ECLI:NL:TGZRAMS:2023:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5067

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:141
Datum uitspraak: 02-06-2023
Datum publicatie: 02-06-2023
Zaaknummer(s): A2022/5067
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist GGZ. Klager verwijt de verpleegkundig specialist onder meer dat hij hem onnodige medicatie toedient en onnodige medische controles afneemt. Het college is van oordeel dat bij de verplichte behandeling van klager met medicatie en medische controles is voldaan aan het toetsingskader van de Wvggz. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

A2022/5067

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 2 juni 2023 op de klacht van:

A,
verblijvende in B, klager,

tegen

C,
verpleegkundig specialist GGZ, werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundig specialist, gemachtigde: mr. A.K.M.T. Rongen, werkzaam in 
Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1   Klager is sinds 2020 vanwege een psychische stoornis verplicht opgenomen in verschillende 
GGZ-klinieken van D. De verpleegkundig specialist is gedurende meerdere periodes sinds 2020 zijn 
regiebehandelaar dan wel zijn waarnemend regiebehandelaar. Klager verwijt de verpleegkundig 
specialist onder meer dat hij hem onnodige medicatie toedient en onnodige medische controles 
afneemt.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is 
gekomen.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift, ontvangen op 20 oktober 2022;
-  de aanvullende stukken van klager, binnengekomen op 21 november 2022, 23 november 2022 en 10 
maart 2023;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  het e-mailbericht van de gemachtigde van de verpleegkundig specialist van 19 april 2023, met als 
bijlage een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg.

2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het 
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De klacht en de reactie van de verpleegkundig specialist
3.1  Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat hij:
a) onnodige medicatie toedient;
b) onnodige medische controles verricht, in de vorm van bloed prikken;
c) valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

3.2  De verpleegkundig specialist heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te 
verklaren.

3.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.1   De vraag is of de verpleegkundig specialist de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht 
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundig specialist. 
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundig specialist geldende 
beroepsnormen en andere professionele standaarden.

4.2   Aangezien hier sprake is van verplichte zorg is ook de Wet verplichte geestelijke 
gezondheidszorg (Wvggz) van toepassing. Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond 
van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, 
niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd- het 
gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De 
verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag 
er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. De behandeling dient blijkens het gestelde 
in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van 
de zorgverantwoordelijke.

4.3  Het college oordeelt dat de verpleegkundig specialist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft 
gehandeld.

Klachtonderdeel a) en b) gezamenlijk besproken: onnodige toediening van medicatie en onnodige 
medische controles (bloed prikken)

4.4   Klager stelt dat de verpleegkundig specialist hem tegen zijn wil onnodige medicatie toedient, 
in de vorm van injecties (depots), pillen en drankjes. Bovendien verricht de verpleegkundig 
specialist volgens klager onnodige medische controles, in de vorm van bloedafnames. Ook met deze controles is klager het niet eens.

4.5   De verpleegkundig specialist zegt dat klager lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van 
schizofrenie en middelenmisbruik, en vanaf maart 2020 in verschillende klinieken en/of afdelingen 
van D, is opgenomen op grond van elkaar opvolgende zorgmachtigingen. De verschillende 
zorgmachtigingen zijn steeds verleend voor -onder andere- het toedienen van medicatie. Het 
verrichten van medische controles is vanaf augustus 2020 in de zorgmachtigingen opgenomen als 
toegestane vorm van verplichte zorg. Volgens de verpleegkundig specialist krijgt klager 
antipsychotica toegediend om ernstig nadeel in de vorm van onder meer maatschappelijke teloorgang 
en (verbale) agressie jegens anderen, af te wenden. De verpleegkundig specialist zegt dat klager 
vanaf juli 2020 (tabletten) clozapine kreeg toegediend en dat zijn psychische toestandsbeeld daarop 
wel verbeterde, maar dat klager niet medicatietrouw was en zijn psychotische wanen toch nog bleven 
bestaan. Ook werkte hij niet voldoende mee aan de bloedafnames die noodzakelijk waren om zijn 
therapeutische spiegels te bepalen en zo zijn medicatietrouw te volgen. De behandelaars hebben 
daarop de medicatie van klager in juni 2022 gewijzigd van clozapine naar een combinatietherapie van 
amisulpride en olanzapine, omdat uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat dit een effectieve 
therapie is voor mensen bij wie clozapine geen optie is. Het psychisch toestandsbeeld van klager is 
daarop sterk verbeterd waardoor hij van een gesloten afdeling naar een besloten afdeling is 
overgeplaatst en inmiddels perspectief heeft op plaatsing op een open afdeling met op termijn 
mogelijk perspectief op een beschermde woonvorm. Volgens de verpleegkundig specialist zijn 
bloedcontroles ook bij het gebruik van olanzapine noodzakelijk, vanwege een verhoogd risico op 
metabool syndroom. Er wordt echter uitdrukkelijk rekening gehouden met de bezwaren van klager tegen 
de bloedafnames, door de frequentie hiervan te minimaliseren tot één keer in de paar maanden.

