Zoekresultaten 891-900 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:13 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/125

      Ten aanzien van het wrakingsverzoek van 15 juni 2018 Het verzoek tot w raking van de wrakingskamer wordt niet in behandeling genomen. Een verzoek tot wraking moet worden ingesteld onmiddellijk als de feiten en omstandigheden waarop het berust bekend geworden zijn. Klagers wisten al sedert de oproeping voor de behandeling van de samenstelling van de wrakingskamer. Indiening vrijdagmiddag voorafgaand aan de zitting op maandagmiddag is te laat. Voor de goede orde merkt de kamer nog het volgende op. Klagers melden in hun e-mailbericht bij de indiening van dit wrakingsverzoek dat zij ervan uitgaan dat de zitting van 18 juni 2018 niet doorgaat. Het is aan de kamer om te bepalen of een zitting doorgang vindt. De aanname van klagers dat de zitting niet doorgaat en het niet verschijnen van klagers bij de behandeling van het wrakingsverzoek komt voor verantwoordelijkheid van klagers.      Ten aanzien van het wrakingsverzoek van 17 februari 2017 Ter zake de bevoegdheid om het wrakingsverzoek te beoordelen zou men op kunnen werpen dat de kamer niet over haar eigen wraking mag oordelen. Echter, uit de beslissing van 11 december 2017, nr. 200.226.004/01 van het Gerechtshof Amsterdam leidt de kamer af dat zij hiertoe wel de bevoegdheid heeft, zodat de kamer tot beoordeling van het wrakingsverzoek overgaat. Inhoudelijk oordeelt de kamer aldus: in een wrakingsverzoek dat gericht is tegen alle leden van een college is een verzoeker (in dit geval: klagers) niet ontvankelijk omdat daarin niet een verband gelegd wordt tussen een tuchtrechter en een concrete zaak, zoals de via artikel 100 van de Wna toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering eisen. Dit maakt dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoek.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:19 Kamer voor het notariaat Amsterdam 643905 / NT 18-10

      Naar het oordeel van de kamer kan niet worden vastgesteld dat klager de akte of een concept daarvan op 15 mei 2007 van de notaris heeft gekregen. Niet in geschil is evenwel dat klager en zijn ex-echtgenote kort na 29 mei 2007 de volmacht voor de akte op het kantoor van de notaris hebben ondertekend. Daarin heeft klager verklaard de akte te hebben ontvangen, met de inhoud daarvan bekend te zijn en op de hoogte te zijn van het gegeven dat de eigendom overgaat belast met een hypotheekrecht zoals omschreven in de akte. De kamer gaat er op basis van die door klager ondertekende volmacht vanuit dat klager de onder 1j. aangehaalde brief van 29 mei 2007, waarbij de akte als bijlage was gevoegd, moet hebben ontvangen. Dat klager en zijn vrouw niet hebben gelezen waarvoor zij hebben getekend komt de kamer niet aannemelijk voor.   5.4 Dat betekent dat de hiervoor bedoelde vervaltermijn is gaan lopen vanaf de ontvangst van de akte door klager kort na 29 mei 2007, de dag waarop de notaris de akte in elk geval per post aan klager en zijn ex-echtgenote heeft toegezonden. De kamer is van oordeel dat in ieder geval vanaf dat tijdstip voor klager de mogelijkheid bestond om kennis te nemen van de verwijten, die hij de notaris thans maakt. Dat het perceel met een enorme hypotheek was voorbelast blijkt immers meteen bij kennisname van de akte. De klacht is op 18 februari 2018 ingediend, dus ruim na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren. De kamer komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door klager aan het adres van de notaris gemaakte verwijten, waarbij de kamer nog wel opmerkt dat de notaris niet heeft weersproken dat hij geen invulling heeft gegeven aan zijn  Belehrungspflicht.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 645467 / NT 18-17

    De kamer overweegt het volgende. In het samenlevingscontract zijn klager en zijn ex-partner overeengekomen dat zij - als gevolg van ieders aandeel naar evenredigheid in de woning - een vordering (gelijk aan het meerdere) op elkaar verkrijgen, indien blijkt dat de ander meer heeft bijgedragen dan waartoe hij of zij op grond van dat aandeel gehouden is. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat door hem in 2013 een vraag is gesteld aan de notaris met betrekking tot de mogelijke aanpassing van dit samenlevingscontract. Wat de precieze inhoud van die vraag is geweest, is evenwel niet duidelijk geworden. Evenmin kan op basis van de door klager overgelegde stukken worden vastgesteld dat klager (en zijn ex-partner) ter zake een opdracht aan de kandidaat-notaris hebben verstrekt. Daarbij is van belang dat de kandidaat-notaris per 1 maart 2016 is gedefungeerd als zogenoemde ‘zware waarnemer’ van het protocol van oud-notaris mr. [B] en dat hij sinds die datum daarom ook geen toegang tot de administratie meer heeft. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris, net als tegenover de rechtbank, verklaard geen concrete herinnering aan deze zaak te hebben, wat de kamer, anders dan klager, niet onaannemelijk voorkomt. Niet kan dan ook worden vastgesteld dat de kandidaat-notaris (onjuist) heeft geadviseerd, nog daargelaten de vraag of de door klager gewenste wijzigingen ook conform de wens van de ex-partner van klager waren. Immers, uit de door klager overgelegde stukken blijkt niet van door zijn ex-partner zelf uitgesproken wens om het bedrag van € 50.000,- te schenken.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/109

