ECLI:NL:TNORSHE:2018:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/27, 28 en 29

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2018:8
Datum uitspraak: 13-06-2018
Datum publicatie: 30-07-2018
Zaaknummer(s): SHE/2018/27, 28 en 29
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Herhaalde verzoeken tot wraking van dezelfde leden. Omdat klager in zijn tweede verzoeken tot wraking geen feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na zijn eerdere verzoeken tot wraking aan hem bekend zijn geworden, verklaart de kamer de tweede verzoeken tot wraking kennelijk ongegrond zodat deze niet in behandeling worden genomen. Deze verzoeken worden zonder behandeling ter zitting afgewezen o.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol. Nu de eerdere verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk zijn verklaard (ECLI:NL:TNORSHE:2018:5) en deze tweede verzoeken, die bij voorbaat zijn gedaan, kennelijk ongegrond zijn, is de wrakingskamer bovendien van oordeel dat deze laatste verzoeken zodanig lichtvaardig zijn gedaan dat indiening van een volgend verzoek tot wraking als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Daarbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat de behandeling van deze (zesde) tuchtklacht tegen de notaris nu al tweemaal is geschorst als gevolg van de wrakingsverzoeken van klager. O.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

Dossiernummer  : SHE/2018/27, SHE/2018/28, SHE/2018/29

Datum uitspraak : 13 juni 2018

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer

De wrakingskamer neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het schriftelijke verzoek van:

de heer mr. drs. […] (klager),

wonende in […],

tot wraking van de volgende leden van de kamer voor het notariaat in het ressort 's‑Hertogenbosch:

mevrouw mr. J.H.L.M. Snijders (SHE/2018/27),

de heer mr. M.A.M. Kessels (SHE/2018/28),

de heer mr. R.J.M.G. Oostveen (SHE/2018/29).

1.          Het procesverloop

1.1.       Klager heeft een klacht ingediend tegen notaris de heer mr. […] (de notaris), gevestigd in […] (SHE/2017/95). Deze klacht is behandeld tijdens de zitting van de kamer van 15 januari 2018. De kamer was op dat moment samengesteld uit de volgende leden:

-        mr. W.M. Weerkamp, (plaatsvervangend) voorzitter,

-        mr. J.H.L.M. Snijders, (plaatsvervangend) rechterlijk lid,

-        mr. M.A.M. Kessels, notarislid,

-        mr. J.A.P. Dings, (plaatsvervangend) notarislid, 

-        mr. R.J.M.G. Oostveen, (plaatsvervangend) belastinginspecteur.

Nadat klager en de notaris hun standpunt over en weer hadden toegelicht, heeft de voorzitter de behandeling gesloten en heeft hij meegedeeld dat op 19 maart 2018 uitspraak zal worden gedaan op de klacht.

1.2.       Na de zitting, om 17:00 uur, heeft de kamer een mailbericht van klager ontvangen. Daarin heeft hij meegedeeld dat hij mr. J.H.L.M. Snijders, mr. M.A.M. Kessels en mr. R.J.M.G. Oostveen (hierna ook gezamenlijk aangeduid als: de leden) wraakt en dat hij de uitvoerige toelichting en staving van zijn wrakingsverzoek de volgende dag aan de kamer zal toesturen.

1.3.       Bij mailbericht van 16 januari 2018 heeft klager de aanvullende motivering van zijn wrakingsverzoek (met bijlagen) aan de kamer toegezonden.

1.4.       De kamer heeft de leden bij brieven van 23 januari 2018 in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het tegen hen gerichte wrakingsverzoek. Zij hebben niet in de wraking berust.

1.5.       De wrakingsverzoeken zijn gecombineerd behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 16 april 2018. Bij beslissing van 30 april 2018 heeft de wrakingskamer de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.       Bij brief van 8 mei 2018 heeft de kamer klager en de notaris bericht dat twee leden van de kamer die op 15 januari 2018 aanwezig waren bij de mondelinge behandeling (mr. W.M. Weerkamp en mr. J.A.P. Dings) inmiddels geen lid meer zijn van de kamer, als gevolg waarvan de kamer niet in de oorspronkelijke samenstelling op de klacht kan beslissen en twee andere leden deel zullen uitmaken van de kamer die een beslissing zal geven. Aan klager en de notaris is gevraagd aan de kamer te berichten of zij prijs stellen op een nieuwe mondelinge behandeling van de klacht in gewijzigde samenstelling of dat zij willen dat de kamer in gewijzigde samenstelling uitspraak doet op de stukken, waaronder het bij de brief gevoegde proces-verbaal van de eerdere mondelinge behandeling.

1.7.       Bij brief van 13 mei 2018, door de kamer ontvangen op 15 mei 2018, heeft klager de kamer bericht dat hij prijsstelt op een nieuwe mondelinge behandeling van zijn klacht. Ook heeft hij daarbij bericht dat hij “bij voorbaat” opnieuw een verzoek doet tot wraking van dezelfde drie leden (hierna ook: de tweede wrakingsverzoeken).

