ECLI:NL:TNORDHA:2018:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-58

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2018:9
Datum uitspraak: 18-04-2018
Datum publicatie: 30-04-2018
Zaaknummer(s): 17-58
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De klacht bestaat uit de volgende onderdelen: 1. overtreding van artikel 11 van de Wet op het notarisambt hierna te noemen Wna. Op 4 november 2016 werd een aantal notarissen per e-mail benaderd met een aanbod van [C]. Deze mail was mede ondertekend door de notaris.  Door gebruik van het briefpapier en het vermelden van een dossiernummer kan worden verondersteld dat de notaris in zijn hoedanigheid van notaris betrokken was. De notaris heeft ook diverse e-mailberichten gestuurd uit naam van zijn notariskantoor. De notaris heeft verder zijn werkzaamheden voor [C] niet gemeld als nevenactiviteit, hetgeen in strijd met de wet is; 2. overtreding van artikel 17 Wna. De notaris promoot, blijkens ondertekening van de e-mail van 4 november 2016 als “[naam], notaris”, [C] bij zijn vakgenoten en geeft in dezelfde mail aan dat er sprake is van een initiatief van notarispraktijk [V]. De aanmatigende toonzetting en de onzorgvuldigheid die uit zijn correspondentie blijkt zijn in strijd met de wet. Er is geen scheiding tussen notarispraktijk [V] en [C], waarmee de onafhankelijkheid van de notaris in het geding is; 3. overtreding van artikel 23 Wna. Nadat klager op 14 februari 2017 bij kort geding vonnis van de rechtbank Amsterdam een executoriale titel heeft verkregen bleek dat [C] geen verhaal kon bieden (er stond een bedrag van € 140,05 op de bankrekening); 4. overtreding van artikel 93 Wna. [C] en de notaris als verantwoordelijk bestuurder zijn niet op de kort geding zitting verschenen.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 18 april 2018 inzake de klacht onder nummer 17-58 van:

[klager] ,

hierna ook te noemen: klager,

gemachtigde: [H],

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2017,

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 maart 2018. Daarbij waren aanwezig namens klager gemachtigde [H] bijgestaan door de heer E. Signore, en de notaris bijgestaan door de heer [Y]. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door klager overgelegde pleitnotities gehecht.

De feiten

De notaris is sinds 18 mei 2016 aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd algemeen directeur van [Z]. Bij statutenwijziging van 19 januari 2017 is de naam van de [Z] gewijzigd in [C] (hierna te noemen: [C]).

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

1. overtreding van artikel 11 van de Wet op het notarisambt hierna te noemen Wna. Op 4 november 2016 werd een aantal notarissen per e-mail benaderd met een aanbod van [C]. Deze mail was mede ondertekend door de notaris. Klager heeft toen het merkenbureau ingeschakeld, Het merkenbureau heeft op 8 december 2016 [C] aangeschreven met het verzoek om het gebruik van de naam te staken. Omdat [C] niet reageerde was klager genoodzaakt een advocaat in te schakelen. Uit de brief van 16 december 2016, welke is verzonden op briefpapier van het notariskantoor van de notaris met als vermelding dossiernummer [nummer] bleek dat [C] niet wilde meewerken aan het veranderen van het naamgebruik. Door gebruik van het briefpapier en het vermelden van een dossiernummer kan worden verondersteld dat de notaris in zijn hoedanigheid van notaris betrokken was. De notaris heeft ook diverse e-mailberichten gestuurd uit naam van zijn notariskantoor. De notaris heeft verder zijn werkzaamheden voor [C] niet gemeld als nevenactiviteit, hetgeen in strijd met de wet is;

2. overtreding van artikel 17 Wna. De notaris promoot, blijkens ondertekening van de e-mail van 4 november 2016 als “[naam], notaris”, [C] bij zijn vakgenoten en geeft in dezelfde mail aan dat er sprake is van een initiatief van notarispraktijk [V]. Daarnaast correspondeert de notaris met derden, waaronder de Rabobank, op briefpapier van [V] en in zijn hoedanigheid als notaris. Uit de door de notaris gevoerde correspondentie blijkt nadrukkelijk dat er geen sprake is van onpartijdigheid of onafhankelijkheid. De aanmatigende toonzetting en de onzorgvuldigheid die uit zijn correspondentie blijkt zijn in strijd met de wet. Er is geen scheiding tussen notarispraktijk [V] en [Z], waarmee de onafhankelijkheid van de notaris in het geding is;

3. overtreding van artikel 23 Wna. Nadat klager op 14 februari 2017 bij kort geding vonnis van de rechtbank Amsterdam een executoriale titel heeft verkregen bleek dat [C] geen verhaal kon bieden (er stond een bedrag van € 140,05 op de bankrekening);

4. overtreding van artikel 93 Wna. [C] en de notaris als verantwoordelijk bestuurder zijn niet op de kort geding zitting verschenen. Daags voor de zitting heeft de notaris een brief gestuurd aan de rechtbank. De advocaat kreeg op 6 februari 2017 de volgende e-mail: “Eerst vandaag ontvingen wij weer stukken van u, u kent ons standpunt, hierbij treft u aan een kopie van de brief zoals wij deze heden naar Rechtbank Amsterdam verzonden hebben. Wellicht bereikt deze brief de rechtbank niet tijdig, in dat geval verzoek ik u te bewerkstelligen dat deze de rechtbank bereikt opdat de zinloosheid van uw acties door de desbetreffende rechter onderkend kan worden.

