Zoekresultaten 1-10 van de 13 resultaten

  • ECLI:NL:TNORAMS:2022:21 Kamer voor het notariaat Amsterdam 701383 / NT 21-29

    5.9 Deze zorgplicht omvat een aantal aspecten. Zo dient de notaris bij het verlijden van een akte zich ervan te overtuigen dat hetgeen in die akte wordt opgenomen ook inderdaad door de partijen is gewild en begrepen en dient hij te controleren of de partijen daadwerkelijk het rechtsgevolg hebben beoogd dat aan de voorliggende rechtshandeling is verbonden. Daarnaast heeft de notaris een informatieplicht met betrekking tot de juridische gevolgen van de voorgenomen rechtshandeling. Dit alles veronderstelt dat de betrokkene de taal waarin de akte is gesteld voldoende begrijpt om bij lezing de vaak complexe inhoud tot zich te laten doordringen en de taal waarin met de notaris wordt gecommuniceerd zodanig machtig is dat van een werkelijke “belehrung” sprake kan zijn.5.16 De kamer deelt ook niet de opvatting van de oud-notaris dat het hiervoor geciteerde arrest van de Hoge Raad niet van belang is voor de beoordeling van de onderhavige kwestie. Van de beschermende strekking van de dossierplicht van de notaris zou weinig overblijven als het verdwijnen van cruciale gegevens ten gevolge van schoning niet ten nadele van de notaris zou werken. De kamer heeft er oog voor dat er een risico bestaat dat niet op A4-formaat in het dossier vastgelegde gegevens (handgeschreven aantekeningen op een kladje, geeltjes, krabbels op een dossieromslag, etc.) bij digitalisering een grotere kans lopen te verdwijnen, maar is van opvatting dat deze notie zich moet vertalen in een praktijk waarin gegevens die cruciaal zijn voor de vraag of de notaris de hiervoor sub 5.9 vermelde plicht is nagekomen, op zodanige wijze moeten worden vastgelegd dat dit risico wordt vermeden. (Niets verhinderde de oud-notaris immers aan de voet van de betrokken akte in een paar zinnen te specificeren op welke wijze zij de sub 5.11 (laatste zin) omschreven verificatie heeft uitgevoerd.) Dat brengt hier mee dat moet worden geoordeeld dat de stellingen van klaagster, die erop neerkomen dat de oud-notaris zonder voldoende kritisch onderzoek, en dus te lichtvaardig, heeft aangenomen dat zij inhoud en strekking van de volmacht begreep en de gevolgen daarvan overzag, onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:22 Kamer voor het notariaat Amsterdam 683913/NT 20-18

    Klacht van het BFT op grond van artikel 110 lid 1 Wna (integrale toezicht); onderzoek ondernemingsrechtelijke dossiers; diverse klachtonderdelen gegrond. De notaris is gedefungeerd per 1 december 2020. De kamer ziet (desondanks) aanleiding om de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van zes maanden op te leggen. Deze maatregel ziet de kamer als passend, bij wijze van signaal voor de beroepsgroep.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:13 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/46

    De klacht van het BFT bestaat uit de volgende onderdelen. I. Onzorgvuldig handelen bij het passeren van het testament, het levenstestament en de algehele volmacht van moeder. De onzorgvuldigheid zit hem volgens het BFT in: A. onvoldoende onderzoek naar de wilsbekwaamheid van moeder; B. onvoldoende onderzoek naar de onafhankelijke wilsvorming van moeder; C. schending van de informatieplicht; D. onzorgvuldig handelen. II. Onzorgvuldig handelen bij de afwikkeling van verschillende boedeldossiers. De onzorgvuldigheid zit hem volgens het BFT in: A. onvoldoende communicatie/voortvarendheid/zorgvuldigheid; B. schending van de informatieplicht/belehrung; C. onzorgvuldige dossiervoering. De kamer verklaart alle klachtonderdelen gegrond. Naar het oordeel van de kamer zijn de feiten waarvan de notaris in de klachtonderdelen I A tot en met I D een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zo ernstig dat een schorsing in de uitoefening van het ambt passend is. Het feit dat de door het BFT ingediende klachtonderdelen II A tot en met II C - die volgens het BFT met name illustratief zijn - gegrond worden verklaard, sterkt de kamer in het oordeel over de op te leggen maatregel. De kamer legt een schorsing voor de duur van twee weken op.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:74 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/350358 KL RK 19-31

