ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0426 Kamer van toezicht Breda KL 15/2010

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2010:YC0426
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 29-03-2010
Zaaknummer(s): KL 15/2010
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ter beantwoording staat de vraag of het handelen dan wel nalaten van de notaris en kandidaat-notaris in het kader van de afwikkeling van de in kwestie zijnde nalatenschap strijd oplevert met de in artikel 98, lid 1 van de Wet op het notarisambt neergelegde tuchtnorm en meer specifiek, wat betreft de notaris, of dit mede het geval is met betrekking tot de door hem verleden testamentaire akte.   Wat betreft dit laatste is naar het oordeel van de kamer onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers moeder ten tijde van het passeren van de testamentaire akte, waarbij zij haar eerdere testament heeft gewijzigd, daartoe niet de wilsbekwaamheid bezat, dan wel dat in ieder geval door de notaris daaraan moest worden getwijfeld.    De ernstige ziekte van zijn moeder, de omstandigheid dat de akte bij haar thuis is verleden en dat zij enkele weken later is overleden, zijn daarvoor een onvoldoende aanwijzing, zo ook de door klager tevens aangevoerde en overigens door de notaris betwiste omstandigheid dat was afgesproken dat bij twijfel een geriater zou worden geraadpleegd. Ervan uitgegaan moet dan ook worden dat de notaris op grond van zijn eigen bevindingen over de wilsbekwaamheid van klagers moeder tot het passeren van de akte heeft mogen komen. Dit onderdeel van de klacht is daarmee ongegrond.   Dit lot treft eveneens klagers overige verwijten. Uit de onweersproken gebleven stellingen van de notaris en kandidaat-notaris is naar voren gekomen dat zij zich, anders dan klager aanvoert, wel degelijk hebben ingespannen om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen en dat dit niet tot resultaat heeft geleid, te wijten is geweest aan de onderlinge, kennelijk nog steeds bestaande meningsverschillen tussen klager en zijn broers. Hiervoor kan voldoende steun worden gevonden in de brief van de notaris van 9 oktober 2008, waarin hij een opsomming geeft van de bemoeienissen tot dan toe en de reden van het gebrek aan resultaat. In die brief heeft de notaris tevens uiteengezet de reden waarom de executeur van haar taak wenste te worden ontheven. Daarbij nog in aanmerking nemend het daarop plaatsgehad hebbend gesprek van klager met de notaris, waarbij klager blijkens zijn eigen gespreksverslag in wezen heeft ingestemd met de beëindiging van het executeurschap en ervoor heeft gekozen de afwikkeling samen met zijn broers zelf ter hand te nemen, kan niet gezegd worden dat klager door de notaris en kandidaat-notaris van de reden van het beëindigen van het executeurschap onwetend is gelaten, noch dat geen verdere oplossingen zijn besproken.  

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

op de op 4 november 2009 ingekomen klacht van

[naam]

wonende te [plaatsnaam],

verder te noemen klager,

tegen

notaris mr. [naam]

gevestigd te [plaatsnaam]

kandidaat-notaris mr. [naam],

als zodanig werkzaam ten kantore van genoemde notaris,

verder te noemen de notaris en kandidaat-notaris.

1.       Het verloop van de kwestie

Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, wat blijkt uit hun brieven van 20 november 2009, met bijlagen, 10 december 2009, met bijlage, en 24 december 2009, eveneens met bijlage, heeft de mondelinge behandeling van de klacht door de kamer van toezicht plaatsgevonden op 17 maart 2010, waarbij zijn verschenen klager, de notaris en de kandidaat-notaris.

2.       De inhoud van de klacht en het standpunt van klager

In de kern genomen verwijt klager de notaris en de kandidaat-notaris, laatstgenoemde in haar hoedanigheid van executeur testamentair, dat zij hebben nagelaten de nalatenschap van zijn overleden moeder op passende wijze af te handelen.

Klager verwijt in het bijzonder dat de kandidaat-notaris zich niet heeft ingespannen om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen, evenmin binnen de voorgeschreven termijn van zes maanden na het overlijden een boedelbeschrijving heeft opgemaakt en dat zij haar executeurschap heeft doen beëindigen, zonder daarover enige duidelijkheid te geven en zonder enige oplossing aan te bieden voor een adequate afwikkeling van de nalatenschap (via een andere notaris).

Daarnaast verwijt klager de notaris dat hij op 16 december 2008 en nadat het executeurschap al was beëindigd met zijn beide broers als overige erfgenamen en buiten klagers aanwezigheid een bespreking heeft gehouden en daarbij de opgestelde akte van erfrecht aan hen heeft overhandigd, terwijl hij -klager- zelf die akte heeft moeten ophalen.

Tenslotte verwijt klager de notaris dat hij drie weken voor het overlijden van zijn moeder en ofschoon zij ernstig ziek was, op haar huisadres haar testament heeft gewijzigd, terwijl klager met de notaris indertijd had afgesproken dat bij twijfel een geriater zou worden geraadpleegd.

