Zoekresultaten 51-60 van de 867 resultaten

  • ECLI:NL:TNORDHA:2024:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-19

    Het notariskantoor is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Klager heeft een klacht ingediend, omdat hij het niet eens is met de handelwijze van de notaris in het dossier.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5224

    Klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft een beugelbehandeling met aligners bij klaagster uitgevoerd. Klaagster is niet tevreden over de behandeling en het eindresultaat. Het college overweegt dat voor een tandarts weliswaar geen resultaatsverplichting geldt, maar de inspanningsverplichting die de tandarts heeft vergt dat hij regelmatig nagaat of het hetgeen hij doet wel zinvol is en of het ook resultaat heeft. De tandarts is hierin tekortgeschoten. Hij heeft de situatie van het gebit van klaagster onderschat en zijn eigen expertise overschat. De tandarts heeft geen goede diagnose gesteld en zijn daaropvolgende behandeling is niet juist is geweest en heeft ook niet het gewenste resultaat heeft gehad. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij gelet op zijn opgedane kennis en ervaring de behandeling nu wellicht anders zou doen. Het ontbreekt verweerder echter aan voldoende inzicht, want ook nu nog stelt hij dat zijn diagnostiek en behandeling in de basis goed was en technisch in orde en dat het niet schadelijk voor klaagster is geweest. Het college rekent hem het tuchtrechtelijk verwijtbaar tekort schieten in de behandeling van klaagster daarom in die mate aan, dat niet met het opleggen van de lichtste maatregel kan worden volstaan. Dat betekent dat niet met een mindere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6254

    Ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk was om een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en dat de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat. Voor het college is goed te volgen dat de tandarts heeft geconcludeerd dat de keuze voor een nieuwe kroon met dummy op implantaat 41 de voorkeur genoot boven het plaatsen van een nieuw implantaat ter plaatse van de 42. Zoals het college op basis van de röntgenfoto zelf ook heeft kunnen vaststellen, is er weinig ruimte tussen element 42 en de naastgelegen elementen en is er sprake van botafbraak. Hierdoor was er zowel in de lengte als in de breedte weinig ruimte voor een implantaat. Het plaatsen van een implantaat was in dit geval daarom beslist niet de beste behandeloptie geweest. De tandarts heeft klager meerdere keren gezien met klachten van een losse brug. Tijdens deze contacten is er steeds onderzoek gedaan en het is dan ook niet aannemelijk dat klager elke keer binnen een minuut weer buiten stond. Uit de stukken blijkt ook dat steeds binnen een redelijke termijn gereageerd is op de telefoontjes en e-mails van klager. Het college begrijpt dat het heel vervelend voor klager is dat de brug enkele malen los is gekomen, maar dit kan de tandarts niet tuchtrechtelijk worden verweten. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/5735

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De klacht heeft betrekking op de tandheelkundige zorg die verweerder aan klager heeft verleend nadat hij zich bij verweerder had gemeld met de wens om in zijn bovenkaak een vaste prothese te laten plaatsen in plaats van de uitneembare voorziening die hij al had. Verweerder heeft bij klager tien implantaten geplaatst in de bovenkaak en (uiteindelijk) negen in de onderkaak, als basis voor een vaste brugconstructie zowel in de bovenkaak als in de onderkaak. Naar het oordeel van het college heeft klager met het plaatsen van (veel) meer implantaten dan noodzakelijk een ondoelmatige tandheelkundige behandeling uitgevoerd, waarmee hij klager niet alleen onnodig veel klachten en napijn heeft bezorgd, maar klager ook onnodig op kosten heeft gejaagd. Het college rekent het verweerder zwaar aan dat hij in elk geval twee posten aan klager in rekening heeft gebracht die hij niet in rekening had mogen brengen en dat tot aan de zitting is blijven ontkennen. Het college stelt verder vast dat verweerder ernstig tekort is geschoten doordat hij geen uitgebreid vooronderzoek heeft gedaan naar de prothetische situatie in de mond van klager en hoe een nieuwe voorziening vorm te geven. Het college concludeert dat het behandelplan en de informed consent-brief gezien de beoogde behandeling onvolledig zijn en dat klager daaruit niet goed heeft kunnen opmaken welke verwachtingen hij kon hebben en welke maatregelen hij diende te nemen voor en na de behandeling. Hoewel het behandelplan uitgaat van acht implantaten in de bovenkaak, heeft verweerder er tien geplaatst. Verweerder heeft dit zonder overleg met klager gedaan. Dit betekent dat verweerder per operatief is afgeweken van het behandelplan en dat daarvoor derhalve geen informed consent was. Ten slotte stelt het college op basis van de stukken vast dat met name een aantal e-mails van de officemanager van de praktijk van verweerder aan klager onprofessioneel zijn en niet getuigen van een bejegening en empathie die van een professionele zorgverlener verwacht mag worden. Het handelen van de officemanager valt toe te rekenen aan verweerder. Klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing met een proeftijd van twee jaar. Kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5638