Zoals u in de brief kan lezen lijden wij schade door uw acties waarvoor wij in reconventie een bedrag vorderen”. Deze handeling getuigt van minachting van de rechtbank. Als vervolgens [C] bij verstek wordt veroordeeld, weigert de notaris het vonnis na te komen, ook nadat er door [C] geen verzet is aangetekend. De motivatie van de notaris om niet ter zitting te zullen verschijnen, de brief aan de rechtbank alsmede de wijze waarop de notaris naar diverse betrokkenen communiceert, handelt of verzuimt te handelen, geeft geen blijk van handelen zoals het een behoorlijk notaris betaamt.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Klager maakt oneigenlijk gebruik van het notarieel tuchtrecht, aangezien in kwestie sprake is van een zakelijk c.q. civielrechtelijk geschil, nodeloos veroorzaakt door klager zelf inclusief de daarbij door klager gemaakte kosten.

[V] is altijd actief waar het gaat om innovatieve dienstverlening aan haar cliënten. In oktober 2015 is het idee ontstaan om vanuit de notarispraktijk voor de eigen cliënten een veilige digitale opslagruimte te creëren op het internet waarin naast afschriften van notariële stukken de cliënt ook eigen gegevens kan bewaren. Dit idee is uitgegroeid tot [C]. Eén van de kenmerken van [C] is het feit dat elke kluis gekoppeld is aan een Nederlandse notaris die na overlijden of in geval van wilsonbekwaamheid, de digitale sleutel van de kluis kan uitreiken aan de door de kluiseigenaar aangewezen persoon dan wel aan de rechthebbenden/erfgenamen/bewindvoerder. Besloten is om dit concept ter beschikking te stellen aan alle Nederlandse notarissen. In dit kader is een mailing uitgegaan naar alle notarissen met een uitleg van het concept en uitnodiging tot deelname. Tevens is een persbericht uitgegaan en is de KNB in kennis gesteld van het concept.

Het juridische gedeelte van [C] wordt door [V] verzorgd. Het technische gedeelte is een samenwerking met [naam/andere naam]. Voor het uitrollen van het concept onder de notariskantoren is een samenwerking tot stand gekomen met [Y] (voormalig medewerker van de KNB) van [E], welk bedrijf voor een groot aantal notariskantoren offertesystemen, websites en nieuwsbrieven verzorgd. Vanwege de aanzienlijke ontwikkel- en aanloopkosten is besloten het financiële gedeelte van [C] buiten de risicosfeer van de notarispraktijk onder te brengen in een nieuwe besloten vennootschap waarvan de notaris de meerderheid van de aandelen bezit en [E] een minderheidsbelang heeft.

[V] heeft aanvankelijk aan de nieuwe vennootschap een licentie verleend tot het gebruik van de naam “[B]”. Er is contact gezocht met het Benelux Merkenbureau en verzocht [B] als merknaam te deponeren. Dit was niet mogelijk aangezien de combinatie van woorden niet voldoende onderscheidend vermogen had. Uitsluitend het beeldmerk is daarom gedeponeerd.

Voor zover de klacht betrekking heeft op klachtonderdeel 1 heeft de notaris het volgende aangevoerd.  Alle Nederlandse notarissen zij uitgenodigd tot deelname aan [C].

De notaris heeft nimmer een brief ontvangen van het merkenbureau zoals klager stelt. Uitsluitend het beeldmerk is gedeponeerd en niet de naam, zodat inbreuk maken op de merknaam van klager niet mogelijk is.

De kluis is geen nevenactiviteit, maar onderdeel van de dienstverlening als notaris. Vandaar dat er geen inschrijving in het notariaatregister heeft plaatsgevonden.

Wat betreft klachtonderdeel 2 heeft de notaris het volgende aangevoerd. [C] is onderdeel van de dienstverlening als notaris.

Gedurende de discussie met klager over het gebruik van de naam ondervond [C] zelf nadelige effecten van het feit dat “[B]” door collega’s werd geassocieerd met “[naam klager]”. Daarom is op eigen initiatief van de notaris de statutaire naam gewijzigd in [Z].

Nadat de notaris dit aan klager kenbaar had gemaakt verlangde klager dat er een vrijwaringsverklaring met een boetebeding zou worden getekend, waarmee [C] vanzelfsprekend niet in kon stemmen.