     Overschrijding klachttermijn: klacht niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:17 Kamer voor het notariaat Amsterdam 643728/NT 18-9

    Klaagster verwijt de notaris dat hij haar broer heeft bevoordeeld bij de verdeling van de nalatenschap. Ook zou hij niet hebben gereageerd op diverse informatieverzoeken van klaagster en haar adviseur. Dat de schenking aan de broer van klaagster moest worden verrekend bij de verdeling van de nalatenschap is echter niet komen vast te staan. Daarvoor is immers noodzakelijk dat erflaatster de inbrengverplichting schriftelijk zou hebben vastgelegd, bij voorbeeld in haar testament, maar daarvan is niet gebleken.  De notaris mocht er van uitgaan dat de adviseur van klaagster de aan haar versterkte informatie  met klaagster zou delen en hoefde daarom ook niet in te gaan op door klaagster zelf verzonden brieven of berichten. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:18 Kamer voor het notariaat Amsterdam 642913/NT 18-5

    Klaagster meent dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsplicht van artikel 17 van de Wet op het notarisambt. Een notaris dient er volgens klaagster voor zorg te dragen dat het in de verklaring van artikel 5:122 lid 5 BW vermelde bedrag wordt ingehouden op de koopsom, dan wel dat dit bedrag op een andere wijze wordt verrekend. De notaris heeft dat echter niet gedaan, maar er tot twee keer voor gekozen om de door verkoper aan de VvE verschuldigde bijdragen niet te verrekenen, omdat, zo heeft klaagster begrepen, verkoper de openstaande vordering niet wilde voldoen en er geen gelden meer resteerden op de derdengeldrekening. De kamer is van oordeel dat uit het systeem van de wet juist niet volgt dat door de notaris bedragen moeten worden ingehouden of verrekend. Indien dat het geval was geweest, zou de zin ontbreken aan de bepaling over hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijger van het appartementsrecht voor bedoelde bedragen, zoals in lid 3 van artikel 5:122 BW is bepaald. De verklaring van de VvE is niet bestemd om de VvE zekerheid te bieden voor de betaling van eventuele achterstallige bijdragen aan de VvE, maar dient ervoor om duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de aansprakelijkheid van de verkrijger.  In dit geval heeft de notaris naar het oordeel van de kamer niet alleen juist maar ook zorgvuldig gehandeld. Hij heeft immers na afweging van de belangen de overdracht laten doorgaan, de VvE daarvan op de hoogte gesteld en de verkrijgers  ingelicht over hun juridische positie, die vervolgens uitdrukkelijk door de respectieve verkrijgers is aanvaard. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/27, 28 en 29

    Herhaalde verzoeken tot wraking van dezelfde leden. Omdat klager in zijn tweede verzoeken tot wraking geen feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na zijn eerdere verzoeken tot wraking aan hem bekend zijn geworden, verklaart de kamer de tweede verzoeken tot wraking kennelijk ongegrond zodat deze niet in behandeling worden genomen. Deze verzoeken worden zonder behandeling ter zitting afgewezen o.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol. Nu de eerdere verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk zijn verklaard (ECLI:NL:TNORSHE:2018:5) en deze tweede verzoeken, die bij voorbaat zijn gedaan, kennelijk ongegrond zijn, is de wrakingskamer bovendien van oordeel dat deze laatste verzoeken zodanig lichtvaardig zijn gedaan dat indiening van een volgend verzoek tot wraking als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Daarbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat de behandeling van deze (zesde) tuchtklacht tegen de notaris nu al tweemaal is geschorst als gevolg van de wrakingsverzoeken van klager. O.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/99