    De wetgever heeft ten aanzien van het inschakelen van een tolk zoals bepaald in artikel 42 lid 1 van de Wna maar ook ten aanzien van de algemene informatieplicht van artikel 43 en de zorgplicht van artikel 17 lid 1 van de Wna het oog op notariële akten. Echter ook de ondertekening van onderhandse akten dient naar het oordeel van de kamer met de grootst mogelijke notariële zorgvuldigheid omringd te worden. Dit betekent dat de notaris, nadat hem was gebleken dat klagers de Nederlandse taal niet eigen waren, er niet mee kon volstaan klagers een overeenkomst bestaande uit vele pagina’s voor te houden om deze te ondertekenen. Niet uitgesloten was immers dat klagers onvoldoende de inhoud van de overeenkomst begrepen en de rechtsgevolgen van de overeenkomst onvoldoende tot hen zouden doordringen. De klacht is daarom gegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 631462/NT 17-55

    Verschillende klachtonderdelen: schending onderzoeks- en rechercheplicht, niet-naleving Wwft, schending Belehrungspflicht, passeren zonder tolk terwijl uit dossiers niet blijkt dat partijen de Nederlandse taal machtig waren, De kamer stelt vast dat op enkele onderdelen na, alle klachtonderdelen gegrond zijn. Met het BFT is de kamer van oordeel dat sprake is van ernstige normschendingen, die een strenge maatregel rechtvaardigen. De kamer zal echter bij de oplegging van de maatregel rekening houden met het feit dat de notaris heeft blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en nalaten en inmiddels ook maatregelen heeft getroffen in het kader van de Wwft. Eveneens neemt de kamer daarbij in aanmerking dat de notaris bezig is om zijn praktijk neer te leggen en het protocol binnen afzienbare tijd over te dragen. De kamer legt daarom de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken op.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2017:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 612879/NT 16-53 Th 614586/NT 16-59 Th

    In de eerste klacht: De kamer rekent het de notaris met name aan dat hij er zich op geen enkele wijze rekenschap van heeft gegeven dat hij de waarnemer niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen doen. Daarmee heeft de notaris zijn verantwoordelijkheid gedurende de waarneming ernstig veronachtzaamd. Ook ter zitting heeft de notaris op geen enkele wijze doen blijken van enig besef van zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. In plaats daarvan heeft de notaris zich bediend van ongefundeerde ontkenningen en van ongegronde verwijten aan de waarnemer, het BFT, de KNB en de kamer. In de tweede klacht: Naar het oordeel van de kamer illustreren de vastgestelde normschendingen de lichtvaardige en onzorgvuldige wijze waarop de notaris zijn ambt heeft uitgeoefend. Het handelen en nalaten van de notaris tonen aan dat de notaris onvoldoende besef heeft van de hoge eisen die de maatschappij, mede in het belang van de rechtszekerheid, aan het notariaat stelt. Te allen tijde moet op de deugdelijkheid van het werk van een notaris kunnen worden vertrouwd. Het verweer en de houding van de notaris bij de behandeling van de klacht geven op geen enkele wijze blijk van enig besef van de verantwoordelijkheid die op een notaris rust; de notaris lijkt het verwijtbare van zijn handelen en nalaten niet in te zien en heeft zich mede daardoor volstrekt ongeschikt betoond voor het notarisambt. Hoewel aan de notaris inmiddels op eigen verzoek ontslag is verleend, acht de kamer de normschendingen dusdanig ernstig dat de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden is, om een eventuele terugkeer van de notaris in het notariaat te voorkomen. Volgt: twee keer ontzetting uit het ambt.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2015:10 Kamer voor het notariaat Den Haag 14-66

