ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0428 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/871

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0428
Datum uitspraak: 26-03-2010
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): 07.831/2008/871
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers stellen dat de notaris zich ten onrechte heeft opgesteld als boedelnotaris. De Kamer is van oordeel dat uit feiten en omstandigheden volgt dat de notaris moet worden beschouwd als boedelnotaris althans dat ervan kan worden uitgegaan dat de erfgenamen (uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend) hebben ingestemd met het verrichten van werkzaamheden als die van een boedelnotaris door de notaris. Niet gebleken is dat de notaris anderszins bij de afwikkeling van de nalatenschap onjuist heeft gehandeld. Klachten zijn ongegrond.     

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2008/871

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

1. [A],

wonende te […]

2. [B],

wonende te […]

3. [C],

wonende te[…],

klagers,

gemachtigde: […],

tegen

[…] ,

notaris te […],

gemachtigde: […].

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de brief van klagers van 14 februari 2008, waarin de klachten zijn neergelegd

-        de brief van klagers van 28 februari 2008 met bijlagen

-        de brief van de notaris van 14 april 2008

-        de brief van klagers van 28 mei 2008

-        de brief van de notaris van 26 juni 2009

-        de brief van klagers van 1 juli 2009 met bijlage

-        de brief van de notaris van 18 augustus 2009 met bijlage

-        de mondelinge behandeling van de klachten op 25 februari 2010.

2. De feiten

2.1 Voor de beoordeling van de hierna te noemen klachten zijn de volgende feiten van belang.

2.2 Op 3 mei 2005 is overleden mevrouw [D]. Als erfgenamen heeft zij nagelaten:

- haar halfzuster [E] voor 1/5 deel

- haar neef [F] voor 1/5 deel

- haar neef en nichten [A], [B] en [C], klagers, ieder voor 2/15 deel

- haar achternichten [G], [H] en [J], ieder voor 1/15 deel.

2.3 Kort na het overlijden van erflaatster heeft mevrouw [E] zich tot de notaris gewend met het verzoek de nalatenschap in behandeling te nemen en de boedel af te wikkelen.

2.4 Bij brief van 27 mei 2005 heeft de notaris aan de (eertijds) gemachtigde van klaagster sub 3. onder meer het volgende meegedeeld:

"Van mevrouw [E] kreeg ik heden toegezonden uw brief van 25 mei jl. inzake de verdere afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw [D]. Bij deze deel ik U mede dat deze nalatenschap bij mij op kantoor in behandeling is. 

Van mevrouw [E] mocht ik een dezer dagen de eerste bescheiden ontvangen omtrent de verdere afwikkeling. U zou mij zeer goed helpen wanneer U mij de adressen en verdere persoonlijke gegevens aanreikt van uw cliënte en haar broer en zuster.

            (...)

Na ontvangst van alle adressen van de erfgenamen, het door mij verder te houden erfgenamenonderzoek, zal ik met de erven contact opnemen om de verdere afwikkeling te bewerkstelligen, onder meer door de opstelling van een verklaring van erfrecht.

Kunt U mij op voorhand wel mededelen of uw cliënte akkoord kan gaan met de

ondertekening van een (beperkte) boedelvolmacht op mevrouw [E] inzake de op korte termijn verder af te handelen zaken met banken e.d.?"

2.5 Bij brief van 4 juli 2005 heeft klaagster sub 3. de notaris verzocht om informatie over de afwikkeling van de nalatenschap. Daarop is geantwoord bij brief van 8 juli 2005 van [K], notarisklerk op het kantoor van de notaris, die het dossier behandelde. Naar aanleiding daarvan is weer gereageerd door klaagster sub 3. bij brief van 20 juli 2005 met onder andere de mededeling dat door haar geen volmacht wordt afgegeven aan het kantoor van de notaris of aan mevrouw [E].  

2.6 Op 25 juli 2005 heeft [K] klaagster sub 3. onder meer geschreven:

"Hoewel herhaalde malen hierom werd verzocht maakt U pas in Uw laatste brief melding van de adressen van Uw broer en zuster.

