Zoekresultaten 2331-2340 van de 2768 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0430 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-37

    Klacht ongegrond dat de notaris (1) klager verkeerd heeft voorgelicht, met name door niet aan klager als particulier te melden dat de opgegeven tarieven voor zijn werkzaamheden moeten worden vermeerderd met BTW, (2) geen tijdig en voor klager bevredigend antwoord heeft gegeven op de vragen van klager, met name op klagers vraag over de wijze van verrekening van zakelijke lasten en (3) onnodige werkzaamheden heeft verricht en kosten heeft gemaakt bij zijn recherche naar de eigendomsverkrijging, waardoor hij al met al (4) een hoger honorarium in rekening heeft gebracht dan hij tevoren met klager had afgesproken en (5) zich jegens klager niet onafhankelijk heeft gedragen. Bij dit oordeel heeft de Kamer mede in aanmerking genomen dat klager zelf met het gebruik van termen als “oplichting” en “chantage” zich herhaaldelijk onnodig grievend over de notaris en diens kantoor heeft uitgelaten.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0431 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-26

    Klacht ongegrond dat de kandidaat-notaris als executeur in de nalatenschap van klagers moeder niet verhinderd heeft, dat klagers broer als executeur in de nalatenschap van klagers vader € 10.000 van de en/of bankrekening van de erven naar zichzelf heeft laten overmaken, waarop de kandidaat-notaris de nalatenschap van de moeder afgewikkeld heeft zonder deze overmaking afdoende te corrigeren.

  • ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0432 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-30

    Tussenbeslissing. De tuchtrechtelijke procedure blijkt in het eerste klachtonderdeel ten nauwste verweven te zijn met de bij de rechtbank aanhangige civielrechtelijke bodemprocedure. In beide procedures gaat het over hetgeen tussen klager en de notaris gebeurd is, waarbij elke instantie een en ander dient te beoordelen vanuit haar beoordelingskader. De Kamer is van oordeel dat zoveel mogelijk vermeden moet worden dat de vaststelling van hetgeen tussen partijen gebeurd is in beide procedures uit elkaar gaat lopen. Nu de civielrechtelijke procedure aanhangig is en de civiele rechter beter dan de tuchtrechter geëquipeerd is om de feiten vast te stellen, ligt het voor de hand in de tuchtrechtelijke zaak de beoordeling op het eerste klachtonderdeel en de beslissing over alle klachtonderdelen aan te houden totdat in de civielrechtelijke zaak een onherroepelijk eindoordeel is gewezen. De Kamer houdt daarom de verdere beoordeling en beslissing in deze tuchtprocedure aan tot dat moment, in afwachting van ontvangst van kopie van bedoelde einduitspraak via de meest gerede partij.

  • ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0428 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/871

    Klagers stellen dat de notaris zich ten onrechte heeft opgesteld als boedelnotaris. De Kamer is van oordeel dat uit feiten en omstandigheden volgt dat de notaris moet worden beschouwd als boedelnotaris althans dat ervan kan worden uitgegaan dat de erfgenamen (uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend) hebben ingestemd met het verrichten van werkzaamheden als die van een boedelnotaris door de notaris. Niet gebleken is dat de notaris anderszins bij de afwikkeling van de nalatenschap onjuist heeft gehandeld. Klachten zijn ongegrond.     

  • ECLI:NL:TNOKALM:2010:YC0427 Kamer van toezicht Almelo 106 Wna

    De liquiditeits- en solvabiliteitspositie van de notaris in zijn kantoor, alsook privé, zijn bij gebrek aan een behoorlijke administratie niet exact te bepalen. Eerdere klachten over de financiële situatie van de notaris zijn gegrond verklaard. Het geheel van omstadigheden leidt tot de slotsom dat de ordemaatregel van onmiddelijke schorsing van de notaris is geboden.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0423 Kamer van toezicht Breda KL 19/2010