    Gebrekkige communicatie. Vaststaat dat de notaris stelselmatig niet op e-mails en telefoontjes heeft gereageerd en dat hij klager, die moest constateren dat de notaris zich niet aan gemaakte afspraken hield, daardoor in het ongewisse heeft gelaten over de verdere voortgang van de beoogde transactie. Bovendien staat vast dat de notaris, ondanks herhaald verzoek van klager, geen duidelijke offerte heeft uitgebracht en dat de notaris klager er niet over heeft geïnformeerd dat hij het dossier op enig moment aan de kandidaat-notaris had overgedragen. Verder staat vast dat de notaris, naar het zich laat aanzien als gevolg van onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en/of onvoldoende dossierkennis en/of een slechte overdracht van het dossier aan de kandidaat-notaris, bij klager onduidelijkheid heeft laten ontstaan, onder meer in verband met een erfdienstbaarheid en in verband met de vraag of het al dan niet noodzakelijk was om een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst op te nemen. Opgemerkt wordt dat het herhaald telefonisch onbereikbaar zijn, afgezien van de ergernis die dit oproept, het vertrouwen in het notariaat niet ten goede komt. Nu de notaris evenmin heeft gereageerd op drie verzoeken van de KNB om op de klacht van klager te reageren en hij ook de twee verzoeken van de kamer om op deze klacht te reageren onbeantwoord heeft gelaten, zie de kamer (ook) daarin een aanwijzing voor een gebrekkige wijze van communiceren van de notaris. Gegrond met oplegging van waarschuwing en besluit tot openbaarmaking van de maatregel.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:9 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/71

    Informatieplicht, passeren akte van levering van woning bij volmacht. Ten tijde van het passeren van de akte was klager voor de helft eigenaar van de woning; daarom moet hij worden aangemerkt als partij bij de akte. Volgens art. 43 lid 1 Wna moet een notaris de partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen tijdig voor het passeren van de akte de gelegenheid geven om van de inhoud van de akte kennis te nemen. De toegevoegd notaris, die bekend was met de familieomstandigheden en de langdurige detentie van klager (die dus een vaste verblijfplaats had), heeft vooraf echter geen concept van de akte aan klager toegezonden. Bovendien heeft zij klager voorafgaand aan het passeren van de akte geen toelichting gegeven op de zakelijke inhoud daarvan, hem niet gewezen op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien en hem ook overigens vooraf op geen enkele wijze geïnformeerd over de op handen zijnde eigendomsoverdracht van de woning, terwijl zij hem bovendien pas twee jaar later, nadat klager daar zelf om had gevraagd, een afschrift van de akte van levering en van de depotovereenkomst heeft toegezonden. Daardoor heeft klager al die tijd in het ongewisse verkeerd over zijn (mede-) eigendom en zijn financiële situatie. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:25 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/330660 KL RK 17-208

      Klager vertegenwoordigt de belangen van diverse leden van de familie X. De familie X heeft in 1981 circa 46 ha grond in eigendom overgedragen aan Y. In die akte stonden een aantal bijzondere bepalingen opgenomen. De gronden die Y in 1981 van X heeft gekocht zijn op 8 december 2014 middels een akte van toedeling kavelruil, gepasseerd ten overstaan van de notaris, toebedeeld aan de CV.   Klager is van mening dat de notaris zijn ministerie had moeten weigeren ten aanzien van de akte van 8 december 2014. Subsidiair is klager van mening dat de notaris meer onderzoek had moeten verrichten en meer subsidiair dat de notaris eerst had bij X had moeten nagaan of alle verplichtingen voortvloeiend uit de akte uit 1981 waren vervuld.   De kamer is van oordeel dat de kavelruil een grote transactie betrof die met de grootst mogelijke aandacht en zorgvuldigheid voorbereid diende te worden. Bij de voorbereiding van de kavelruil kwam de akte uit 1981 aan bod. De akte uit 1981 betreft een complexe akte met een aantal bijzondere bepalingen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn.   De kamer rekent het de notaris aan dat hij, ondanks dat de bepalingen in de akte uit 1981 voor meerdere uitleg vatbaar waren en zonder hierover navraag te doen bij Y, de conclusie heeft getrokken dat de bepalingen onder H in de akte uit 1981 in samenhang dienden te worden gelezen met de bepalingen onder A en B in de betreffende akte. Hierdoor is de notaris onvoldoende nagegaan of hij in het belang van derden meer onderzoek had moeten doen waar het gaat om de bepalingen onder H. Het onderzoek door de notaris is gestopt na antwoord van Y over sub A en B, waarna de notaris wat betreft sub H zijn eigen idee heeft gevormd, zonder dit, allereerst bij Y te verifiëren. De notaris is daarom ook niet toegekomen aan een afweging over het al dan niet raadplegen van klager en het vragen van toestemming van Y daarvoor. Daarom komt de kamer tot het oordeel dat de notaris onvoldoende zorgvuldig en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De kamer verklaart dit klachtonderdeel gegrond en legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.