    Klager heeft schade geleden, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij na de bijeenkomst op het notariskantoor geen eigenaar meer was van de aandelen in zijn B.V. en naar aanleiding daarvan de eigendommen van zijn vennootschap heeft overgedragen (pinpassen etc.) aan [Y].

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2012:YC0762 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-30 en 08-31

    ABC transacties: schending van de in artikel 98 lid 1 Wna neergelegde norm door te handelen als gesignaleerd in het rapport van het BFT d.d.241007 en gerecapituleerd onder hoofdstuk 5 van dit rapport.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2010:YC0539 Kamer van toezicht Amsterdam 439375/NT 09-43 Pee

    De door de (oud-)notaris verleden akten zijn niet in de aanwezigheid van een tolk verleden. Op zich geldt dat als een nalatigheid, maar aangenomen moet worden dat de directeur van klaagster sub 1 de inhoud van de akte moet hebben begrepen, aangezien de zakelijke inhoud van de akte in het Engels met hem was besproken (en ook al eerder uitvoerig met hem was doorgenomen) en hij de stukken heeft getkend en meegenomen. Met de mogelijkheid dat een bestuursrechtelijk procesbelang in de activatransactie moest worden betrokken, hoefde de notaris, aangezien hij daarmee niet bekend was, geen rekening te houden.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0386 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-30 08-31

    ABC-transacties; Het door de Kamer verrichte onderzoek levert het beeld op dat de oud-notaris in meerdere dossiers niet alleen onnauwkeurig en slordig te werk is gegaan en zich nonchalant en gemakzuchtig heeft getoond ten opzichte van de geldende regelgeving, maar dat hij ook welbewust verschillende ambtsverplichtingen – met name het vragen van nadere inlichtingen bij waardestijgingen binnen korte tijd en het informeren van financiers – achterwege heeft gelaten. Hij is meermalen onvoldoende alert geweest op het gevaar van inschakeling van een stroman, en ook heeft hij zich in een aantal gevallen de belangen van een derde onvoldoende aangetrokken. Zijn werkwijze leidt tot het gevaar dat het notariaat zich leent voor ongebruikelijke, mogelijk criminele transacties. Hierbij tekent de Kamer direct aan dat er geen aanwijzing is voor enige actieve betrokkenheid van de oud-notaris zelf bij mogelijk criminele handelingen, maar dat zijn handelwijze mogelijk wel ertoe heeft geleid dat zijn kantoor aantrekkelijk werd voor handelaren in dubieuze onroerend goed transacties. In de gedragingen van de notaris die reden hebben gegeven tot de gegrondverklaring van de desbetreffende bedenkingen en klachten neemt de Kamer een patroon waar, dat niet wordt beïnvloed door het precieze aantal overtredingen. In het verlengde hiervan neemt de Kamer aan dat een dergelijk onderzoek niet zal leiden tot een andere maatregel dan hierna wordt opgelegd. De aan de oud-notaris te maken verwijten zijn, tezamen en in onderling verband bezien, dusdanig talrijk en ernstig dat zij een maatregel rechtvaardigen. De aard en het aantal van de gegrond verklaarde klachten brengen de Kamer tot het oordeel dat ten minste een schorsing voor enkele maanden op zijn plaats zou zijn geweest, indien de notaris nog fungeerde. Gezien het feit dat de oud-notaris inmiddels gedefungeerd is, is de Kamer beperkt in zijn mogelijkheden bij het opleggen van een passende maatregel. De Kamer zal dan ook de maximaal mogelijke maatregel van berisping opleggen.