts hem succesvol heeft behandeld in verband met een meningococcensepsis. Klager verwijt de kinderarts dat zij klager willens en wetens heeft buitengesloten bij de geneeskundige behandeling van het kind. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager gegrond verklaard zonder een maatregel op te leggen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt deze beslissing nu gezien het tijdsverloop niet meer feitelijk is vast te stellen hoe de gang van zaken destijds (in 2002) is geweest nu zowel klager als de kinderarts zich niet alles meer kunnen herinneren.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:60 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.312

    Klacht tegen arts die in het kader van een door klaagster aangevraagde verlening verblijfsvergunning medisch advies heeft gegeven aan de IND via het Bureau Medische Advisering (BMA). Klaagster verwijt de arts o.a. dat hij ten onrechte heeft geconstateerd dat klaagster in Burundi, het land van herkomst, gebruik kan maken van alternatieve medicamenten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond verklaard en de arts gewaarschuwd. Hoger beroep arts slaagt. De arts heeft geverifieerd of medicamenteuze behandeling van de klachten van klaagster in Burundi beschikbaar was in die zin dat voor elk van de medicijnen waarop zij was ingesteld een of meerdere alternatieven te verkrijgen zijn. Uit het medisch dossier van klaagster bleek niet van een contra-indicatie voor de alternatieve medicatie. Bij die stand van zaken bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen naar de (individuele) medicamenteuze behandelmogelijkheden van klaagster in Burundi. Klacht alsnog ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2014:15 Accountantskamer Zwolle 13/2220 Wtra AK

    Kantoortoetsing. Tijdsverloop tussen toetsing, eindoordeel en indienen klacht leidt, gelet op het niet voor kennelijk onaannemelijk te houden verweer van betrokkene, tot een nieuwe hertoetsing van de praktijk van betrokkene. In afwachting van de uitkomst daarvan wordt de verdere behandeling van de tuchtzaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.466

    Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager gegrond verklaard zonder een maatregel op te leggen. Klager komt van deze beslissing in hoger beroep. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TACAKN:2014:16 Accountantskamer Zwolle 13/2221 Wtra AK

    Kantoortoetsing. Tijdsverloop tussen toetsing, eindoordeel en indienen klacht leidt, gelet op het niet voor kennelijk onaannemelijk te houden verweer van betrokkene, tot een nieuwe hertoetsing van de praktijk van betrokkene. In afwachting van de uitkomst daarvan wordt de verdere behandeling van de tuchtzaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:222 Raad van Discipline Arnhem 13-134

    Klager verwijt verweerder onder meer doof te zijn voor herhaaldelijk aandringen op voortgang in de zaak, afspraken niet na te komen en niet adequaat en krachtig op te treden alsmede de tijd die was gemoeid met beklag over de voortgang van de zaak in rekening te brengen bij klager en bedrog te plegen hij het opstellen van de factuur. De zaak is in november 2010 in behandeling gegeven en per datum indiening van de klacht op 27 juni 2012 (na 20 maanden) was er nog altijd geen dagvaarding uitgebracht, hoewel klager daar van meet af aan op aandrong en het hier geen bovenmatig ingewikkelde zaak betrof. Bovendien heeft verweerder klager toezeggingen gedaan over het moment waarop de dagvaarding zou worden uitgebracht, althans over de voortgang van de zaak. De raad is aldus van oordeel dat verweerder door te traag te werken en zijn toezeggingen over de voortgang van de zaak niet na te komen niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond. Of een post in een nota van de advocaat, ziende op een gesprek met de cliënt over de voortgang van de zaak, terecht in rekening is gebracht, hangt af van de vraag of een in dat gesprek door de cliënt geuite klacht omtrent die voortgang, terecht is geuit. Als dat het geval is, vloeit de tijd die de advocaat in dat gesprek aan de zaak besteedt, immers voort uit diens tekortschieten in de zaaksbehandeling. Het staat hem dan in redelijkheid niet vrij die tijd in rekening te brengen. Wanneer van dat tekortschieten geen sprake is, vloeit die tijdsbesteding voort uit de wijze waarop de cliënt de zaak behandeld wenst te zien. Het staat de advocaat in dat geval wel vrij die tijd in rekening te brengen. Naar het oordeel van de raad is niet voldoende gebleken dat er op 17 maart 2011 (circa vier maanden na aanvang van de bijstand in de civiele zaak) reeds onvoldoende voortvarendheid in die bijstand was betracht. Om die reden, en om reden van het feit dat verweerder de ten aanzien van 17 april 2011 in rekening gebrachte tijd uiteindelijk uit de nota heeft geschrapt, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:216 Raad van Discipline Arnhem 13-216

    Klacht over optreden van een advocaat in een andere hoedanigheid, in casu als lid van de tuchtraad van de specialisatievereniging vFAS. Geen sprake van noodzaak zich terug te trekken als lid van die raad bij het behandelen van een klacht over een voormalig collega-redactielid van een vaktijdschrift. Klager heeft ook geen gebruik gemaakt van de in die procedure voorziene mogelijkheid van wraking. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TVVTPVV:2014:2 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0314

    Op het bedrijf zijn geen of te weinig bloedmonsters onderzocht op vesiculaire varkensziekte (SVD) en ziekte van Aujeszky (ZvA), in periode 1 van 2013. Twee partijen zijn gedaagd. Het Tuchtgerecht bepaalde al eerder dat dat de Verordeningen zich weliswaar richten op de UBN-houder, maar dat ook de feitelijke houder ofwel de exploitant onder het bereik van een verordening kan vallen. In het onderhavige geval heeft betrokkene 2 aangegeven dat hij een varkenshouderijbedrijf heeft uitgeoefend op een locatie die op naam van betrokkene 1 geregistreerd is. Gelet op de verklaringen van betrokkenen heeft het Tuchtgerecht uitsluitend de zaak tegen de exploitant, in casu betrokkene 2, inhoudelijk behandeld. Er wordt een geldboete van € 1.000 opgelegd, deels voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2014:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.199

    .