Zoekresultaten 921-930 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:4 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/85

      Klacht over wijze waarop notaris uitvoering heeft gegeven aan zijn taak als bewindvoerder t.a.v. beheersregeling over woning als bedoeld in 3:168 lid 2 BW. Ongegrond

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/4, 5 en 6

    Wraking. Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Klager was al geruime tijd bekend met de feiten en omstandigheden die hij aan zijn wrakingsverzoeken ten grondslag heeft gelegd, terwijl hij na ontvangst van de oproepbrief ook al geruime tijd bekend was met de namen van de leden die zijn klacht zouden gaan behandelen. Nu hij pas na de mondelinge behandeling van de klacht een verzoek heeft ingediend tot wraking van drie leden die zijn klacht hadden behandeld, is hij daarmee volgens de wrakingskamer te laat. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/314388 KL RK 17-3 C/05/314389 KL RK 17-4

      Zodanige samenhang met eerder ingediende klachten dat deels van een nieuwe klacht geen sprake is. Nieuwe feiten of omstandigheden die een zodanig ander licht op de zaak werpen dat de zaak inhoudelijk opnieuw beoordeeld dient te worden zijn niet gesteld en ook niet gebleken. In zoverre klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige kan notaris geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat hij is uitgegaan van de door de bank opgegeven financiële gegevens en de daarbij door de bank gehanteerde systematiek, zoals bijvoorbeeld het salderen van twee leningen onder één leningnummer. Hetzelfde geldt voor het feit dat de bank bij de opdracht tot openbare verkoop 2017 tevens de restschuld 2015 betrekt. In zoverre klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/325321 / KL RK 17-114 C/05/325323 / KL RK 17-115

      Klaagster beklaagt zich over de handelwijze van de notarissen bij de afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster wordt deels niet-ontvankelijk verklaard in haar klachten vanwege overschrijding van de driejaarstermijn. De overige onderdelen van de klacht worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/330360 / KL RK 17-206

      In casu gaat het om het opstellen van een testament voor een terminaal zieke vrouw. De notaris is door de dochter van erflaatster benaderd voor het opstellen van een testament. Klager, in casu de echtgenoot van erflaatster, verwijt de notaris onder meer dat deze niet had moeten toestaan dat anderen dan erflaatster aanwezig waren bij het passeren van het testament. Dit klemt te meer omdat belanghebbenden bij het testament aanwezig waren en de notaris daarom extra op zijn hoede had moeten zijn. De dochter had grote invloed op erflaatster en was ook nog eens bevriend met de notaris.   De kamer heeft het volgende overwogen. Voorafgaande aan het opstellen van het testament kende de notaris erflaatster nog niet. De notaris en erflaatster hebben hoogstens één keer telefonisch contact gehad, voor zover dat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen de kamer niet kan vaststellen. Voorafgaand aan het passeren van het testament heeft de notaris erflaatster niet alleen gesproken. De afstand tussen de woonplaats van erflaatster en de plaats van vestiging van de notaris mocht voor hem geen belemmering zijn erflaatster persoonlijk te spreken. Verwacht mocht in dit geval worden dat de notaris het uiterste zou hebben geprobeerd om bij erflaatster thuis de voorbespreking te laten plaatsvinden. Bij het passeren van het testament waren klager en de kinderen in dezelfde ruimte aanwezig. Tijdens het passeren ontstond er onrust tussen de aanwezigen. De kamer vindt het verwijtbaar dat de notaris, gelet op de geschetste omstandigheden, erflaatster niet apart heeft genomen om haar alleen te spreken. Door dit na te laten heeft de notaris onvoldoende gewaarborgd dat erflaatster haar wil op onafhankelijke wijze heeft kunnen overbrengen aan de notaris. De omstandigheid dat erflaatster zelf aangaf dat de kinderen en klager bij het passeren aanwezig mochten zijn, ontslaat de notaris niet van zijn zorgplicht om akten zorgvuldig tot stand te laten komen. Gelet op vorenstaande is onvoldoende gebleken dat de notaris heeft gehandeld zoals dat van een redelijk handelende en redelijk bekwame notaris verwacht had mogen worden. De kamer acht dit klachtonderdeel daarom gegrond en legt de notaris de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/110