4.6   Het college merkt allereerst op dat klager in zijn klaagschrift niet gespecificeerd heeft 
over welke periode van toegediende medicatie en uitgevoerde medische controles hij klaagt. Ook is 
niet duidelijk geworden over welke medicatie hij precies klaagt. Ook al zijn deze klachtonderdelen 
naar het oordeel van het college niet voldoende gespecificeerd en ook niet voldoende onderbouwd, 
het college hecht er toch aan deze klachtonderdelen inhoudelijk te beoordelen. Het college bekijkt 
daarvoor de periode van maart 2020 tot november 2022 (de periode waarin klager in klinieken van de 
zorgaanbieder verblijft, tot aan de ontvangstdatum van zijn klaagschrift).

4.7   Het college is van oordeel dat bij de verplichte behandeling van klager met medicatie en 
medische controles is voldaan aan het toetsingskader van de Wvggz. De volgende overwegingen liggen 
hieraan ten grondslag. Uit de stukken blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis. Het 
college heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek 
gebaseerde diagnose. Tevens blijkt uit de stukken dat het gedrag van klager als gevolg van zijn 
psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, in de vorm van onder meer maatschappelijke teloorgang 
en (verbale) agressie jegens anderen. Het college stelt vast dat vanaf maart 2020 tot november 2022 
steeds sprake was van door de Rechtbank Rotterdam verleende aansluitende zorgmachtigingen voor klager. Volgens deze zorgmachtigingen waren zowel toediening van medicatie als het verrichten van medische controles 
-deze laatste vanaf augustus 2020, toen met de clozapine was gestart en bloedafnames noodzakelijk 
werden- steeds toegestane vormen van verplichte zorg. Er was dus een juridische titel op grond 
waarvan verplichte behandeling van klager mogelijk was. Op grond van artikel 8:9 Wvggz dient 
vervolgens een uitvoeringsbeslissing tot verplichte zorg te worden genomen op het moment dat de 
zorgverantwoordelijke ook daadwerkelijk verplichte zorg gaat toepassen. Omdat niet duidelijk is op 
welke periode de klacht ziet, heeft het college getoetst of er op het moment van indienen van het 
klaagschrift een geldige uitvoeringsbeslissing aanwezig was. Het college heeft geconstateerd dat er 
op 4 januari 2022 een dergelijke schriftelijke beslissing (van een psychiater) voor de duur van 
twaalf maanden ten aanzien van onder meer medicatie en medische controles aan klager is uitgereikt, 
en dat deze beslissing is gemotiveerd. Het college is verder van oordeel dat de verpleegkundig 
specialist voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van de 
medicatie en niet zonder de medische controles kon worden afgewend, en dat deze vormen van 
verplichte zorg evenredig en doelmatig waren. Ook is hierbij zoveel mogelijk rekening gehouden met 
de wensen en voorkeuren van klager, door steeds te zoeken naar de geschiktste medicatie voor klager 
en de medische controles te beperken tot één keer in de paar maanden.

4.8   Het college oordeelt verder dat het bovenstaande betekent dat de verpleegkundig specialist 
-als (waarnemend) regiebehandelaar van klager gedurende meerdere periodes tussen maart 2020 en 
november 2022- klager tegen zijn wil mocht behandelen met de noodzakelijke medicatie en medische 
controles. Ook anderszins is noch gesteld noch gebleken dat de verpleegkundig specialist bij de 
behandeling van klager (met medicatie en medische controles) niet als een redelijk bekwame en 
redelijk handelende verpleegkundig specialist zou hebben gehandeld. Daarom zijn de beide 
klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) valsheid in geschrifte
4.9  Volgens klager heeft de verpleegkundig specialist valsheid in geschrifte gepleegd, waarbij 
klager bewust is beschadigd.

4.10  Het college is van oordeel dat klager dit klachtonderdeel noch heeft gespecificeerd, noch 
heeft onderbouwd. Ook anderszins is niet gebleken dat de verpleegkundig specialist valsheid in 
geschrifte heeft gepleegd. Het college is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel kennelijk 
ongegrond is.

Slotsom
4.11  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond 
zijn.

5. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door P.J. van Eekeren, voorzitter,
W.M.E. Bil en E.M. Rozemeijer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris.