Zoekresultaten 701-710 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/15

    Afwikkeling eenvoudige nalatenschap. Notaris is sinds medio 2007 bij nalatenschap betrokken en medio 2012 als (zware) vereffenaar benoemd. Nalatenschap is nog niet afgewikkeld en er is nog geen boedelbeschrijving, rekening en verantwoording en uitdelingslijst opgesteld. Notaris heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd waarom zijn zoektocht naar de erfgenamen zoveel jaren heeft geduurd en hij heeft niet of nauwelijks gereageerd op schriftelijke vragen van klager over de stand van zaken. Door zijn handelen en (vooral ook) nalaten heeft de notaris het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. Dit rekent de kamer de notaris ernstig aan, zeker omdat eerder diverse tuchtmaatregelen aan hem zijn opgelegd. De kamer constateert dat de notaris zich in deze zaak weinig toetsbaar heeft opgesteld en dat zijn houding nog steeds getuigt van achteloosheid: een eigenschap die niet past bij de verwachtingen die men mag hebben van de wijze waarop een notaris het ambt uitoefent. Klacht gegrond; schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van een week met proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:50 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355265 KL RK 19-85

    Benoeming stille bewindvoerder die de notaris advies en begeleiding geeft bij de bedrijfsvoering.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:48 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351330 KL RK 19-42

    Gezien de informatie die de kandidaat-notaris aan klaagster heeft doen toekomen, moet het er naar het oordeel van de kamer voor worden gehouden dat klaagster in 2010 op de hoogte was of in ieder geval redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de situatie rondom de nalatenschap van haar moeder. Dat klaagster op dat moment ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de brief van de kandidaat-notaris van 16 juli 2010 een verklaring van erfrecht was en zij mogelijk nog niet (in volle omvang) de gevolgen kon overzien van het wel dan niet aanvaarden van de erfenis, is in dit opzicht niet van betekenis. Bepalend voor de aanvang van de in artikel 22 lid 21 Wna genoemde vervaltermijn is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Voor toepassing van de uitzonderingstermijn van één jaar ziet de kamer verder geen aanleiding.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:49 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355904 KL RK 19-92

    Bekrachtiging benoeming stille bewindvoerder in verband met geconstateerde problemen op het kantoor van de notaris.    

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:21 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-06 en 19-07

    Klager vindt het merkwaardig dat hem werd verzocht een wijzigingsformulier te tekenen, terwijl op 11 december 2018 hij zich al had laten uitschrijven als voorzitter van de VvE. Nu klager werd verzocht het formulier te tekenen, terwijl hij al was uitgeschreven, moest er wel iets aan de hand zijn wat niet in het belang van klager was en waarvan hij de gevolgen niet kon overzien. Klager heeft jegens de kandidaat-notaris bijzondere gevoelens van achterdocht. De notarissen hebben zich niet integer gedragen en gehandeld in strijd met de notariswet. De handelwijze van de notarissen heeft consequenties voor de betrouwbaarheid van het handelsregister.  

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:22 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-10

    Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft verzuimd tijdig aan de bank de gewijzigde passeerdatum door te geven. Verder heeft de notaris de bank geld geboden om sneller de aflosnota aan te leveren. De notaris heeft bij de koper op 15 januari 2019 nog een document opgevraagd dat uiteindelijk niet nodig bleek. De notaris heeft bij de verkopers de indruk gewekt dat het document veel eerder was opgevraagd bij de koper. De nota was niet in overeenstemming met de koopovereenkomst opgesteld. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld en was op sommige punten niet integer.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:46 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/345786 KL RK 18-172

    Klacht is niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken enig redelijk belang. Klagers kunnen niet als bewindvoerders worden aangemerkt over het geleverde perceel dat in klacht centraal staat.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351399 KL RK 19-44 C/05/351400 KL RK 19-45

    Waarnemend kandidaat-notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Klacht jegens de notaris daarom ongegrond. De kandidaat-notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akte in 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagster heeft haar stelling dat erflater in 2009 (eveneens) een testament heeft laten opmaken onvoldoende onderbouwd.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353114 / KL RK 19-67

    Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer als volgt. Klager stelt zich op het standpunt dat artikel 14 van de akte zodanig dient te worden uitgelegd dat onder ‘pensioenaanspraken’ mede wordt begrepen het nabestaandenpensioen. Desgevraagd heeft de notaris daarentegen ter zitting verklaard dat tijdens het opmaken van de akte huwelijkse voorwaarden de verevening van de opgebouwde pensioenaanspraken in de zin van de Wvps wel is besproken maar de aanspraken op het nabestaandenpensioen niet. Ingevolge vaste rechtspraak is het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet genoeg om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken, maar komt het voor de beantwoording van die vraag aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kamer dient thans te beoordelen wat de notaris destijds met betrekking tot de partijbedoelingen in zijn dossier heeft vastgelegd en in hoeverre hem kan worden verweten dat hij niet (de uitsluiting van) de aanspraken op het nabestaandenpensioen in de akte heeft opgenomen. Dat het ten tijde van het opmaken van de akte de bedoeling van klager en zijn ex-echtgenote  was om de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen eveneens uit te sluiten is, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door de notaris ter zitting, onvoldoende onderbouwd door klager. Immers, het had dan voor de hand gelegen ten aanzien van artikel 14 van de akte een aanvullende tekst met uitdrukkelijk de bewoordingen ‘nabestaandenpensioen’ op te nemen, waar dat in artikel 14 van onderhavige akte niet het geval is. Dat klager stelt dat hij destijds de notaris uitdrukkelijk had meegedeeld dat zijn ex-echtgenote bij scheiding voor geen enkele verdeling van pensioenrechten in aanmerking mocht komen, doet daaraan niet af. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat klager de notaris de opdracht heeft gegeven om naast de verevening van het opgebouwde ouderdomspensioen ook de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen uit te sluiten. Derhalve acht de kamer het eerste klachtonderdeel ongegrond.   H et tweede klachtonderdeel oordeelt de kamer gegrond. Wat ook zij van de innerlijke overwegingen van de notaris om het dossier niet (verder) te behandelen, uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de notaris een toezegging heeft gedaan die hij niet is nagekomen en dat hij ook overigens verre van voortvarend heeft gehandeld in de afhandeling van het verzoek van klager. Op de vele verzoeken daarna van klager om geïnformeerd te worden over de voortgang van zaken, heeft hij niet gereageerd. Ook heeft de notaris, nadat klager een klacht tegen hem bij de KNB had ingediend, daarop niet  gereageerd. Klager heeft zich dan ook genoodzaakt gevoeld een klacht in te dienen. Ook daarop heeft de notaris in eerste instantie niet gereageerd. Hij heeft geen verweerschrift ingediend. Eerst op de zitting heeft de notaris voor het eerst gereageerd op de klacht. De kamer acht dit gedrag van de notaris ernstig nalatig. De notaris had zijn afspraken moeten nakomen en adequaat moeten reageren op de verzoeken van klager om contact op te nemen. Desgevraagd kon de notaris ter zitting geen verklaring voor zijn gedrag geven anders dan ‘dat het zo gelopen was en dat hij het niet meer kon veranderen’. Van een notaris wordt professioneel handelen verwacht. De notaris had moeten inzien dat het noodzakelijk was om, als hij daartoe zelf niet in staat was, een ander met de afwikkeling van het dossier te belasten, of het dossier aan een ander over te dragen, en in ieder geval om over het gebrek aan voortgang te communiceren met klager, zeker waar klager bij herhaling om informatie heeft verzocht. Dat hij dat inzicht op dit punt niet heeft, baart de kamer zorgen waar het de praktijkvoering van het notariskantoor betreft.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353437 KL RK 19-70

    Voor beantwoording van de vraag of klagers wel een afgeleid belang bij de onderhavige klacht hebben, wordt door de kamer het volgende in aanmerking genomen. Klagers hebben ter zitting verklaard de onderhavige klacht mede in te dienen omdat zij aandacht willen vragen voor een sluitende controle van de wilsbekwaamheid bij het opmaken van testamenten door het notariaat in het algemeen en de rol die notarissen daarbij kunnen vervullen, ter voorkoming van mogelijk leed bij nabestaanden. Hoewel het hiervoor genoemde begrip ‘belanghebbende’ ruim moet worden uitgelegd, overweegt de kamer dat de kring van belanghebbenden niet zo wijd is dat een ieder in het kader van het algemeen belang van bescherming van de rechtszekerheid en het vertrouwen in het notariaat een klacht kan indienen. De enkele omstandigheid dat klagers hebben aangevoerd aandacht te vragen voor de wijze waarop het notariaat de wil(sbekwaamheid) van partijen beoordeelt bij het voorbereiden en passeren van notariële akten, en dat zij mogelijk leed bij de nabestaanden willen voorkomen, maakt naar het oordeel van de kamer nog niet dat daarmee een afgeleid belang voor klagers is gecreëerd. Het feit dat een ouder van een (volwassen) kind zich emotioneel verbonden voelt, is - hoe belangrijk en invoelbaar ook - onvoldoende om een rechtstreeks of afgeleid belang vast te kunnen stellen. Een andere directe of indirecte betrokkenheid van klager(s) die aangemerkt zou kunnen worden als een belang van klagers in de zin van artikel 99 lid 1 Wna is naar het oordeel van de kamer niet c.q. onvoldoende aangetoond. De kamer is derhalve van oordeel dat klagers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van voornoemd wetsartikel en acht klagers dus niet ontvankelijk in het eerste klachtonderdeel.