ECLI:NL:TNORARL:2019:48 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351330 KL RK 19-42

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:48
Datum uitspraak: 20-09-2019
Datum publicatie: 29-10-2019
Zaaknummer(s): C/05/351330 KL RK 19-42
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Gezien de informatie die de kandidaat-notaris aan klaagster heeft doen toekomen, moet het er naar het oordeel van de kamer voor worden gehouden dat klaagster in 2010 op de hoogte was of in ieder geval redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de situatie rondom de nalatenschap van haar moeder. Dat klaagster op dat moment ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de brief van de kandidaat-notaris van 16 juli 2010 een verklaring van erfrecht was en zij mogelijk nog niet (in volle omvang) de gevolgen kon overzien van het wel dan niet aanvaarden van de erfenis, is in dit opzicht niet van betekenis. Bepalend voor de aanvang van de in artikel 22 lid 21 Wna genoemde vervaltermijn is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Voor toepassing van de uitzonderingstermijn van één jaar ziet de kamer verder geen aanleiding.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/351330 KL RK 19-42

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam klaagster]

wonende te [woonplaats klaagster],

hierna te noemen: klaagster

tegen

[naam kandidaat-notaris]

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats notaris],

gemachtigde: mr. [naam gemachtigde]

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de kandidaat-notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 20 maart 2019;

-          het verweer van de kandidaat-notaris, met bijlagen, van 17 mei 2019.

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 12 juli 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de kandidaat-notaris anderzijds. De kandidaat-notaris is bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster en de gemachtigde van de kandidaat-notaris hebben het woord gevoerd aan de hand van de aan de kamer overgelegde pleitnota’s.

2.         De feiten

2.1       Op [de overlijdensdatum] is de moeder van klaagster, mevrouw [naam moeder klaagster], overleden (hierna te noemen: erflaatster). Bij testament van 12 januari 2004 heeft erflaatster haar echtgenoot, de heer [naam echtgenoot erflaatster] (hierna te noemen: de echtgenoot), en afstammelingen – waaronder klaagster - gezamenlijk en voor gelijke delen benoemd tot erfgenamen. Voorts is de wettelijke verdeling van toepassing verklaard waardoor de echtgenoot van erflaatster op het moment van haar overlijden van rechtswege alle goederen van haar nalatenschap verkreeg. Op de verkrijging van de echtgenoot (de onverdeelde helft van de nalatenschap) was een tweetrapsmaking van toepassing welke tweetrapsmaking onder andere eindigde bij (her)trouwen van de echtgenoot.

2.2       Omdat de echtgenoot na het overlijden van erflaatster zwaar gewond in het ziekenhuis lag, is door zijn gevolmachtigde de heer [naam gevolmachtigde] (hierna te noemen: de gevolmachtigde) aan de kandidaat-notaris verzocht een verklaring van erfrecht af te geven. Bij brief van 16 juli 2010 heeft de kandidaat-notaris klaagster hierover bericht.

2.3       In december 2011 heeft er een e-mailwisseling tussen klaagster en de kandidaat-notaris plaatsgevonden omdat klaagster vragen had over de nalatenschap van erflaatster en haar wilsrechten.

2.4       Het laatste contact van de kandidaat-notaris met klaagster was op of rond 27 mei 2013. Klaagster heeft toen per e-mail contact opgenomen met de kandidaat-notaris omdat zij vragen had over het testament van erflaatster.