3.       De feiten

Op grond van de klachtstukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, moet worden uitgegaan van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.

Beslissing klacht [naam]/                                       pagina 2

notaris mr. [naam] en kandidaat-

notaris mr. [naam]

-          De notaris heeft op 1 april 2008 ten huize van klagers moeder een testamentaire akte verleden, waarbij zij haar eerder testament heeft gewijzigd en waarbij de kandidaat-notaris tot executeur-testamentair is benoemd.

-          Klagers moeder is kort daarna, op 28 april 2008, overleden, met achterlating van haar drie zonen, waaronder klager, als erfgenamen.

-          Nadat klager mede namens zijn broers via een emailbericht van 7 oktober 2008 aan de kandidaat-notaris kenbaar had gemaakt zeer ongelukkig te zijn met de gang van zaken rondom de afhandeling van de nalatenschap en met de invulling van het executeurschap in het bijzonder, heeft de kandidaat-notaris de kantonrechter verzocht haar uit die hoedanigheid te ontslaan, in welk verzoek de kantonrechter bij beschikking van 10 december 2008 heeft bewilligd.

-          Tussen de notaris en de broers van klager heeft vervolgens op 16 december 2008 nog een gesprek plaatsgevonden, waarbij aan hen de door hem op 15 december 2008 in opdracht van de erfgenamen opgestelde verklaring van erfrecht is

overhandigd en waarvan een exemplaar enkele dagen later door klagers echtgenote op het kantoor van de notaris is opgehaald.

4.       Het standpunt van de notaris en kandidaat-notaris

Ten aanzien van het passeren van de akte van wijziging van het testament van klagers moeder voert de notaris aan dat klager daarvan niet op de hoogte was en dat met hem dan ook niet is gesproken over het inschakelen van een geriater. Ofschoon klagers moeder ziek was, was zij naar zijn beoordeling zeker “compos mentis” en was zij stellig in haar mening haar testament te willen wijzigen zoals heeft plaatsgevonden. Nimmer heeft nadien enig kind gesteld dat moeder niet bij machte zou zijn geweest haar wil te bepalen, aldus de notaris.

Wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap en de rol daarin van de kandidaat-notaris als executeur-testamentair voeren de notaris en kandidaat-notaris aan dat er aanvankelijk met de erfgenamen diverse besprekingen zijn gevoerd, waarbij het te volgen proces met hen is doorgenomen en waarbij werkafspraken zijn gemaakt. Zo zou het kantoor de nalatenschap inventariseren, in faciliterende zin de rol van executeur vervullen en de benodigde verklaringen ter ondertekening zenden, waarmee een verklaring van erfrecht opgesteld kon worden teneinde over de bankrekeningen te kunnen beschikken.

Gaande weg echter bleek volgens de notaris en kandidaat-notaris de communicatie tussen de erfgenamen onderling en tussen hen en het kantoor stroef te lopen en ondanks afspraken dit te verbeteren trad daarin geen verandering.

De notaris en kandidaat-notaris betogen verder dat zij in het door klager mede namens zijn broers verzonden emailbericht van 7 oktober 2008, waarin tot uitdrukking kwam dat zij zeer ongelukkig waren met de invulling van het executeurschap, reden hebben gevonden de erfgenamen bij brief van 9 oktober 2008 te berichten dat zij het executeurschap liever beëindigd wilden zien. In deze brief is de hele voorgeschiedenis samengevat en is aangegeven dat op verzoek een andere executeur kon worden aangewezen en dat bij gebreke daarvan de erfgenamen onderling tot een afwikkeling zouden moeten komen.

Aansluitend, op 24 oktober 2008, heeft er volgens de notaris en kandidaat-notaris met klager een gesprek plaatsgevonden, waarvan klager zelf een verslag heeft opgemaakt, en waaruit blijkt dat is gesproken hoe de erfgenamen gezamenlijk de nalatenschap gingen aanpakken, waarna vervolgens de kandidaat-notaris bij beschikking van de kantonrechter van 10 december 2008 op haar verzoek als executeur is ontslagen.

Beslissing klacht [naam]/                                       pagina 3

notaris mr. [naam] en kandidaat-

notaris mr. [naam]

Tenslotte voert de notaris nog aan dat het op 16 december 2008 met de broers van klager gehouden gesprek op hun initiatief heeft plaatsgevonden, zodat het hem niet vrijstond klager daarbij te betrekken. Omdat op dat tijdstip de verklaring van erfrecht gereed lag, is deze bij gelegenheid van dat gesprek aan die broers overhandigd.

De notaris en kandidaat-notaris menen derhalve dat zij op grond van het vorenstaande naar eer en waardigheid van het ambt hebben gehandeld en dat de klacht ongegrond moet worden bevonden.