      Klacht over wijze waarop notaris uitvoering heeft gegeven aan zijn taak als bewindvoerder t.a.v. beheersregeling over woning als bedoeld in 3:168 lid 2 BW. Ne bis in idem, niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:10 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640040/NT 17-83 643305/NT 18-8 64095/NT 17-87

      Het feit dat sprake is van een langdurige negatieve bewaringspositie (met een negatieve bewaringspositie van € 2.210.161 op 8 december 2017), van bewuste (voortdurende) onttrekking van derdengelden (zelfs nadat de notaris door de voorzitter bij wijze van ordemaatregel was geschorst), vervalsing van bankafschriften (onder meer om een negatieve bewaringspositie te verhullen) en het ten onrechte (laten) overboeken van gelden aan zichzelf (klachtonderdeel 1) is reeds voldoende om tot het oordeel te komen dat de notaris uitermate laakbaar heeft gehandeld (in strijd met het bepaalde in de artikelen 23, 24, 25 Wna, 2 en 13 Vbg 2011 en 2 Administratieverordening). Waar ieder van de hiervoor genoemde feiten op zich al een ontzetting uit het ambt rechtvaardigt, is deze maatregel des te meer passend en geboden indien acht geslagen wordt op de combinatie van deze feiten, het raffinement waarmee zij gepleegd zijn en hun ernst, omvang en duur.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/333499 KL RK 18-24

      Betreft een voorzittersbeslissing. De notaris verzoekt de voorzitter om de kandidaat-notaris op grond van artikel 29 lid 2 Wna te benoemen tot vaste waarnemer. Op grond van analoge toepassing van artikel 26 onder c Wna is de voorzitter van oordeel dat de kandidaat-notaris, nu hij bij een nog niet onherroepelijk geworden uitspraak is veroordeeld voor een misdrijf, hangende zijn hoger beroep niet mag optreden als waarnemer. De voorzitter wijst het verzoek van de notaris af.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:12 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/324194 / KL RK 17-104 C/05/324196 / KL RK 17-105

      Vaststaat dat partijen in de akte hebben verklaard dat er door verjaring een erfdienstbaarheid, inhoudende een recht van weg, was ontstaan. Er dient vanuit te worden gegaan dat hetgeen in de akte is opgenomen ook zo is besproken met partijen. Dit betekent dat de kandidaat-notaris op basis van hetgeen door de buren is verteld, heeft aangenomen dat een erfdienstbaarheid was ontstaan, waarna zij als oplossing een persoonlijk recht van weg heeft geadviseerd. Hoewel het mogelijk is dat door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan, kon dit naar het oordeel van de kamer niet worden geconstateerd op basis van enkel de in het gesprek aan de orde gekomen gegevens. In zoverre heeft de kandidaat-notaris klagers onjuist geïnformeerd.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-58

      De klacht bestaat uit de volgende onderdelen: 1. overtreding van artikel 11 van de Wet op het notarisambt hierna te noemen Wna. Op 4 november 2016 werd een aantal notarissen per e-mail benaderd met een aanbod van [C]. Deze mail was mede ondertekend door de notaris.  Door gebruik van het briefpapier en het vermelden van een dossiernummer kan worden verondersteld dat de notaris in zijn hoedanigheid van notaris betrokken was. De notaris heeft ook diverse e-mailberichten gestuurd uit naam van zijn notariskantoor. De notaris heeft verder zijn werkzaamheden voor [C] niet gemeld als nevenactiviteit, hetgeen in strijd met de wet is; 2. overtreding van artikel 17 Wna. De notaris promoot, blijkens ondertekening van de e-mail van 4 november 2016 als “[naam], notaris”, [C] bij zijn vakgenoten en geeft in dezelfde mail aan dat er sprake is van een initiatief van notarispraktijk [V]. De aanmatigende toonzetting en de onzorgvuldigheid die uit zijn correspondentie blijkt zijn in strijd met de wet. Er is geen scheiding tussen notarispraktijk [V] en [C], waarmee de onafhankelijkheid van de notaris in het geding is; 3. overtreding van artikel 23 Wna. Nadat klager op 14 februari 2017 bij kort geding vonnis van de rechtbank Amsterdam een executoriale titel heeft verkregen bleek dat [C] geen verhaal kon bieden (er stond een bedrag van € 140,05 op de bankrekening); 4. overtreding van artikel 93 Wna. [C] en de notaris als verantwoordelijk bestuurder zijn niet op de kort geding zitting verschenen.