    De door de notarissen als hiervoor aangevoerde omstandigheden disculperen hen daarvoor niet. Deze omstandigheden kunnen en mogen nimmer reden zijn voor het doen ontstaan van bewaringstekorten, zeker niet van een (structurele) omvang als door klager is geconstateerd. De notarissen, en met name notaris mr. [naam], verliezen bij de door hen geschetste omstandigheden die volgens hen tot die tekorten hebben geleid, uit het oog, dat deze in hoofdzaak zijn ontstaan door opnames van notaris mr. [naam] van de kwaliteitsrekening gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 oktober 2009 van in totaal het aanzienlijke bedrag van ca. € 290.000 aan managementsfees. Deze opnames waren, gelet op het negatieve kantoorresultaat, volstrekt onverantwoord en notaris mr. [naam] heeft daarmee het kantoor in een zeer risicovolle positie gebracht. Dit handelen en nalaten getuigt van gebrek aan inzicht van hetgeen een goed notaris betaamt en moet, gelet op de maatschappelijke vertrouwenspositie die een notaris inneemt, als hoogst tuchtrechtelijk laakbaar worden aangemerkt. Dit klemt nog temeer nu bij gelegenheid van de mondelinge behandeling de notarissen, niettegenstaande de reeds op 22 december 2009 ingediende klachten en ondanks hun eerdere toezeggingen, nog steeds niet zijn overgegaan tot het aanzuiveren van het tekort, maar hebben volstaan met hun verklaring dat dit alsnog op uiterlijk een termijn van 14 dagen zal plaatsvinden, waartoe inmiddels opdracht aan de bank zou zijn verstrekt. Zij zijn daarmee blijven handelen in strijd met de hiervoor genoemde regelgeving en hebben op volstrekt onaanvaardbare wijze hun verplichting om ontstane tekorten onmiddellijk aan te vullen, verzaakt en evenmin oog gehad voor de positie van hun cliënten.   De klacht is dan ook ten aanzien van beide notarissen gegrond. De kamer stelt zich ten aanzien van notaris mr. [naam] op het standpunt dat zijn handelen/nalaten hem dusdanig ernstig moet worden aangerekend, dat ter zake daarvan aan hem de zwaarst mogelijke tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt moet worden opgelegd. Naast de omstandigheid dat in het hiervoor genoemde tijdvak is gebleken van aanzienlijke structurele tekorten en nog steeds door hem niet is voldaan aan het aanzuiveren daarvan, rekent de kamer hem in hoogst ernstig mate aan dat deze tekorten voornamelijk door zijn opnames van aanzienlijke bedragen aan managementfees zijn veroorzaakt, dit niettegenstaande de uiterst zorgelijke financiële positie van het kantoor. Uit de omstandigheid dat notaris mr. [naam] desondanks en ten onrechte die tekorten voornamelijk wijt aan het handelen van zijn inmiddels gedefungeerd associé, getuigt volgens de kamer van gebrek aan ieder inzicht in de ernst van zijn eigen handelen en nalaten. Dit handelen en nalaten tast naar het oordeel van de kamer niet alleen de integriteit van de notaris zelf aan, maar ook die van de beroepsgroep. De kamer laat daarbij voorts nog meewegen de omstandigheid dat de notaris ter zake van eerdere tuchtrechtelijke verwijten, overigens van een andere strekking als het onderhavige, tot tweemaal toe de maatregel van waarschuwing is opgelegd, hetgeen  klaarblijkelijk niet aan het thans geconstateerde verwijt, in de weg heeft gestaan.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0424 Kamer van toezicht Breda KL 18/2010

    Omdat in die splitsingsakte, welke onlosmakelijk is verbonden met de levering van de betreffende appartementsrechten, het kettingbeding integraal als verplichting voor de eigenaren van de appartementsrechten is opgenomen, kan dit tot geen andere conclusie leiden dan dat dit beding onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, zodat het opnemen  van dit beding in de akte als bijzondere verplichting de notaris en kandidaat-notaris niet kan worden tegengeworpen. Bovendien vloeide het opnemen van het beding in de leveringsakte voort uit de ter zake in de splitsingakte ten aanzien van het beding opgenomen bepaling dat ter waarborging van de continuïteit van hoogwaardige woon- en zorgvoorzieningen het beding in (onder meer) de akten van overdracht van de betreffende appartementsrechten woordelijk dient te worden opgenomen. De klacht, voor zover door klager gebaseerd op voormeld standpunt, mist dan ook in zoverre een deugdelijke feitelijke grondslag.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0425 Kamer van toezicht Breda KL 20/2010