Ik zal hen de stukken toezenden welke U mij heeft geretourneerd en hen er tevens op attent maken dat U vooralsnog de volmacht niet wenst te ondertekenen waardoor mijn handelingen beperkt blijven en ik niet tot afwikkeling van de nalatenschap kan overgaan."

2.7 Bij brief van dezelfde datum heeft [K] klager sub 1. onder andere het volgende bericht:

"Eerst recent ontving ik via Uw zuster mevrouw [C] Uw adres en dat van Uw zuster [B].

 Volledigheidshalve merk ik op dat Uw zuster mevrouw [C] inmiddels te kennen heeft geven vooralsnog de  boedelvolmacht, welke ik ook U ter ondertekening bij sluit, te ondertekenen.

Zonder boedelvolmacht zijn mijn handelingen om de nalatenschap af te handelen beperkt en kan ik niet tot afwikkeling van de nalatenschap overgaan."

2.8 Bij brief van 1 augustus 2005 heeft de (huidige) gemachtigde van klagers zich tot het kantoor van de notaris gewend. In die brief heeft hij onder ander laten weten dat er geen dienstverleningsovereenkomst bestaat tussen klagers en het notariskantoor. Nadien heeft over en weer nog correspondentie plaatsgevonden tussen de gemachtigde van klagers en de notaris respectievelijk [K]. Op 9 september 2005 heeft de notaris de gemachtigde van klagers onder meer geschreven:

 " Op 4 augustus jl, ruim een maand geleden, heeft U van mijn kantoor (mijn medewerker de heer [K]) een brief met bijlagen mogen ontvangen inzake de afwikkeling van opgemelde nalatenschap. Tot op heden mochten wij geen enkele reactie hierop ontvangen. (...)

De reden waarom ik mij tot U richt zit in de status quo situatie van de afhandeling. Door het weigeren van mevrouw [C] tot elke medewerking (afgifte boedelvolmacht e.d.) in deze afwikkeling loopt de afwerking ernstige vertraging op; door deze stagnatie ontstaan er extra kosten, waarvan een aantal van de overige erfgenamen menen dat die voor haar rekening dienen te komen. Als voorbeeld geef ik U het feit dat de afgelopen woensdag er een bericht van de woningbouwvereniging werd ontvangen met het dringende verzoek tot ontruiming van de woning in verband met de distributie aan een nieuwe huurder, alsmede de verkoop van de caravan. (...)

Ik verzoek U dringend, doch vriendelijk, ten spoedigste te reageren op de brief van 4 augustus en uw cliënte te overreden de boedelvolmacht te ondertekenen en haar mede te delen dat door de afgifte van de boedelvolmacht zij geen enkel recht prijs geeft, ondanks de vraagtekens die zij denkt te moeten stellen bij de afwikkeling van deze nalatenschap."

2.9 Bij brief van 29 november 2005 heeft de notaris de gemachtigde van klagers nog het volgende laten weten:

  "Thans wil ik (nog) niet ingaan op de verdere beantwoording van de vragen en opmerkingen in uw faxbericht van gisteren. De voorgang van het dossier is naar mijn mening het beste gebaat bij het feit dat uw cliënten zich nu eens uitspreken over hetgeen wij als boedelnotaris in de afgelopen maanden, hetzij rechtstreeks, hetzij via uw bemiddeling, aan hen hebben gevraagd. In dat geval kan nl. naar mijn mening de nalatenschap verder op de normale wijze afgewikkeld worden, kunnen de rekeningen opgeheven worden, kan de caravan worden verkocht, successie en inkomstenbiljetten worden ingediend en als laatste kan het restant als netto-erfdelen aan de daartoe gerechtigde erfgenamen worden uitgekeerd."

2.10 Op 23 mei 2007 is door klagers tegen hun mede-erfgenamen een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam teneinde tot verdeling van de nalatenschap te komen. In een daarop volgende comparitie van partijen is tussen de erfgenamen een schikking bereikt, in die zin dat alle activa en passiva aan klagers zijn toegescheiden onder de gehoudenheid met de andere erfgenamen te verrekenen. Over de verdeling van de notariskosten zijn de erfgenamen niet tot overeenstemming gekomen. Daarover heeft de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 19 december 2007 beslist en onder meer overwogen:

 "De rechtbank is van oordeel dat de kosten van een boedelnotaris in beginsel deel uitmaken van de passiva van de nalatenschap en zo ten laste van alle erfgenamen

komen, in de verhouding waarin zij erven. De rechtbank ziet geen aanleiding in het onderhavige geval anders te beslissen ten aanzien van de door notaris [… & …] Notarissen gemaakte kosten.

