Zoekresultaten 691-700 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:25 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-01

    Op 7 september 2015 is de vader van klaagster (hierna te noemen: erflater), overleden. Klaagster heeft vervolgens het notariskantoor de opdracht gegeven tot het opstellen van een verklaring van erfrecht. Op 21 oktober 2015 heeft de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit de verklaring van erfrecht bleek dat klaagster enig erfgenaam was. Begin januari 2016 was de nalatenschap zo goed als afgewikkeld door klaagster. Eind januari 2016 ontving klaagster een brief van de heer [W] (hierna te noemen: W), waarin hij stelde enig erfgenaam te zijn.  [W] is de zoon van de vooroverleden partner van erflater. Klaagster heeft de brief van [W] doorgestuurd naar de notaris met de vraag of zijn stelling juist was. De volgende ochtend moest klaagster met spoed naar het notariskantoor komen. [W] bleek enig erfgenaam te zijn en klaagster had recht op haar legitieme portie. De notaris heeft daarna zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering (AIG) ingeschakeld.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:15 Kamer voor het notariaat Amsterdam 659534/ NT 18-61

    De notaris heeft weliswaar in een gesprek met [B] de verkoopprijs van het woonhuis besproken, maar heeft in datzelfde gesprek – zo verklaarde de notaris ter zitting - niet naar de hoogte van de huursom gevraagd of naar de afspraken omtrent de (ver)huur geïnformeerd, zodat niet kon en kan worden vastgesteld in welke mate de toekomstige huurtermijnen van invloed waren op de hoogte van de koopprijs. De kamer overweegt verder dat de notaris vragen heeft gesteld aan de makelaar, maar dat zij daarbij niet voldoende heeft onderkend dat deze makelaar optrad voor de koper. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat de makelaar een goede reputatie heeft en in het onderhavige geval niet partijdig heeft gehandeld. Daarbij heeft de notaris echter onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat [B] niet werd bijgestaan door een makelaar of gemachtigde bij de verkoop van haar woonhuis. Voorts is de brief van de makelaar van 12 september 2018, overgelegd als productie 15 bij het verweerschrift, waarin hij de notaris informeert over de waarde van het woonhuis, slechts in algemene bewoordingen gesteld. Daarin is niet specifiek ingegaan op de factoren die hebben geleid tot de totstandkoming van de koopprijs van het woonhuis. Ten slotte heeft de kamer geconstateerd dat in artikel 2 van de leveringsakte is vermeld dat het verkochte wordt aanvaard ‘vrij van huur of pacht’, hetgeen in strijd is met artikel 21 van de koopovereenkomst. De kamer is dan ook, gelet op het grote verschil in WOZ-waarde en de uiteindelijke koopprijs van het woonhuis, van oordeel dat de notaris niet zonder nader onderzoek had behoren over te gaan tot het passeren van de leveringsakte. De kamer acht daarom klachtonderdeel 3.1 in die zin gegrond dat de notaris op dit punt de belangen van [B] heeft veronachtzaamd en haar zorgplicht heeft geschonden.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:51 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351541 KL RK 19-46

    De notaris heeft een substantiële hoeveelheid leveringsakten gepasseerd  waarbij zijn kandidaat-notaris die de desbetreffende dossiers had voorbereid ook de verkrijgende partij was. De notaris heeft hiermee het gebod van onafhankelijkheid en onpartijdigheid miskend en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarnaast heeft de notaris in een aantal ondernemingsrechtelijke dossiers heeft de notaris zijn onderzoeks-, informatie-, en Belehrungsverplichting geschonden. Vanwege bijkomende omstandigheden blijft maatregel beperkt tot schorsing gedurende een maand.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:52 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/357241 KL RK 19-106

    Onvoldoende grond om aan te nemen dat de notaris – als voorzitter van de VvE’s  – tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld of nagelaten.                                                                                                  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:53 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353088 KL RK 19-66

    Klachten betreffende overdracht woning, uitoefenen druk door notaris, schijn partijdigheid, onzorgvuldig handelen

