ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0431 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-26

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0431
Datum uitspraak: 14-04-2010
Datum publicatie: 16-04-2010
Zaaknummer(s): 09-26
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond dat de kandidaat-notaris als executeur in de nalatenschap van klagers moeder niet verhinderd heeft, dat klagers broer als executeur in de nalatenschap van klagers vader € 10.000 van de en/of bankrekening van de erven naar zichzelf heeft laten overmaken, waarop de kandidaat-notaris de nalatenschap van de moeder afgewikkeld heeft zonder deze overmaking afdoende te corrigeren.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 14 april 2010 inzake de klacht onder nummer 09-26 van:

[...],

hierna te noemen: klager,

advocaat mr. A.M.C. Marius-van Eeghen,

tegen

[...] ,

kandidaat-notaris te [...],

hierna te noemen: de kandidaat-notaris,

advocaat mr. C.P.J.M. van Ruijven.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 22 september 2009 en aangevuld bij brief van 27 september 2009, met bijlagen;

·         het antwoord van de kandidaat-notaris, met bijlagen;

·         de repliek van klager;

·         de dupliek van de kandidaat-notaris;

·         het verslag van het gesprek gehouden op 6 januari 2010 van plaatsvervangend voorzitter mr. R.J. Paris met partijen;

·         de brieven van 5 en 8 maart 2010, met bijlagen, van de advocaat van de kandidaat-notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2010.

Daarbij waren aanwezig:

·         klager met zijn advocaat,

·         de kandidaat-notaris met zijn advocaat.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt, met daaraan in kopie gehecht de door de advocaten overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op 28 maart 2007 is de moeder van klager overleden. In haar testament van 12 december 2005, in aanvulling op haar testament van 10 juli 2001, had zij de kandidaat-notaris tot executeur benoemd. Blijkens het testament had zij alle tot haar nalatenschap behorende goederen en schulden toebedeeld aan haar echtgenoot, onder de verplichting aan ieder van haar overige erfgenamen een bedrag uit te keren ter grootte van ieders erfdeel, met bepaling dat deze uitkeringen bij leven van haar echtgenoot niet opeisbaar zouden zijn.

Na haar dood heeft de vader van klager in zijn aanvullend testament van 24 april 2007 klagers broer, [naam klagers broer], tot executeur benoemd, zulks onder herroeping van zijn aanvullend testament van 12 december 2005 waarbij hij de kandidaat-notaris tot executeur had benoemd.

Op 18 mei 2007 is klagers vader overleden.

De ouders van klager hadden een en/of rekening en een hogerenterekening bij de Fortis Bank. De kandidaat-notaris en klagers broer zijn na het overlijden van de vader overeengekomen dat alle bankopdrachten voor deze rekeningen door beiden tezamen ondertekend zouden worden.

Bij brief van 4 juli 2008 heeft de kandidaat-notaris klagers broer erop gewezen dat het door deze op 26 februari 2008 - zonder medewerking van de kandidaat-notaris - opgenomen bedrag van € 10.000 uit voormelde banktegoeden geen betrekking heeft op de door de kandidaat-notaris beheerde nalatenschap van de moeder en dat de kandidaat-notaris daarom dit bedrag niet als zodanig in de nog door de kandidaat-notaris op te maken rekening en verantwoording kan opnemen.

Nadat de kandidaat-notaris klagers broer herhaaldelijk maar tevergeefs had aangespoord om de opname van € 10.000 aan hem te verantwoorden, heeft de kandidaat-notaris op 17 juli 2008 een rekening en verantwoording van de nalatenschap van de moeder opgemaakt. Daarin heeft hij € 10.000 opgenomen als “vordering op de heer [naam klagers broer] wegens overboeking aan hemzelf op 6 (lees: 26) februari 2008”. Klager heeft op 21 augustus 2008 de kandidaat-notaris gedéchargeerd voor diens werkzaamheden als executeur in de nalatenschap van de moeder.

Bij gewijzigde rekening en verantwoording van 5 december 2008 heeft de kandidaat-notaris de overboeking van € 10.000 benoemd als “overboeking door de heer [naam klagers broer] naar hemzelf, aard onbekend”. De vordering van voormeld bedrag op klagers broer uit de eerste rekening en verantwoording is hierin weggelaten. Klagers broer heeft op 9 december 2009 de kandidaat-notaris na deze gewijzigde rekening en verantwoording gedéchargeerd voor diens werkzaamheden als executeur in de nalatenschap van de moeder.

De klacht en het verweer van de kandidaat-notaris

Klager verwijt de kandidaat-notaris - zakelijk weergegeven - dat deze als executeur in de nalatenschap van klagers moeder niet verhinderd heeft, dat klagers broer als executeur in de nalatenschap van klagers vader € 10.000 van de en/of bankrekening van de erven naar zichzelf heeft laten overmaken. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris de broer niet hierop aangesproken, maar de nalatenschap van de moeder afgewikkeld zonder voormelde overmaking afdoende te corrigeren.

De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

De kandidaat-notaris kon de overmaking door klagers broer niet verhinderen, nu ingevolge de ouderlijke boedelverdeling de zeggenschap over de banktegoeden bij de erven van de vader berustte. Over het gevoerde beheer sinds de sterfdatum van de vader dient klagers broer zich jegens klager te verantwoorden. De door de kandidaat-notaris met klagers broer gemaakte - mondelinge  - afspraak om samen (kandidaat-notaris en broer) te tekenen voor overboekingen uit de rekeningen van de erven had vooral tot doel de bescherming van klager. Dat de broer zich vervolgens niet aan deze afspraak gehouden heeft, kan niet verweten worden aan de kandidaat-notaris, die vergeefse pogingen heeft gedaan om de broer tot een ander inzicht en handelen te brengen.

De kandidaat-notaris had als executeur van het testament van de moeder de taak om de vorderingen van de erven op de vader vast te stellen die waren ontstaan op de sterfdatum van de moeder. De rekening en verantwoording die de kandidaat-notaris vervolgens in twee opeenvolgende versies heeft opgesteld, suggereerden een verdergaande verplichting bij de kandidaat-notaris en kunnen daarom bij klager te grote verwachtingen hebben gewekt. Ook de suggestie dat de kandidaat-notaris met het beheer van de nalatenschap van de moeder was belast, is achteraf gezien ongelukkig. De Kamer van Toezicht beschouwt dit echter niet als klachtwaardig gedrag van de kandidaat-notaris.

Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, R. van der Galiën, K.R. van der Graaf, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.