De rechtbank overweegt daartoe dat volgens de stukken genoemde notaris noodzakelijke werkzaamheden heeft verricht voor de afwikkeling van de boedel, daarmee werkzaamheden die ten goede zijn gekomen aan alle erfgenamen.

         (...)

Dat de notaris tijd heeft gestoken in het verkrijgen van een boedelvolmacht acht de rechtbank (...) niet onredelijk.

(...)

Het enkele feit dat gedaagde 2, zonder overleg met [A en C], genoemd notariskantoor heeft benaderd om als boedelnotaris op te treden, is onvoldoende om te oordelen dat de kosten niet voor rekening van alle erfgenamen moeten komen.

(...)

Het voorgaande leidt ertoe dat de kosten van [… & …]Notarissen ad € 8.925,-- voor rekening van alle erfgenamen dienen te komen, in de verhouding waarin zij erven."

2.11 Klagers hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Daarin is nog niet beslist.

3. De klachten

3.1 Klagers formuleren een zestal klachten tegen de notaris:

a. De notaris heeft tegen beter weten in bij de mede-erfgenamen van mevrouw [E] de indruk gewekt de boedelnotaris te zijn in de nalatenschap van mevrouw [D] en is bij dit standpunt gebleven ook nadat de gemachtigde van klagers en de advocaat van de erfgenamen [G, H en J] hem hebben meegedeeld dat hij de belangen van die andere erfgenamen niet behartigde.

b. De notaris heeft ten onrechte bij klagers de indruk gewekt dat van zijn kant sprake is geweest van contacten met de andere erfgenamen en dat deze hem zouden hebben geïnformeerd over hun standpunt wat betreft de verkoop van de tot de nalatenschap behorende caravan.

c. De notaris heeft tegen beter weten in bij klager sub 1. de indruk gewekt dat klaagster sub 3. zich bereid had verklaard de boedelvolmacht te ondertekenen.

d. De notaris heeft ten onrechte klaagster sub 3. verweten weigerachtig te zijn mee te werken aan de afwikkeling van de nalatenschap en heeft klaagster sub 3. ten onrechte onder druk gezet door haar voor te houden dat als gevolg van haar weigerachtige houding extra kosten ontstaan die voor haar rekening zouden komen.

e. De notaris heeft ten onrechte jegens klagers aanspraak gemaakt op betaling van hun aandeel, naar evenredigheid, in zijn kosten.

f. De notaris heeft ten onrechte de medewerking aan de afwikkeling van de boedelscheiding op basis van het door de rechtbank gewezen vonnis gekoppeld aan de voorwaarde dat alsnog klagers een boedelvolmacht dienen te ondertekenen.

3.2 De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4. De motivering van de beslissing

4.1 Volgens artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer stelt voorop dat de Wet op het notarisambt niet de mogelijkheid kent klachten in te dienen tegen een notarieel medewerker van een notariskantoor. Om die reden zullen de klachten, voor zover die zien op het handelen van [K], worden geacht te zijn ingesteld tegen de notaris onder wiens functionele verantwoordelijkheid hij werkzaam is.

4.3 De eerste klacht stelt de vraag aan de orde of de notaris zich op goede grond heeft opgesteld als boedelnotaris in de onderhavige nalatenschap. De Kamer overweegt daarover het volgende.