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/7

    Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in de ter zitting ingediende klachten. Klachtonderdeel 1 komt er op neer dat klager de notaris verwijt dat zijn declaratie van € 695,-- exclusief btw onredelijk hoog is. Voor declaratiegeschillen tot € 10.000,-- geldt de Geschillenregeling Notariaat. De kamer kan een declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de in artikel 93 lid 1 Wna omschreven tuchtnorm. Gelet op de tarieven die notarissen in vergelijkbare zaken hanteren, is de kamer van oordeel dat de wijze van declareren van de notaris niet onbetamelijk is. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 houdt in dat de notaris is tekortgeschoten in de communicatie jegens klager. De kamer is van mening dat er kanttekeningen zijn te plaatsen bij het feit dat de notaris niet heeft gereageerd op de e-mailberichten van klager van 10 en 19 oktober 2018. Toch is de kamer op grond van een aantal omstandigheden van oordeel dat de notaris daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In het voordeel van de notaris speelt mee dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij zich de klacht aantrekt en dat hij op zijn kantoor de procedure met betrekking tot het behandelen van e-mailberichten (die binnenkomen op het algemene e-mailadres van het notariskantoor) heeft aangescherpt om miscommunicatie dan wel het niet beantwoorden van e-mails voortaan te voorkomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:25 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/26

    Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig en afhankelijk heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. In de kern komen de klachtonderdelen 1.a tot en met 1.d er op neer dat klaagster de notaris verwijt dat hij bij de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap ten aanzien van de bedrijfsruimte [D] is afgegaan op de tussen erflaatster en de broer op 18 oktober 2005 gesloten huurovereenkomst, waarin het eerste recht van koop van de broer is neergelegd tegen de vastgestelde prijs van € 40.0000,--. Klaagster is van mening dat de notaris nader onderzoek had moeten doen naar de (wijze waarop de) huurovereenkomst en het bijbehorende taxatierapport (tot stand is/zijn gekomen). De kamer verklaart de klachtonderdelen 1.a tot en met 1.d ongegrond. Vast staat namelijk dat erflaatster op 18 oktober 2005 een huurovereenkomst heeft gesloten met de broer ten aanzien van de bedrijfsruimte [D]. Voorts staat vast dat erflaatsters erfgenamen, onder wie klaagster, de bedrijfsruimte [D] onder algemene titel door erfopvolging hebben verkregen. Dit betekent dat zij tegenover de broer in dezelfde rechtsverhouding zijn komen te staan als erflaatster. De erfgenamen zijn dus getreden in de verplichtingen voortvloeiende uit onder meer het eerste recht van koop, opgenomen in de huurovereenkomst. Zo lang de huurovereenkomst niet is aangetast, kan de notaris niet anders dan hiervan uit te gaan. Overigens heeft de notaris - juist nu tussen erflaatsters erfgenamen (nog) geen overeenstemming bestaat over de uitvoering van het in de huurovereenkomst neergelegde eerste recht van koop - geen akte van verdeling en/of levering gepasseerd ten aanzien van de bedrijfsruimte [D]. De bedrijfsruimte [D] is nog steeds onverdeeld en van uitvoering van het eerste recht van koop door de notaris is dus geen sprake. Klachtonderdeel 2 komt er op neer dat klaagster de notaris verwijt dat hij andere gegadigden dan de broer niet in de gelegenheid heeft gesteld een bod uit te brengen op de bedrijfsruimten [C]. De kamer is van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk en/of juridisch heeft onderbouwd. Net als ten aanzien van de bedrijfsruimte [D] heeft de notaris ook met betrekking tot de bedrijfsruimten [C] geen akte van verdeling en/of levering gepasseerd, omdat tussen erflaatsters erfgenamen (nog) geen overeenstemming bestaat over de toedeling/verkoop hiervan. De bedrijfsruimten [C] waren ten tijde van de zitting dus eveneens onverdeeld. De kamer verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:26 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/60

    Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in de ter zitting tegen de notaris ingediende klachten. Klager wordt ook niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 3, dat ziet op de door hem gestelde fout in de door de oud-notaris opgemaakte eindafrekening en het feit dat de oud-notaris, ondanks verzoek daartoe van klager, heeft nagelaten de vermeende fout te corrigeren. Daargelaten dat het notariële tuchtrecht geen kwalitatieve aansprakelijkheid kent (een notaris is in beginsel alleen verantwoordelijk voor zijn eigen handelen of nalaten) is de kamer van oordeel dat (ook) de termijn om een klacht tegen de notaris in te dienen in verband met de handelwijze van de oud-notaris in december 2013 op of kort na 27 december 2013 een aanvang heeft genomen. Dit betekent dat de klachttermijn (ruimschoots) was verstreken op het moment dat de klacht tegen de notaris op 11 oktober 2018 werd ingediend. Klachtonderdeel 1, inhoudende dat de notaris in haar brief van 12 oktober 2015 op meerdere punten heeft gelogen, mist feitelijke grondslag en wordt door de kamer ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 houdt in dat klager de notaris in de kern verwijt dat zij onvoldoende invloed heeft uitgeoefend op de door het kadaster gevolgde werkwijze bij het vaststellen van de definitieve grenzen van object 10. De kamer ziet echter niet in wat er nog meer van de notaris verwacht had mogen worden dan zij heeft gedaan, temeer nu een notaris in het algemeen geen invloed heeft op de werkwijze van het kadaster. Dat dat in dit geval anders zou zijn, is gesteld noch gebleken. Klachtonderdeel 2 wordt daarom eveneens ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:27 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/53

    Belanghebbende? Klager is gedupeerd door (de oprichters van) een besloten vennootschap, waarvan de notaris de akte van oprichting heeft gepasseerd. Klager wil voorkomen dat ook anderen op dezelfde wijze schade lijden. De kamer is van oordeel dat klager weliswaar een afgeleid belang heeft bij de klacht, maar dat dit afgeleide belang te ver verwijderd is van het handelen en/of nalaten van de notaris om klager in deze zaak als belanghebbende te kunnen aanmerken. Als ook een afgeleid belang als dat van klager als een voldoende rechtens relevant belang zou worden aangemerkt, zou dit er naar het oordeel van de kamer toe leiden dat de kring van belanghebbenden die een tuchtklacht tegen een notaris kunnen indienen te ver zou worden uitgebreid. Niet denkbeeldig zou dan immers zijn dat een ieder die is benadeeld door een vennootschap een klacht zou kunnen indienen tegen de notaris die de akte van oprichting van die vennootschap heeft gepasseerd. Klacht niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:28 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/57

    Gecompliceerde herstructurering van agrarisch familiebedrijf. Tussen klager enerzijds en zijn broer en zus anderzijds ontstaat onenigheid, waarna klager onder druk wordt gezet om zijn (verdere) medewerking te verlenen aan de herstructurering. Deze is ontwikkeld door een (fiscaal) adviesbureau, dat de kinderen heeft begeleid bij de herstructurering en de notaris heeft gevraagd de daarvoor benodigde akten te passeren. De notaris is er daarbij van uitgegaan dat de adviseurs klager voldoende hadden geïnformeerd over de juridische en fiscale gevolgen van de akten die zij met het oog op de beoogde herstructurering heeft gepasseerd. De kamer verwerpt het verweer van de notaris dat zij in verband met de betrokkenheid van de adviseurs slechts een beperkte zorg- en informatieplicht had. Gelet op de mededelingen van klager aan de notaris over de door hem ervaren druk om stukken te ondertekenen, had de notaris de door klager gegeven volmachten niet meer mogen gebruiken om akten te passeren zonder zich ervan te verzekeren dat de rechtsgevolgen daarvan daadwerkelijk overeenstemden met de wil van klager. Bovendien heeft de notaris ten onrechte gebruik gemaakt van een akte van rectificaties, heeft zij onvoldoende zorgvuldigheid betracht t.a.v. de door haar gebruikte inbrengbeschrijvingen en controleverklaringen en heeft zij in de gegeven omstandigheden niet voldaan aan haar zorg- en informatieplicht met betrekking tot (onder meer) de inbreng van registergoederen/vorderingen door klager en de in de loop van de tijd wel bij haar maar niet bij klager bekende op handen zijnde ingrijpende wijziging van de beoogde fusie. Het had op haar weg gelegen klager te wijzen op de, mede uit de volgorde van de diverse rechtshandelingen voortvloeiende, specifieke risico’s als de beoogde herstructurering niet volledig zou worden afgerond. Ondanks de betrokkenheid van de adviseurs had de notaris een eigen verantwoordelijkheid in deze juridisch gecompliceerde herstructurering en had zij niet zonder meer mogen afgaan op de juistheid van de werkzaamheden die de professionals die bij de herstructurering betrokken waren al hadden of zouden hebben verricht. Klacht grotendeels gegrond. Berisping en proceskostenveroordeling.