    Evenals in de bij de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch voorliggende casus het geval was, moet ook de onderhavige in voormelde zin door de notaris gebruikte domeinnaam als strijdig met de hiervoor genoemde beroeps- gedragsregel worden aangemerkt. Ook hier doet zich immers de situatie voor dat het kantoor van de notaris niet het enige kantoor is in de plaats van vestiging van de notaris, in casu [plaatsnaam], zodat het gebruik van die domeinnaam bij het publiek voor verwarring kan zorgen. De kamer volgt dan ook niet de notaris in zijn opvatting dat dit standpunt inmiddels achterhaald zou zijn.   Evenmin doet hieraan af de door notaris opgeworpen omstandigheid dat klager zelf, althans zijn kantoor, gebruik maakt van een soortgelijke domeinnaam ([e-mailadres]). Nog daargelaten dat klager ten aanzien daarvan heeft verklaard dat hij van het   gebruik van die naam zelf nimmer op de hoogte is geweest en dat hij, na het bekend worden daarmee, onmiddellijk dat gebruik heeft laten staken, rechtvaardigt die omstandigheid niet -naar de kamer het ter zake door de notaris gevoerde verweer begrijpt- de daaraan door de notaris verbonden conclusie, dat daarmee klager zijn recht op het indienen van de onderhavige klacht heeft verwerkt.    Daarnaast kan in het gebruik door ook andere notarissen van soortgelijke domeinnamen geen rechtvaardigingsgrond voor het gebruik van de onderhavige domeinnaam worden gevonden. Dit disculpeert de notaris niet.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0426 Kamer van toezicht Breda KL 15/2010

    Ter beantwoording staat de vraag of het handelen dan wel nalaten van de notaris en kandidaat-notaris in het kader van de afwikkeling van de in kwestie zijnde nalatenschap strijd oplevert met de in artikel 98, lid 1 van de Wet op het notarisambt neergelegde tuchtnorm en meer specifiek, wat betreft de notaris, of dit mede het geval is met betrekking tot de door hem verleden testamentaire akte.   Wat betreft dit laatste is naar het oordeel van de kamer onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers moeder ten tijde van het passeren van de testamentaire akte, waarbij zij haar eerdere testament heeft gewijzigd, daartoe niet de wilsbekwaamheid bezat, dan wel dat in ieder geval door de notaris daaraan moest worden getwijfeld.    De ernstige ziekte van zijn moeder, de omstandigheid dat de akte bij haar thuis is verleden en dat zij enkele weken later is overleden, zijn daarvoor een onvoldoende aanwijzing, zo ook de door klager tevens aangevoerde en overigens door de notaris betwiste omstandigheid dat was afgesproken dat bij twijfel een geriater zou worden geraadpleegd. Ervan uitgegaan moet dan ook worden dat de notaris op grond van zijn eigen bevindingen over de wilsbekwaamheid van klagers moeder tot het passeren van de akte heeft mogen komen. Dit onderdeel van de klacht is daarmee ongegrond.   Dit lot treft eveneens klagers overige verwijten. Uit de onweersproken gebleven stellingen van de notaris en kandidaat-notaris is naar voren gekomen dat zij zich, anders dan klager aanvoert, wel degelijk hebben ingespannen om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen en dat dit niet tot resultaat heeft geleid, te wijten is geweest aan de onderlinge, kennelijk nog steeds bestaande meningsverschillen tussen klager en zijn broers. Hiervoor kan voldoende steun worden gevonden in de brief van de notaris van 9 oktober 2008, waarin hij een opsomming geeft van de bemoeienissen tot dan toe en de reden van het gebrek aan resultaat. In die brief heeft de notaris tevens uiteengezet de reden waarom de executeur van haar taak wenste te worden ontheven. Daarbij nog in aanmerking nemend het daarop plaatsgehad hebbend gesprek van klager met de notaris, waarbij klager blijkens zijn eigen gespreksverslag in wezen heeft ingestemd met de beëindiging van het executeurschap en ervoor heeft gekozen de afwikkeling samen met zijn broers zelf ter hand te nemen, kan niet gezegd worden dat klager door de notaris en kandidaat-notaris van de reden van het beëindigen van het executeurschap onwetend is gelaten, noch dat geen verdere oplossingen zijn besproken.  

  • ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0421 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2009/917

    Verkoop echtelijke woning na echtscheiding. De notaris had het feit dat elders bij de veilignotaris een hogere bieding lag niet mogen negeren. Gegrond, geen maatregel.