De notaris heeft van één van de erfgenamen, mevrouw [E], de opdracht gekregen de nalatenschap af te wikkelen. In verband daarmee heeft hij informatie ingewonnen bij de Gemeentelijke Basisadministratie en het Centraal Testamentenregister. De notaris heeft de overige erfgenamen aangeschreven en hun het verzoek gedaan een boedelvolmacht te tekenen, zodat een verklaring van erfrecht kan worden afgegeven en inlichtingen bij banken en andere instellingen kunnen worden ingewonnen om vervolgens een boedeloverzicht op te stellen. Onbetwist staat verder vast dat de notaris heeft zorg gedragen voor de oplevering van de huurwoning van erflaatster. Hij is betrokken geweest bij de opslag van haar inboedelgoederen en bij de verkoop bij inschrijving van haar caravan. Verder is de administratie van erflaatster na haar overlijden (mede) door de notaris verzorgd en hij heeft een voorlopige boedelbeschrijving opgemaakt. De notaris heeft uitgebreid gecorrespondeerd met (de gemachtigde van) klagers en de overige erfgenamen over de wijze waarop hij de nalatenschap beoogde af te handelen. Gelet op deze feiten en omstandigheden moet de notaris worden beschouwd als de boedelnotaris in de nalatenschap van erflaatster althans kan ervan worden uitgegaan dat de erfgenamen (uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend) met het verrichten van werkzaamheden als die van een boedelnotaris door de notaris hebben ingestemd. Dit geldt te meer, nu noch klagers noch de overige erfgenamen een andere notaris hebben verzocht om als boedelnotaris op te treden. Weliswaar hebben klagers verklaard dat zij niet bereid zijn een boedelvolmacht te tekenen en dat er geen contractuele verhouding bestaat tussen hen en de notaris, maar zulks betekent nog niet dat daarmee de notaris de hoedanigheid als van een boedelnotaris ontbeert. Daarbij komt dat klagers, hoewel zij zeggen de notaris te zien als de gemachtigde van mevrouw [E], hem wel taken opdragen, zoals het maken van foto's van de inboedel van erflaatster, het doen opmaken van een taxatierapport en het opstellen van een boedelbeschrijving. Het laten uitvoeren van dergelijke taken past niet bij hun stellingname dat de notaris geen boedelnotaris is. Indien erfgenamen een notaris niet als boedelnotaris wensen te accepteren, dan moeten zij dit van het begin af aan met zoveel woorden laten weten. Klagers hebben hiervan onvoldoende blijk gegeven.

De Kamer laat bij het voorgaande nog onbesproken dat de rechtbank in haar vonnis van 19 december 2007 de notaris als boedelnotaris heeft aangemerkt en verder dat, nu een van de erfgenamen [G, H en J] minderjarig was, de nalatenschap als beneficiair aanvaard gold en de notaris om die reden als boedelnotaris optrad.

4.4 De tweede klacht ziet op de brief van 25 juli 2005 van [K] aan klaagster sub 3., waarin wordt vermeld: "De overige erfgenamen hebben, bij mijn weten, geen moeite met de door de campingbeheerder genoemde prijs."  Naar de mening van klagers was er destijds nog geen sprake van contacten tussen de notaris en sommige mede-erfgenamen, zodat de bewuste mededeling moet worden gezien als een poging klagers op het verkeerde been te zetten door de indruk te wekken dat de andere erfgenamen met de geschetste gang van zaken akkoord waren. De notaris betwist de stelling van klagers en voert aan dat geen van de erfgenamen, met uitzondering van klagers, hem noch mondeling noch schriftelijk heeft meegedeeld dat de in eerste instantie genoemde waarde van de caravan en caravanplaats een onjuiste was.

Nu klagers, bij gemotiveerde betwisting van het door hen gestelde, hun klacht niet nader hebben onderbouwd, kan van de gegrondheid daarvan niet worden uitgegaan. Overigens hebben klagers uit de zinsnede "bij mijn weten"  moeten afleiden dat niet met zekerheid vaststond dat de overige erfgenamen met de prijs instemden, zodat van een poging hen in verwarring te brengen in redelijkheid niet kan worden gesproken.          

4.5 Ter toelichting op hun derde klacht verwijzen klagers naar hetgeen hiervoor onder 2.6 en 2.7 is weergegeven in de brieven van [K] van 25 juli 2005 aan respectievelijk klaagster sub 3. en klager sub 1. Door in strijd met de waarheid aan klager sub 1. te melden dat klaagster sub 3. bereid was de boedelvolmacht te tekenen, heeft de notaris volgens klagers welbewust verdeeldheid tussen hen willen zaaien.

