Zoekresultaten 771-780 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1405

    Klacht tegen longarts. Klager heeft zich in oktober 2016 met klachten van kortademigheid gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de longarts werkzaam is. Klager is toen opgenomen voor verder onderzoek en ondersteuning van de ademhaling. Uiteindelijk is geconstateerd dat het middenrif van klager aan beide zijden te hoog stond, maar daar is geen verklaring of oorzaak van gevonden. Eind oktober 2016 is klager naar huis ontslagen. Het advies bij ontslag was om een mogelijk spontaan herstel af te wachten en ondertussen thuis behandeld te worden met ademhalingsondersteuning on der leiding van het Centrum voor Thuisbeademing (CTB). Eind januari 2017 is klager door de behandelend longarts verwezen voor een second opinion en in april 2017 naar een diafragma chirurg om te onderzoeken of operatief ingrijpen mogelijk en wenselijk was. In februari 2019 is klager in Turkije geopereerd aan de rechterzijde van het middenrif. Klager wordt nog steeds door het CTB behandeld en poliklinisch gevolgd. Klager verwijt de longarts dat zij tekort is geschoten in de behandelovereenkomst met klager, dat er een verkeerde diagnose is gesteld en dat er in vervolg daarop een verkeerd behandelbeleid is ingesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1441

    Klacht tegen een verpleegkundige. De klacht is ingediend door de echtgenote van patiënt. De echtgenoot van klaagster woonde sinds begin 2020 in het verpleeghuis waar de verpleegkundige werkzaam is. De patiënt is in het najaar van 2020 positief getest op het Covid-19-virus en is kort daarna overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij klaagster en haar zonen slecht heeft bejegend, klaagster en haar zonen het afscheid nemen van de patiënt heeft ontnomen, als leidinggevend verpleegkundige niet heeft voorkomen dat de patiënt slecht werd verzorgd, ondanks verzoek daartoe door klaagster en haar zonen geen ambulance heeft gebeld terwijl dit noodzakelijk was, als leidinggevend verpleegkundige geen adequate leiding heeft gegeven aan het verplegend en verzorgend personeel, en dat hij medeverantwoordelijk is voor het zonder toestemming inzetten van palliatief beleid. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1442

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De klacht is ingediend door de echtgenote van patiënt. De echtgenoot van klaagster woonde sinds begin 2020 in het verpleeghuis waar de specialist ouderengeneeskunde werkzaam is. De patiënt is in het najaar van 2020 positief getest op het Covid-19-virus en is kort daarna overleden. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat hij, klaagster en haar zonen slecht bejegend heeft en niet serieus heeft genomen, klaagster en haar zonen het afscheid nemen van de patiënt heeft ontnomen, onvoldoende informatie heeft gegeven over de behandelopties en het te voeren beleid, zich niet aan afspraken heeft gehouden, als eindverantwoordelijke niet heeft voorkomen dat de patiënt slecht werd verzorgd, als eindverantwoordelijke het heeft laten gebeuren dat er geen ambulance werd gebeld terwijl dit noodzakelijk was, geen adequate leiding heeft gegeven aan het verplegend en verzorgend personeel, en dat hij zonder toestemming palliatief beleid heeft ingezet. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt die beslissing voor zover de klacht over het verstrekken van informatie ongegrond is verklaard, verklaart dat klachtonderdeel alsnog gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel. Voor het overige verwerpt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1491

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klagers zijn de broer en de zus van patiënte. Klaagster was ten tijde van het indienen van de klacht de curator van patiënte. Halverwege juli 2019 is patiënte komen wonen in een woonzorgcentrum, waar de specialist ouderengeneeskunde werkzaam is. De specialist ouderen geneeskunde is betrokken bij de behandeling van patiënte. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde dat 1. zij patiënte te veel pijnstilling toediende, 2. onvoldoende algemene zorg is verleend volgens de indicatie van het CIZ, 3. onvoldoende is gecommuniceerd met de curator en de contactpersoon, 4. onvoldoende inzage/kopie van het medisch dossier is geboden, 5. adviezen van beroepsgenoten zijn genegeerd en 6. algemene fouten en slordigheden zijn gemaakt, met name op het gebied van controle. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers kennelijk niet-ontvankelijk in hun klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep, voor zover dit is ingediend door klager, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar klacht en doet de klacht zelf af (ongegrond).