1.8.       De kamer heeft de leden bij brieven van 30 mei 2018 in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het tegen hen gerichte tweede wrakingsverzoek.

1.9.       Bij mailbericht van 6 juni 2018 heeft mr. Kessels op het wrakingsverzoek gereageerd. Hij heeft niet in de wraking berust.

1.10.     Bij brief van 7 juni 2018 heeft mr. Oostveen op het wrakingsverzoek gereageerd. Hij heeft niet in de wraking berust.

1.11.     Bij brief van 7 juni 2018 heeft mr. Snijders op het wrakingsverzoek gereageerd. Zij heeft niet in de wraking berust.

2.          De gronden van de tweede wrakingsverzoeken

2.1.       In zijn brief van 13 mei 2018 heeft klager zijn verzoeken als volgt geformuleerd:

“Nu de gehele procedure opnieuw plaatsvindt, wraak ik bij voorbaat al mevrouw mr. J.H.L.M. Snijders, de heer mr. M.A.M. Kessels en de heer mr. R.J.G.M. Oostveen. Conform de beschikking van de wrakingskamer d.d. 30 april 2018 in deze is dit toegestaan. Zij zijn uitdrukkelijk betrokken bij het plegen van valsheid in geschrifte in proces-verbaal alsmede in beslissing(en) van uw Kamer in een eerdere klacht tegen deze notaris […]. Ook dit is door mij eenduidig aangetoond in betreffend wrakingsverzoek. Door de heer mr. M.A.M. Kessels is dit feitelijk zelfs impliciet bevestigd tijdens de hoorzitting d.d. 16 april 2018.

Voor mij blijft het een raadsel dat uw Kamer in deze geen afscheid van deze 3 personen (en een heel stel meer zoals aangegeven in mijn wrakingsverzoek) heeft genomen en dat zij nog steeds deel uitmaken van uw kamer. Het geloof in een onpartijdige, onafhankelijke en integere Kamer voor het Notariaat is daarmee in het geheel verdwenen, zeker als daar deelnemers zijn die aantoonbaar (meerdere malen) valsheid in geschrifte plegen om klager(s) een oor aan te naaien om een aantoonbaar corrupte notaris (en andere notarissen die over de schreef zijn gegaan) de hand boven het hoofd te houden.”

3.          De beoordeling

3.1.       Op grond van artikel 100 Wet op het notarisambt (Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 100 Wna bepaalt verder dat titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing is. Deze titel IV (artikelen 512 tot en met 518) heeft betrekking op de wraking en verschoning van rechters, waarmee een lid van de kamer voor het notariaat in dit verband gelijk kan worden gesteld. Artikel 513 lid 4 Sv luidt als volgt:

“Een volgende verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.”

3.2.      Gelet op de inhoud van zijn brief van 13 mei 2018 is de wrakingskamer van oordeel dat klager aan zijn tweede verzoeken tot wraking van dezelfde drie leden ten grondslag heeft gelegd dat zij betrokken zijn bij het plegen van valsheid in geschrifte, zowel in proces-verbaal als in beslissingen van de kamer. Daarbij heeft klager tweemaal uitdrukkelijk verwezen naar de inhoud van zijn eerdere verzoeken tot wraking, die eveneens waren gegrond op valsheid in geschrifte. De tweede verzoeken zijn verder niet nader onderbouwd.

3.3.      De wrakingskamer is van oordeel dat klager in zijn tweede verzoeken tegen dezelfde leden geen feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na zijn eerdere verzoeken tot wraking van die leden aan hem bekend zijn geworden. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat de tweede verzoeken tot wraking van dezelfde leden kennelijk ongegrond zijn, zodat deze niet in behandeling worden genomen. Deze verzoeken worden zonder behandeling ter zitting afgewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 lid 3 Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat.

3.4.      Nu de eerdere verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk zijn verklaard en deze tweede verzoeken, die bij voorbaat zijn gedaan, kennelijk ongegrond zijn, is de wrakingskamer van oordeel dat deze laatste verzoeken zodanig lichtvaardig zijn gedaan dat indiening van een volgend verzoek tot wraking als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Daarbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat de behandeling van deze (zesde) tuchtklacht tegen de notaris nu al tweemaal is geschorst als gevolg van de wrakingsverzoeken van klager. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 lid 3 Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

4.          De beslissing

De wrakingskamer:

verklaart het verzoek tot wraking van mr. J.H.L.M. Snijders kennelijk ongegrond;

verklaart het verzoek tot wraking van mr. M.A.M. Kessels kennelijk ongegrond;

verklaart het verzoek tot wraking van mr. R.J.M.G. Oostveen kennelijk ongegrond;

bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling word genomen.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notarislid, en mr. F. Drost, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter,

in tegenwoordigheid van mr. B. van der Bruggen, secretaris.

Tegen deze beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.