Met de notaris is de Kamer van oordeel dat in de brief aan klager sub 1. per abuis na het woord 'vooralsnog" het woord 'niet' is weggevallen. Dit volgt zonder meer uit de context van de brief. Voor zoveel al kan worden aangenomen dat klager sub 1. dit niet heeft kunnen begrijpen, had het op de weg van de gemachtigde van klagers gelegen hem over de genoemde omissie te informeren.

4.6 Als reactie op de vierde klacht heeft de notaris aangegeven dat door hem niet wordt ontkend dat hij bij klaagster sub 3. erop heeft aangedrongen de boedelvolmacht te ondertekenen. Evenmin betwist de notaris klaagster sub 3. te hebben laten weten dat als gevolg van haar weigering om tot ondertekening over te gaan en om ook anderszins aan de afwikkeling van de nalatenschap mee te werken, de boedelkosten zijn verhoogd. Wel bestrijdt de notaris dat zijn mededelingen ten onrechte zouden zijn gedaan.

De Kamer kan de notaris in dit laatste volgen. Zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen, dient ervan te worden uitgegaan dat de notaris in de nalatenschap is opgetreden als boedelnotaris. Dit betekent dat de notaris de regie heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap en die afwikkeling ook dient te bevorderen. Zijn leidinggevende positie brengt mee dat hij de erfgenamen erop wijst welke de consequenties zijn van hun handelen of nalaten voor de voortgang van de vereffening van de boedel. In dat licht moet ook de brief van de notaris van 9 september 2005 aan de gemachtigde van klagers worden gelezen, waarop klagers hun klacht mede baseren. De Kamer is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de brief op goede grond is geschreven en dat ook overigens niet is gebleken dat de notaris in deze aangelegenheid onjuist heeft gehandeld.        

4.7 Wat betreft de vijfde klacht overweegt de Kamer dat de kosten van de boedelnotaris kunnen worden gezien als een schuld van de nalatenschap. Dit volgt ook het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2007. Die kosten komen dus naar evenredigheid voor rekening van klagers. Het betoog van klagers dat de notaris tot nu toe geen behoorlijke specificatie van zijn werkzaamheden heeft toegezonden, wordt gepasseerd. De notaris heeft namelijk ter zitting onbestreden gesteld dat op 17 november 2006 door [K] een brief aan klagers is verzonden met daarin vermeld alle werkzaamheden die door de notaris in de nalatenschap zijn verricht met de daarbij behorende kosten, ad in totaal € 15.101,- inclusief BTW, alsmede een daarop betrekking hebbende uitleg.

4.8 Voor de onderbouwing van hun zesde klacht verwijzen klagers naar de brief van [K] van 10 januari 2008, waarin de gemachtigde van klagers wordt meegedeeld dat het notariskantoor kennis heeft genomen van het rechtbankvonnis en hem wordt verzocht een boedelvolmacht te ondertekenen.

De notaris verweert zich tegen de klacht met de stelling dat, wanneer klagers direct na de comparitie van partijen hem hadden laten weten dat zijzelf de verdeling ter hand zouden nemen dan wel dat dit zou gebeuren door een door hen aan te wijzen derde, het notariskantoor vanaf dat tijdstip geen werkzaamheden meer had hoeven te verrichten.

De Kamer overweegt dat het inderdaad op de weg van klagers had gelegen, aan wie op de comparitie van partijen alle activa en passiva van de nalatenschap waren toegescheiden, initiatieven te ontplooien om tot een afwikkeling van de boedel te komen. Door hieraan geen gevolg te geven en, zoals de notaris terecht stelt, de andere erfgenamen en de boedelnotaris te laten zweven, is het begrijpelijk dat de notaris als boedelnotaris zich genoodzaakt voelde maatregelen te nemen om tot de afwikkeling te geraken. Het doen van een verzoek aan de gemachtigde van klagers om een (beperkte) boedelvolmacht te ondertekenen was daartoe een gepast middel. De notaris heeft dus niet onjuist gehandeld.               

4.9 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat geen van de klachten doel treft. Zij zullen daarom ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar

op 26 maart 2010.

De secretaris                                                                                                                                     De voorzitter