De notaris ziet geen aanmatigende toonzetting in zijn gevoerde correspondentie.

Voor zover het klachtonderdeel 3 betreft heeft de notaris het volgende aangevoerd. De wens van klager was dat [C] zich zou onthouden van het gebruik van de naam. Aangezien (weliswaar uit vrije wil) de naam is aangepast door [C], was er voor klager geen enkele noodzaak meer om haar heksenjacht te vervolgen en daarbij kosten te maken. Klager is zelf een professionele partij en had kunnen weten dat een nog maar net opgerichte B.V. geen verhaal zou bieden. Het door klager nodeloos aangespannen kort geding met de daarbij behorende kosten alsmede de beslagleggingen (tot tweemaal toe) komen geheel voor rekening van klager. Doordat klager beslag had laten leggen op de bankrekening van de B.V. kon deze niet meer functioneren en zijn uitsluitend de activiteiten van [C] weer overgenomen door notarispraktijk [V].

Wat betreft klachtonderdeel 4 heeft de notaris het volgende aangevoerd. Aangezien er voor klager geen noodzaak meer bestond om het kort geding door te laten gaan, ging [C] ervan uit dat klager de zaak zou intrekken. Bericht dat het kort geding toch door ging bereikte [C] pas korte tijd voor de zitting. Een advocaat was op zo’n korte termijn niet meer te vinden, de notaris was zelf verhinderd vanwege een volle kantooragenda en [Y] was wegens ziekte niet in staat te verschijnen. Hierop is besloten zelf een brief naar de rechtbank te sturen. Achteraf is gebleken dat de brief de rechtbank tijdig heeft bereikt, maar dat die niet in de procedure is meegenomen omdat de brief niet door een advocaat was ingediend. De notaris heeft werkelijk geen idee wat klager bedoelt met minachting van de rechtbank. Bovendien was de dagvaarding onjuist, want gericht aan [B]. Omdat de rechter kennelijk deze vormfout niet heeft gezien en er geen kennis is genomen van het feit dat de naam al was gewijzigd, is er een veroordeling uitgesproken tot verbod van de naam met een vergoeding van de door klager gemaakte kosten. Direct na het vonnis van het kort geding heeft [C] een advocaat ingeschakeld om in verzet te gaan. Na uitvoerige bestudering van het dossier was het advies het vonnis te laten voor wat het was, aangezien met in verzet gaan hoge kosten zijn gemoeid en [C] het risico bij de veroordeelde B.V. moest laten rusten om deze mogelijk te laten failleren of liquideren.

[C] heeft er alles aan gedaan om uitsluitend met de nieuwe naam te communiceren. Echter het internet vergeet niets. Het is derhalve niet te vermijden dat de oude naam nog ergens rondwaart op het internet. In dit kader beroept de notaris zich op overmacht.

Buiten de op eigen initiatief en onnodig door klager gemaakte procedurekosten is het niet duidelijk waaruit de door klager geleden schade bestaat. Het staat klager geheel vrij om deel te nemen aan [C] en daar zelfs voordeel mee te behalen. Het is volkomen onduidelijk waar alle wrok en wrevel vandaan komt bij klager.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

Voor zover het klachtonderdeel 1 betreft overweegt de Kamer als volgt. Vast is komen te staan dat [C] onderdeel is van de dienstverlening als notaris. Nu er geen sprake is van een nevenactiviteit dient deze ook niet te worden ingeschreven in het notarisregister. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Voor zover het klachtonderdeel 2 betreft overweegt de Kamer als volgt. Klager stelt dat de notaris handelt in strijd met artikel 17 Wna. In lid 3 staat het volgende: Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.

Niet is gebleken dat door de werkzaamheden die de notaris verricht voor [C] zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid wordt beïnvloed. Het verweer van de notaris is steekhoudend. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Voor zover het klachtonderdeel 3 betreft overweegt de Kamer het volgende. Vast is komen te staan dat de statuten van [C] zijn gewijzigd (19 januari 2017) alvorens de dagvaarding is uitgebracht (20 januari 2017). Het verwijt dat [C] niet kan voldoen aan de proceskostenveroordeling is niet laakbaar, aangezien klager de kosten over zichzelf heeft afgeroepen door het kort geding toch door te zetten. Immers de inzet van het kort geding was dat het [B] verboden zou worden de naam [R] te voeren als onderdeel van de handelsnaam en productnaam [B]. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Voor zover het klachtonderdeel 4 betreft overweegt de Kamer het volgende. De brief van de notaris aan de rechtbank was niet handig, aangezien verondersteld mag worden dat een notaris weet dat hij zich bij de rechtbank moet laten vertegenwoordigen door een advocaat. Dit is echter niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, R.R. Roukema, L.G Vollebregt, P.H.B. Gorsira en H.M. Kolster, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 18 april 2018.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.