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1760

    Klacht tegen arts, destijds in opleiding tot cardioloog. Klager heeft in het verleden een hartinfarct gehad en heeft sindsdien veel cardiologische problemen ervaren. Klager werd in 2019 binnengebracht op de Eerste Hart Hulp in verband met een te snel hartritme en een relatief lage bloeddruk. Een elektrocardioversie (ECV) was geïndiceerd, maar kon op dat moment niet direct worden uitgevoerd, omdat klager niet nuchter was. Op een bepaald moment verslechterde de toestand van klager en moest er acuut worden ingegrepen. De kern van de klacht is dat hij eerder behandeld had moeten worden. Klager verwijt de arts meer specifiek - onder meer - dat hij heeft nagelaten om klager met spoed op de PACU op te nemen en de elektrocardioversie te starten en dat hij geen adequate zorg heeft verleend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1402

    Klacht tegen anesthesioloog. Klager heeft zich in oktober 2016 met klachten van kortademigheid gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de anesthesioloog werkzaam is. Klager is toen opgenomen voor verder onderzoek en ondersteuning van de ademhaling. Uiteindelijk is geconstateerd dat het middenrif van klager aan beide zijden te hoog stond, maar daar is geen verklaring of oorzaak van gevonden. Eind oktober 2016 is klager naar huis ontslagen. Het advies bij ontslag was om een mogelijk spontaan herstel af te wachten en ondertussen thuis behandeld te worden met ademhalingsondersteuning on der leiding van het Centrum voor Thuisbeademing (CTB). In februari 2019 is klager in Turkije geopereerd aan de rechterzijde van het middenrif. In september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis. Vervolgens zijn de klachten van klager voorgelegd aan de behandelend longarts van het CTB. De brief die daarop aan klager is geschreven, is mede ondertekend door het hoofd van de IC, de beklaagde anesthesioloog, omdat het CTB in organisatorische zin onder de IC valt. Klager verwijt de anesthesioloog dat hij tekort is geschoten in de behandelovereenkomst met klager, dat er een verkeerde diagnose is gesteld en dat er in vervolg daarop een verkeerd behandelbeleid is ingesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4292

    Gegronde klacht tegen een neurochirurg. Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij tijdens een operatie de elleboogzenuw van klaagster heeft doorgesneden en dat hij onvoldoende nazorg heeft geleverd. Het college is van oordeel dat de neurochirurg de operatie niet op de juiste manier heeft uitgevoerd. Weliswaar heeft de neurochirurg verklaard dat hij de operatie heeft uitgevoerd zoals het volgens de deskundige had moeten gebeuren, maar dat is niet aannemelijk. Niet alleen is het hoogst onwaarschijnlijk dat voornoemd letsel onopgemerkt zou zijn ontstaan, temeer nu de neurochirurg heeft verklaard de operatie te hebben verricht onder de operatiemicroscoop, maar ook is de verklaring van de neurochirurg niet in overeenstemming met de bevindingen van de plastisch chirurg tijdens een revisieoperatie. De verklaring van de neurochirurg vindt ook geen steun in het – overigens erg summiere – operatieverslag. Het college is van oordeel dat het doorsnijden van de zenuw door de neurochirurg onder deze omstandigheden verwijtbaar is. Verder overweegt het college dat uit hetgeen klaagster ter zitting heeft verklaard en uit de notities in het medisch dossier blijkt dat klaagster zich kort na de operatie tweemaal bij de polikliniek heeft gemeld met de mededeling dat zij haar rechter ringvinger en pink niet meer kon gebruiken. Dit had de neurochirurg tot actie moeten bewegen, omdat dit kan wijzen op uitval van de elleboogzenuw. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5342

    Voorzittersbeslissing. Klacht is voor een deel op een dag na verjaard en voor het overige deel is deze niet volledig. Nu de wetgever heeft overwogen dat het niet redelijk is dat een zorgverlener na meer dan tien jaar nog met een klacht kan worden geconfronteerd, is de voorzitter van oordeel dat een aanvulling – waar het gaat om de concrete verwijten aan het adres van de zorgverlener – nog binnen de verjaringstermijn van tien jaar moet (kunnen) worden ingediend. Als dat anders zou zijn, zou de termijn om een klacht in te dienen worden opgerekt en langer worden dan tien jaar. De klacht is in zijn geheel niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3502

    Gegronde klacht tegen cosmetisch arts. Na intrekking van de klacht door patiënte heeft het college bepaald dat de behandeling van de klacht in het algemeen belang moet worden voortgezet. Voor het vervolg van de zaak is de inspectie als klager aangemerkt. De arts is eigenaar van en werkzaam in een cosmetische kliniek. Hij heeft bij patiënte een onderooglidcorrectie verricht. Daarbij is een complicatie opgetreden, na de operatie is beiderzijds een ectropion ontstaan. De arts heeft vervolgens tweemaal een hersteloperatie verricht en patiënte uiteindelijk verwezen naar een plastisch chirurg. De inspectie is van mening dat de arts bij het uitvoeren van de ooglidcorrectie in diverse opzichten tekortgeschoten is. Zo is patiënte onvoldoende geïnformeerd, is de schriftelijke verslaglegging ondermaats, is de arts bij de operaties niet gebleven binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen en heeft hij geen professioneel gedrag vertoont bij de bejegening van patiënte. Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt de arts de maatregel van een geheel voorwaardelijke schorsing van een jaar op, met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5067

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist GGZ. Klager verwijt de verpleegkundig specialist onder meer dat hij hem onnodige medicatie toedient en onnodige medische controles afneemt. Het college is van oordeel dat bij de verplichte behandeling van klager met medicatie en medische controles is voldaan aan het toetsingskader van de Wvggz. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.