    Gegronde klacht tegen een tandarts. Volgens klaagster heeft de tandarts onzorgvuldig gehandeld omdat zij jarenlang periodieke controles heeft uitgevoerd waarbij er nooit bijzonderheden waren, terwijl later (in 2021) wel parodontitis is vastgesteld. Het college overweegt dat de tandarts voorafgaand aan de vastgestelde parodontitis al in 2016 en 2017 verdiepte pockets heeft geconstateerd. Afgezien van februari 2016 blijkt niet dat dit heeft geleid tot nader onderzoek, behandeling of verwijzing naar een mondhygiënist of parodontoloog. Het college acht het voldoende aannemelijk dat in de tussenliggende periode (2017-2021) ook steeds sprake is geweest van verdiepte pockets. Bij goed onderzoek had de tandarts dit moeten opmerken en dat had aanleiding moeten zijn om in overleg met klaagster nader onderzoek te doen of een behandeling in te stellen. Ondanks de regelmatige periodieke preventieve controles, is pas in 2021 na een gebitsklacht van klaagster nader onderzoek ingesteld en is de parodontitis vastgesteld. Die was op dat moment al in een gevorderd stadium. Het college acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de tandarts niet eerder heeft geconstateerd wat de conditie van het tandvlees van klaagster was. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5076

    “Klacht tegen een anesthesioloog. Klaagster, die werkzaam was als anesthesiemedewerkster in het ziekenhuis waar verweerder als anesthesioloog werkt, beklaagt zich erover dat a) verweerder zich structureel grensoverschrijdend tegenover haar heeft gedragen, b) hij de veiligheid van patiënten in gevaar heeft gebracht door zijn emotionele uitbarstingen en c) er bij hem geen sprake is van enig reflecterend vermogen, waardoor herhaling niet valt uit te sluiten. Het college verklaart klaagster ontvankelijk en verklaart klachtonderdeel b gegrond, maar legt aan verweerder geen maatregel op.”

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:73 Hof van Discipline 's Gravenhage 220244D

    Dekenbezwaar tegen advocaat en kantoor door raad ongegrond verklaard. Bezwaar tegen kantoor geldt als bezwaar tegen de advocaat in zijn hoedanigheid van bestuurder van het kantoor. Wederzijds hoger beroep. Beroep verweerder op niet-ontvankelijkheid faalt: deken heeft geen misbruik van bevoegdheid gemaakt door signalen te onderzoeken en dekenbezwaar in te dienen. Hof vernietigt beslissing raad: dekenbezwaar tegen advocaat in beide hoedanigheden gegrond, onvoorwaardelijke schorsing 12 weken. Hof oordeelt dat sprake is van een ontoelaatbaar kantoorbeleid (en sturing van de advocaten op dat beleid) op het gebied van toevoegingen in sociale zekerheid, met name door ontbreken persoonlijk contact met cliënten (geen fysieke intake, geen bespreking goede en kwade kansen, in beginsel niet meegaan naar zittingen). Het meegaan naar zitting is niet nutteloos, zoals verweerders hebben gesteld, maar hoort bij een zorgvuldige belangenbehartiging voor de cliënt. Niet bijhouden van door RvR vereiste urenregistratie is eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5062

    Huisarts. Verweerder is huisarts en de broer van klager. Er bestaat verschil van inzicht over de zorg voor hun inmiddels overleden vader.Klacht: Huisarts heeft zijn positie misbruikt door een onjuiste medische verklaring over klager af te leggen die in een juridische procedure is gebruikt. Dat erkent verweerder. Daarnaast verwijt klager hem dat hij medische informatie van de vader heeft achtergehouden en foutieve medische informatie over vader heeft ingezet in rechtszaken. Ten slotte verwijt klager hem dat hij de vader niet de juiste medische behandeling heeft gegeven.College: Deels gegrond. Vaststaat dat verweerder mentor en bewindvoerder van vader was, maar niet diens huisarts. De klacht over de verklaring is gegrond. Het college legt de maatregel van waarschuwing op. In de overige klachtonderdelen is klager niet-ontvankelijk, dan wel is het klachtonderdeel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5529

    Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. De behandeling bestond uit het tapen van de rug/schouderregio. Daarvoor waren het ontkleden van het bovenlichaam en losmaken van de bh nodig. De bh is niet geheel uitgegaan. Er was sprake van behandeling van een kwetsbare, minderjarige patiënte en met deze omstandigheden had de fysiotherapeut meer rekening kunnen houden bij het maken van de afweging om de behandeling met tape bij deze patiënte wel of niet uit te voeren. Dit neemt niet weg dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van grensoverschrijdend gedrag of onprofessioneel handelen. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:19 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1896

    Klacht tegen een chirurg. Klaagster heeft in een kinderziekenhuis een cardiale ablatie via de rechter lies ondergaan. Na de ablatie ontstond een hematoom in de rechter lies dat later geïnfecteerd is geraakt. In de maanden daarna is klaagster hiervoor meermalen in het ziekenhuis opgenomen geweest omdat de infectie bleef terugkeren. Op enig moment vond in het ziekenhuis een multidisciplinair overleg plaats waar werd gesproken over de situatie van klaagster. Er was sprake van een terugkerende infectie ondanks adequate wondbehandeling en tevens werden er orale verwekkers in de wond gevonden. Bij het behandelteam van klaagster, waar de chirurg onderdeel van was, bestond het vermoeden dat de wond gemanipuleerd werd door klaagster of door haar ouders en dat er mogelijk sprake was van pediatric condition falsification. Na overleg met Veilig Thuis heeft een aantal leden van het behandelteam van klaagster, waaronder de chirurg, een melding bij Veilig Thuis gedaan. Klaagster verwijt de chirurg onder meer dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de melding bij Veilig Thuis, dat zij als hoofdbehandelaar onvoldoende regie heeft gehad bij de behandeling en dat zij onjuiste behandelingen bij klaagster heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.