3.         De klacht en het verweer

3.1       Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat zij haar ernstig heeft benadeeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1.      Volgens klaagster heeft de kandidaat-notaris in 2010 een foute verklaring van erfrecht opgesteld en laten voortbestaan. In de verklaring van erfrecht zijn ten onrechte niet alle erfgenamen opgenomen en daarin is ook niet vermeld dat de rechten van de echtgenoot onder bepaalde omstandigheden eindigen (bijvoorbeeld in geval van hertrouwen). Hierdoor kan de echtgenoot nu zaken verkopen in situaties waarin hij dat recht niet heeft;

2.      De kandidaat-notaris heeft na het overlijden van erflaatster in 2010 klaagster ten onrechte niet gevraagd of zij de nalatenschap (beneficiair) wilde aanvaarden of verwerpen. Nu haar de keus is ontnomen beneficiair te aanvaarden dan wel de erfenis te verwerpen is klaagster – zo stelt zij - in grote moeilijkheden gekomen. Omdat het gezamenlijke huis van erflaatster en de echtgenoot in Spanje nooit is gelegaliseerd, is het mogelijk dat door de Spaanse autoriteiten aan klaagster een belastingaanslag wordt opgelegd.

3.2       Op het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Bij de beoordeling van deze klacht gaat het erom of de kandidaat-notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht (artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) heeft gehandeld of heeft nagelaten.

Ontvankelijkheid

4.1       De kamer ziet aanleiding allereerst te beoordelen of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht.

4.1.1    Ingevolge artikel 99 lid 21 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) dient de belanghebbende zijn klacht in te dienen binnen drie jaar na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing tot niet-ontvankelijk verklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.1.2    Naar het oordeel van de kamer heeft klaagster haar klacht niet tijdig ingediend. De kamer overweegt hiertoe als volgt.

Het door klaagster verweten handelen van de kandidaat-notaris ziet op de door de kandidaat-notaris in 2010 opgestelde verklaring van erfrecht terzake van de nalatenschap van erflaatster. Daarnaast verwijt klaagster de kandidaat-notaris dat zij in 2010 heeft nagelaten om haar te vragen of zij de nalatenschap van erflaatster (beneficiair)wilde aanvaarden of verwerpen.

In haar brief van 16 juli 2010 heeft de kandidaat-notaris klaagster medegedeeld dat zij de gevolmachtigde van de echtgenoot van erflaatster binnenkort de door hem gevraagde verklaring van erfrecht zal toezenden. Tevens is klaagster in de brief gewezen op haar rechtspositie en heeft de kandidaat-notaris een kopie van het testament van erflaatster en de brochure “De notaris en het Erfrecht” aan klaagster gezonden. Gezien de informatie die de kandidaat-notaris aan klaagster heeft doen toekomen, moet het er naar het oordeel van de kamer voor worden gehouden dat klaagster in 2010 op de hoogte was of in ieder geval redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de situatie rondom de nalatenschap van erflaatster. Dat klaagster op dat moment ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de brief van de kandidaat-notaris van 16 juli 2010 een verklaring van erfrecht was en zij mogelijk nog niet (in volle omvang) de gevolgen kon overzien van het wel dan niet aanvaarden van de erfenis, is in dit opzicht niet van betekenis. Bepalend voor de aanvang van de in artikel 22 lid 21 Wna genoemde vervaltermijn is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn.

4.1.3    Voor toepassing van de uitzonderingstermijn van één jaar ziet de kamer verder geen aanleiding. Dat klaagster er - zoals zij stelt - pas onlangs achter is gekomen wat fout is gegaan en zij thans vreest voor een belastingaanslag van de Spaanse autoriteiten, is hiervoor onvoldoende. Zoals door de kamer onder 4.1.2 overwogen, had klaagster van het handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris redelijkerwijs in 2010 al kennis kunnen nemen.

4.1.4    Nu de kandidaat-notaris op  16 juli 2010 klaagster heeft geïnformeerd over de situatie rondom de erfenis van erflaatster, is naar het oordeel van de kamer de vervaltermijn van artikel 99 lid 21 Wna vanaf deze datum gaan lopen. Omdat de klacht is ingekomen op 20 maart 2019 is de termijn van drie jaren verstreken en zal klaagster niet ontvankelijk worden verklaard in haar klacht. Dit betekent tevens dat de kamer niet meer zal toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. L.T. de Jonge, mr. B.F. Wesseling, mr. E.J.  Oostrik en mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 20 september 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.