5. De beoordeling en de gronden daarvoor

Ter beantwoording staat de vraag of het handelen dan wel nalaten van de notaris en kandidaat-notaris in het kader van de afwikkeling van de in kwestie zijnde nalatenschap strijd oplevert met de in artikel 98, lid 1 van de Wet op het notarisambt neergelegde tuchtnorm en meer specifiek, wat betreft de notaris, of dit mede het geval is met betrekking tot de door hem verleden testamentaire akte.

Wat betreft dit laatste is naar het oordeel van de kamer onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers moeder ten tijde van het passeren van de testamentaire akte, waarbij zij haar eerdere testament heeft gewijzigd, daartoe niet de wilsbekwaamheid bezat, dan wel dat in ieder geval door de notaris daaraan moest worden getwijfeld.

De ernstige ziekte van zijn moeder, de omstandigheid dat de akte bij haar thuis is verleden en dat zij enkele weken later is overleden, zijn daarvoor een onvoldoende aanwijzing, zo ook de door klager tevens aangevoerde en overigens door de notaris betwiste omstandigheid dat was afgesproken dat bij twijfel een geriater zou worden geraadpleegd. Ervan uitgegaan moet dan ook worden dat de notaris op grond van zijn eigen bevindingen over de wilsbekwaamheid van klagers moeder tot het passeren van de akte heeft mogen komen. Dit onderdeel van de klacht is daarmee ongegrond.

Dit lot treft eveneens klagers overige verwijten.

Uit de onweersproken gebleven stellingen van de notaris en kandidaat-notaris is naar voren gekomen dat zij zich, anders dan klager aanvoert, wel degelijk hebben ingespannen om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen en dat dit niet tot resultaat heeft geleid, te wijten is geweest aan de onderlinge, kennelijk nog steeds bestaande meningsverschillen tussen klager en zijn broers. Hiervoor kan voldoende steun worden gevonden in de brief van de notaris van 9 oktober 2008, waarin hij een opsomming geeft van de bemoeienissen tot dan toe en de reden van het gebrek aan resultaat.

In die brief heeft de notaris tevens uiteengezet de reden waarom de executeur van haar taak wenste te worden ontheven. Daarbij nog in aanmerking nemend het daarop plaatsgehad hebbend gesprek van klager met de notaris, waarbij klager blijkens zijn eigen gespreksverslag in wezen heeft ingestemd met de beëindiging van het executeurschap en ervoor heeft gekozen de afwikkeling samen met zijn broers zelf ter hand te nemen, kan niet gezegd worden dat klager door de notaris en kandidaat-notaris van de reden van het beëindigen van het executeurschap onwetend is gelaten, noch dat geen verdere oplossingen zijn besproken.

Beslissing klacht [naam]/                                       pagina 4

notaris mr. [naam] en kandidaat-

notaris mr. [naam]

Weliswaar had wellicht de notaris en kandidaat-notaris, alvorens tot het beëindigen van het executeurschap te komen, zich nog verdere inspanningen kunnen getroosten om alsnog de erfgenamen tot elkaar te brengen, gegeven hun onderlinge meningverschillen was het echter met name in het licht van het emailbericht van klager van 7 oktober 2008, niet onbegrijpelijk dat zij voor een beëindiging van het executeurschap hebben gekozen. In ieder geval valt hen dit niet tuchtrechtelijke te verwijten.

Evenmin treft de notaris een verwijt dat klager niet is uitgenodigd of betrokken bij het op 16 december 2008 plaatsgehad hebbend gesprek met de broers van klagers, nu dit gesprek door hen is geïnitieerd. Het stond de notaris, zoals hij terecht aanvoert, dan ook niet vrij klager daarbij te betrekken. Daar komt bij dat ten tijde van het gesprek de notaris, dan wel de kandidaat-notaris op grond van het haar verleende ontslag als executeur, niet langer belast was met de afwikkeling van de nalatenschap.

Dat de notaris ter gelegenheid van dat gesprek de op dat moment ter verzending gereed liggende verklaring van erfrecht aan klagers broers heeft overhandigd, kan de notaris eveneens niet worden aangerekend, nu dit uitsluitend uit oogpunt van efficiency heeft plaatsgevonden.

Uit hetgeen verder, met name bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen moet worden geconcludeerd, dat de communicatie tussen de notaris en de kandidaat-notaris enerzijds en klager anderzijds, zeker tegen de achtergrond van de onderlinge verhoudingen van de erfgenamen, wellicht beter had gekund, maar het gaat naar het oordeel van de kamer te ver om hen dit in tuchtrechtelijke zin aan te rekenen.

Dit leidt ertoe dat de klacht ongegrond is.

6.       De beslissing

De kamer van toezicht

verklaart de klacht ongegrond

Deze beslissing is gegeven op 23 maart 2010 door mrs. H.C. Naves, voorzitter, C. Wallis, Th.H.M. Fikkers en J. Kos, leden, en drs. M. Scherphof, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

--

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.